10
eachpunt fan heechweardige wurkgelegenheifgeografyske en histoaryske kennis fan saken, fan stimu-
learring en jitte oare foardielen ek oare en binammen noardlike buro's de kans hawwe moatte har ken
nis oan to bieden."
En nou kin ik my der hiel wol yn fine as wy yn sé geane mei it buro ut Amersfoort, mar ik soe
dochs graech de mooglikheit undersykje wolle oft dieltaken net öfskoud wurde kinne nei dizze regio.
De moasje bied ik hjirby oan oan de foarsitter.
De Voorzitter: Ik zal trachten zo goed mogelijk in te gaan op de verschillende opmerkingen die
van de zijde van de raad zijn gemaakt. Ik zou willen beginnen met eerst wat algemene kanttekeningen
te maken die natuurlijk wel betrekking zullen hebben op datgene wat door u naar voren is gebracht.
De heer Geerts heeft de opmerking gemaakt dat het beter was geweest dat wij in de raadsbrief in
waren gegaan op of tenminste een korte motivering hadden gegeven van het verbreken van de contac
ten met het I.B.V. Ik ben het met hem eens dat het beter was geweest daar in de raadsbrief een korte
motivering van te geven en niet alleen te verwijzen naar stukken die niet openbaar zijn. Helaas waren
op het moment dat dit in de Commissie R.O. aan de orde kwam de raadsstukken al uit, anders hadden
wij alsnog die correctie aangebracht. Ik zou bij deze willen zeggen dat de voornaamste reden van het
verbreken van de banden met het I.B.V. is geweest dat er door de kleine bezetting van het I.B.V. op
dit gebied en het ontslag van de belangrijkste medewerker aan de opstelling van het plan voor Leeu
warden geen voldoende waarborgen waren voor de continuïteit van de werkzaamheden. Dat is dus de
hoofdmotivering geweest dat wij hebben gemeend met dit bureau te moeten kappen. Er is vanuit de raad
ook opgemerkt - m.n. de heer Singelsma heeft dat gedaan - dat er wel eerder opmerkingen zijn ge
maakt m.b.t. dit bureau. Ik moet u zeggen dat het moeilijker is dan althans sommigen van u veronder
stellen om te kappen met een bureau waarmee je in zee bent gegaan en waarmee je onderweg bent; dat
is uitermate moeilijk. De reden dat wij het nu wel hebben gedaan is tweeërlei, punt 1 is dat de situa
tie zich zo had ontwikkeld dat wij om de reden die ik net noemde niet door konden gaan, maar punt
2 is dat wij net op een moment waren beland dat het technisch redelijk mogelijk was om over te stap
pen op een andere werkwijze; een bepaald deel was afgesloten en voor het vervolg daarop - wij heb
ben dat heel ernstig overwogen - zou zonder al te grote schokken op een andere werkwijze kunnen
worden over gestapt. Ik zou nogmaals met nadruk willen zeggen dat het moeilijker is dan sommigen van
u veronderstellen om op een bepaald moment te kappen met een organisatie die je eenmaal in het totale
bestel hebt ingeschakeld. De heer Singelsma zei dat het niet vaak voor komt dat een gemeente zo ge-
ma kkelijk van een bureau af komt. Ik kan u echter de verzekering geven dat het heus nog niet zo ge
makkelijk is geweest, daar zijn wel een flink aantal gesprekken aan gewijd die tot de moeilijkste be
horen die wij als college moeten voeren. Ik wil daaraan toevoegen dat wij uiteindelijk na een aantal
moeilijke gesprekken op een redelijk bevredigende wijze de verbintenissen met het I.B.V. hebben kun
nen verbreken. Ik kan u ook meedelen dat wij niet verwachten - daar zijn duidelijke aanwijzingen
voor - dat dit bureau nog met bepaalde claims zal komen. Wij hebben intussen de eindafrekening al
gekregen; die wordt op het ogenblik bekeken. Ik kan u wel reeds meedelen dat die ons niet onredelijk
lijkt. Wij hebben nog wel enkele meningsverschillen met dit bureau over eerder ingediende rekeningen;
daarover zal het overleg nog worden voortgezet. Het enige dat wij nog verwachten - over dat punt is
in de Commissie R.O. ook uitvoerig gediscussieerd - is de zaak van de kosten die verbonden zijn aan
de overdracht van bepaalde gegevens aan het bureau Dwars, Heederik en Verhey; dat is de enige reke
ning die wij nog hebben te verwachten en helaas kunnen wij op dit moment nog niet meedelen welke
de daaraan verbonden kosten zullen zijn. ik heb, ook op grond van de gesprekken die er geweest zijn,
de verwachting dat die kosten redelijk zullen zijn, maar begrijp goed wat ik zeg, het is een verwach
ting en geen zekerheid, ik weet het pas definitief als daar nader bericht over is gekomen. Dat t.a.v.
het probleem m.b.t. het I.B.V. Ik heb er weinig behoefte aan en ik geloof ook niet dat het erg zinvol is
nu nog in te gaan op de historie van de afgelopen 10 jaar, hoe wij tot dit bureau zijn gekomen en de
problemen die er inderdaad zijn geweest. Nu wij afscheid van dit bureau hebben genomen wil ik toch
ook met nadruk zeggen dat met diverse medewerkers van dit bureau toch ook op een goede wijze is sa
mengewerkt. Het zou niet eerlijk zijn om te generaliseren en te zeggen dat het bij wijze van spreken
een continu proces van moeilijkheden zou zijn geweest van 1966 tot nu toe, want dat is niet zo. Ik er
ken echter wel dat zich een aantal keren vrij moeilijke problemen hebben voorgedaan van organisato
rische aard. (De hear Singelsma: Nei de uttocht fan de idéalisten.) Ik volsta met deze mededeling.
Dan de kwestie van een nieuw bureau. Ik zou allereerst willen stellen dat wij in een situatie ver
keren dat wij geen keus hebben; wij moeten het verkeersstructuurplan af maken - dat hoeft geen groot
probleem meer te worden; dat is u bekend, dat is duidelijk gebleken in de Commissie R.O. - en wij
moeten ook een verkeerscirculatieplan hebben. Men kan dat betreuren, maar wij hebben geen keus.
Het is een verplichting die ons wordt opgelegd door de rijksoverheid. Het is een verplichting die
11
indirect is, het vloeit niet voort uit een wet, maar het betreft hier voorwaarden die ons gesteld worden
- niet alleen ons maar ook andere grote en middelgrote gemeenten - om voor bepaalde subsidies in
aanmerking te kunnen komen en daar ligt onze kwetsbaarheid. Ik noem het subsidie voor het openbaar
vervoer. U weet dat de minister heeft toegezegd dat vanaf 1976 ook voor gemeenten als Leeuwarden de
totale lasten van het openbaar vervoer, dus van de Stadsautobusdienst, door de rijksoverheid zullen
worden overgenomen onder bepaalde voorwaarden. En daarbij hoort dat wij een verkeerscirculatieplan
maken. Wij hebben wat dat betreft geen keus, want de enige keus zou zijn dat wij stoppen met de
stadsbussen of zelf de kosten van de stadsdienst weer voor onze rekening nemen. U weet net zo goed
als ik dat dat een last is die wij gewoon niet kunnen dragen; wij zouden door andere dingen een streep
moeten halen, andere dingen die wij niet alleen graag willen maar tegenover de gemeenschap ook moe
ten doen. In de tweede plaats is het maken van een verkeerscirculatieplan een voorwaarde om in aan
merking te komen voor subsidies voor werken van infrastructurele aard. Het overleg met het ministerie
is zodanig - ik zou dat een goed overleg willen noemen - daf subsidies ons niet worden onthouden zo
lang men op het ministerie weet dat wij serieus bezig zijn op een wijze die de instemming van de mi
nister heeft. Een bewijs daarvan is dat wij net een subsidie van meer dan 20 miljoen hebben gekregen
voor het oosttangent, een bedrag dat wij nooit en te nimmer zelf op hadden kunnen brengen. Daarbij
was het alternatief simpel öf niet uitvoeren of aan de subsidievoorwaarden voldoen. Dit soort werken
zullen er in de toekomst meer komen. Als wij verder willen en moeten discussiëren over - ik noem
maar een paar voorbeelden - een Oostergoweg, een aansluiting van de Oostergoweg op de binnenstad
en een verbinding ten zuiden van het Van Harinxmakanaal dan is het duidelijk dat wij die werken in de
toekomst alleen zullen kunnen uitvoeren met heel hoge subsidies die uitsluitend zullen worden gegeven
wanneer wij een verkeersstructuurplan en een verkeerscirculatieplan hebben. Een laatste punt, een fa
cet dat de laatste tijd in toenemende mate opdoemt. Wij willen veel doen aan de binnenstad en wij
zullen er van uit moeten gaan dat wij, wanneer wij niet aan bepaalde voorwaarden voldoen, ook voor
de uitwerking van onze binnenstadsproblematiek - dat zal enorm veel geld kosten - geen subsidies
krijgen; helaas moeten wij ook daarvoor voldoen aan de gestelde voorwaarden en ook daar zal het ver
keerscirculatieplan een onderdeel van vormen. De verdere uitwerking zal ook in belangrijke mate op
verkeersproblemen betrekking moeten hebben, dus ook daarbij worden wij er weer mee geconfronteerd.
Deze drie facetten wil ik u onder ogen brengen. Ik hoop dat ik hiermee uiteen heb gezet dat wij geen
keus hebben. Niet alleen wij maar ook andere gemeenten moeten de aan het maken van de verkeers
plannen verbonden kosten grotendeels zelf dragen uit de algemene uitkering die wij krijgen. De direc
te kosten aan deze plannen verbonden moeten wij behoudens bepaalde bijdragen die wij toch wel ge
had hebben - die waren echt van ondergeschikte betekenis - zelf dragen.
De heer Geerts heeft gevraagd of het niet eenvoudiger kan. Ook wij hebben ons die vraag gesteld.
Ook wij hebben moeten constateren dat men in het verleden van de zijde van het Ministerie van Ver
keer en Waterstaat veel zwaardere eisen aan de gemeenten heeft gesteld dan op dit moment nog gelden.
Er is al opgemerkt - de heer Geerts heeft dat, meen ik, gesteld - dat dit een vrij recente ontwikke
ling is die nieuw is. Zoekend en tastend probeert men de juiste weg te vinden in een bepaald samen
spel met de gemeenten, zowel in het vlak van overheid en V.N.G. - er is een goed samenspel ook op
deze punten; dat verzeker ik u, ik maak dat van nabij mee als bestuurslid van de V.N.G. - als in
contacten tussen ministerie en individuele gemeenten; vooral de grotere gemeenten hebben een goed
contact met het ministerie over deze kwestie. Maar ook wij hebben moeten constateren dat men in het
verleden hogere eisen stelde dan op dit moment. Dit wetende en op de scheidslijn staande van dit mo
ment is weth. Rijpma kort geleden met enkele medewerkers naar Den Haag getogen en heeft uitvoerig
over dit probleem gepraat; hij heeft duidelijk gezegd dat wij voor de moeilijkheid staan dat wij nieu
we kredieten moeten vragen en de zekerheid moeten hebben dat wij niet meer vragen en niet meer doen
in deze gemeente dan strikt noodzakelijk is. Na die gesprekken op het departement is overleg gepleegd
met Dwars, Heederik en Verhey en is de begroting te voorschijn gekomen die nu aan u wordt voorge
legd. Het is niet zinvol op dit moment te stellen dat wij nogmaals overleg zouden moeten plegen over
de vraag of wij met eenvoudiger plannen zouden kunnen komen want dat is niet haalbaar. Ik zou er
echter wel aan toe willen voegen dat wij straks in overleg bezig gaan. Ik wil u wel toezeggen dat wij,
zodra wij zouden merken dat wij tegen dingen aan lopen waarvan wij de redelijkheid en de zin niet
zien en waarbij de vraag opkomt of bepaalde nadere onderzoeken of bepaalde nadere rapporten of de
len van rapporten wel gemaakt moeten worden, niet zullen schromen opnieuw overleg te plegen en na
te gaan of wij dat niet kunnen nalaten, kunnen vereenvoudigen of kunnen verminderen; daartoe zullen
wij eventueel met de minister persoonlijk contact opnemen als wij zouden twijfelen of wij bij de be
voegde ambtenaren te dien aanzien wel voldoende satisfactie krijgen. Die toezegging wil ik beslist
wel doen. Wij hebben ons echter overtuigd en wij hebben de indruk dat dit op dit moment het uiterste