4
Punten 11 en 12 (bijlagen nos. 314 en 321
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 13 (bijlage no. 309).
De heer De GreetHet zal u niet verbazen dat onze fractie niet akkoord gaat met het voorstel dat
nu ter tafel ligt. De reden zal u ook niet bevreemden. Wij zijn geen voorstander gebleken van het struc
tuurplan. Wij zouden graag hebben gezien dat er een andere oplossing was gevonden, m.n. dat men
buiten de stad al had kunnen kiezen voor een weg die toch naar de binnenstad leidde maar dan op een
andere manier. De conclusie is dat wij niet akkoord kunnen gaan met dit voorstel omdat wij eigenlijk
iets anders willen. Ook is het zo dat wij graag hadden gezien hoe dit zich verhoudt tot de circulatie
plannen. Wij hebben nog een vage hoop dat die er toe zullen leiden dat er voor een minder radicale
oplossing wordt gekozen. Wij vinden het daarom onverstandig om nu al zo'n voorbereidingskrediet uit te
trekken. Wij stemmen daarom dus tegen.
De heer Geerts: Wij zijn wel akkoord met het verlenen van het krediet. Ik heb echter nog wel een
opmerking die misschien niet rechtstreeks te maken heeft met het krediet maar die over de inhoudelijke
zijde van het plan gaat. U hebt in de raadsbrief terecht gezegd dat er een motie is aangenomen bij de
behandeling van de prénota voor het Verkeers- en Vervoersplan waarin staat dat vooralsnog bij de Oos-
tergoweg uitgegaan moet worden van twee rijstroken. Die motie had natuurlijk een achtergrond. Er was
mee bedoeld te zeggen dat bij de rooilijnen en dergelijke rekening gehouden moet worden met deze
mogelijkheid. Een ander punt is dat in ieder geval onze fractie in de discussie over een verkeers- en
vervoersplan een hard gegeven heeft ingebouwd; dat is de tweestrooks basisweg. Wij hebben dat ook
niet een,onderwerp van discussie willen maken, wij willen dat inderdaad als hard gegeven invoeren om
te vermijden dat er een doem op die straat komt van: Goed, wij mogen nu blijven staan, maar in de
toekomst niet meer. Het lijkt ons niet logisch dat bij een tweestrooks basisweg een viaduct zou komen
dat breder is dan tweestrooks. Wij willen daarom ook graag zeggen dat wij er van uitgaan dat u in uw
plannen een viaduct opneemt dat uitgaat van twee stroken voor de Oostergoweg. Een financieel punt
daarbij is dat wij dan toestanden vermijden zoals die zich nu voordoen bij de Prins Hendrikbrug waar
wij al vele jaren een veel te brede brug hebben liggen wat ook een behoorlijk stuk renteverlies oplevert.
Ons uitgangspunt is dat u bij de ontwikkeling van de plannen uit zal moeten gaan van een kunstwerk dat
twee rijstroken bevat.
De heer Rijpma (weth.): Ik dacht dat de opmerking van de heer De Greef meer een stemverklaring
was waar ik aan voorbij kan gaan.
N.a.v. de opmerkingen van de heer Geerts het volgende. Er is inmiddels een werkgroep ingesteld
die de passage Oostergoweg/spoorlijn en de aansluiting op de toeleverende wegen moet gaan bestude
ren. Daarvoor is een deel van het krediet nodig. Ik ben niet technisch genoeg om direct te kunnen zeg
gen welke voorzieningen er, als het woord "vooralsnog" blijft staan, toch in de kruising aanwezig
moeten zijn wanneer er een onderdoorgang onder de spoorlijn gecreëerd moet worden. Aan de andere
kant dacht ik dat wij het elkaar niet moeilijk hoeven te maken want het resultaat van de studie - wij
hebben goede nota genomen van uw opmerkingen - krijgt u alvorens er verder aan wordt gewerkt.
De heer Geerts: Ik heb deze opmerkingen gemaakt om te vermijden dat er een hoeveelheid studie
wordt gepleegd en met een rapport wordt gekomen waarbij niet wordt uitgegaan van de intenties die wij
nu hebben. Dat zou er aanleiding toe kunnen geven dat er een heleboel verspilde arbeid gedaan zou
worden.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat de heren De
Greef en Van der Wal wensen te worden geacht tegen te hebben gestemd.
Punt 14 (bijlage no. 297).
De heer Bijkersma: Onze fractie wil gaarne zijn waardering uiten voor het ambitieuze plan tot uit
voering van de oplossingen van de moeilijkheden in de binnenstad. Met ons zullen velen de mening
zijn toegedaan dat het een zeer ambitieus plan is. U hebt het in uw raadsbrief al gezegd, er zullen
zich natuurlijk in de toekomst wel moeilijkheden voordoen.
Dat wij bij dit agendapunt toch iets willen zeggen vindt niet alleen zijn oorzaak in de waarde
5
ring die wij voor het plan hebben; er zijn toch ook enkele vraagtekens die wij willen zetten bij de in
leiding van de werkgroep, een inleiding die onlosmakelijk verbonden is aan het plan tot uitvoering.
Het gaat daarbij om een drietal vraagtekens. In de eerste plaats stelt de werkgroep dat zij er van uit
gaat dat de personeelsuitbreiding van de Dienst Stadsontwikkeling normaal zijn voortgang zal vinden.
Wij dachten dat wij daar i.v.m. de huidige economische toestand niet direct op in moeten gaan, maar
dat wij dat in het kader van de verdere economische ontwikkeling moeten bekijken; wij vinden dus dat
wij niet direct vast moeten houden aan deze opmerking van de werkgroep.
Een tweede opmerking willen wij plaatsen bij de problemen die zich zullen voordoen bij het in
stellen van de lussen. De werkgroep stelt dat zij niet in staat is geweest om van te voren een onderzoek
in te stellen naar de problemen die zich zullen voordoen na het instellen van de lussen en het realise
ren daarvan. Zij wil dat oplossen door aan de hand van de zich voordoende moeilijkheden de oplossin
gen te verwerken. Onze vraag is: Krijgen de burgers bij de problemen die zich dan voor zullen doen
- zij zullen dan wellicht ook moeilijkheden ondervinden - ook de gelegenheid tot inspraak om hun
problemen in de oplossingen te verwerken? Ik bedoel hiermee te zeggen dat wij hopen dat de correc
ties niet alleen van technische aard zijn.
De derde opmerking die wij willen plaatsen bij de inleiding is de volgende. In punt 7 brengt de
werkgroep een filosofie naar voren waarin zij onder meer stelt - ik citeer het niet, maar hier komt het
ongeveer op neer -: De vernieuwing van de binnenstad moet niet worden bepaald door vermeende fi
nanciële moeilijkheden. Dat is een filosofie die ik de werkgroep gaarne gun. Het is echter zo dat, als
wij het plan aannemenwij ook de inleiding aannemen; dat wil dus zeggen dat de filosofie van de werk
groep dan ook de onze is geworden. Wij dachten echter dat dat hier niet in thuis hoorde.
Deze vraagtekens zijn bij ons gerezen. Die vraagtekens zullen ons er niet van weerhouden voor
het plan te stemmen, maar wij rekenen er wel op dat de wethouder bij de uitvoering onze opmerkingen
hieromtrent zal verwerken bij zijn besluitvoering
De hear Miedema: Us tank foar dit rapport oer de binnenstêd. Der wurdt us nou in oardiel frege oer
de utfieringsstruktuer en dan kinne wy net oars sizze as: Wy binne bliid dat it safier is. Twa jier lyn is
it struktuerplan fêststeld en sahwat krekt trije jier lyn hawwe wy der yn dizze ried oer diskussiearre
hoe't it mei us binnenstêd moat. Doe wie it miskien allegearre noch hwat dizenich. Ik sil net sizze dat
it nou dudlik is, mar wy binne dochs fierder kommen; wy krije ienich sicht op de kosten, wy krije ie-
nich sicht op de hiele Ontwikkeling fan de utfiering en ik leau, dat jowt in boarger en in riedslid moed.
Dat it allegearre, nettsjinsteande dit rapport, noch hwat dizenich is fine wy net sa slim. Der wurdt yn
it rapport steld dat it net bikend is oft de utfiering fan it plan yn 14 of yn 25 jier réalisearre wurde kin.
Der wurdt ek net in kar ut makke, it binne gewoan twa getallen dy't falie en hwerom't dy getallen der
yn steane is net hielendal dudlik; jo soene ek 7 en 28 jier neame kinne. Jo soene jo foarstelle kinne
dat der sein waerd: It maksimum dat wy op us bigreating frij meitsje kinne foar dit wurk moat in yndi-
kaesje wêze foar de tiid dy't it duorret. Dy forbining haw ik net fine kinnen. Der wurdt sein - de hear
Bijkersma hat it hjir ek al oer hawn -: De gefolgen fan de ynstelling fan lussen moatte wy öfwachtsje
en dy moatte wy op us öfkomme litte. Jo kinne sizze dat dat in forkearde bislutfoarming is. Ik soe my
foarstelle kinne dat der sein wurdt: As jo sa'n bilangrike yngreep dogge dan moatte jo alle undersiken
dwaen dy't dien wurde kinne foar't jo in forantwurde bislissing nimme kinne. Myn fraksje dielt dizze
miening net. Myn fraksje giet akkoart mei de troch jo foarstelde gong fan saken, hwant as wy alles un-
dersykje sil Ie dan bliuwe wy oan it undersykjen en dan komt der nea hwat klear. Hwat dat oanbilanget
binne wy dus wol ungefear akkoart mei de gong fan saken sa't dy hjir foarsteld wurdt. Der binne net
tsjinsteande dizze algemiene opmerking noch wol in pear punten hwer't ik yn it bisünder noch even op
yngean wol
Der wurdt steld dat de lus op de Nijestêd it earst yn utfiering komt. Wy krije der binnen net al to
lange tiid in apart riedsfoarstel oer en wy kinne der dan oer diskussiearjeNettsjinsteande dat haw ik
der dochs bihoefte oan om in opmerking oer dizze lus to meitsjen. Ik hoopje dat it kolleezje dy opmer
king meinimme wol yn it foorstel dat wy straks krije en miskien kinne wy dan op in flottere manier sa
ken dwaen. Hwat is ntlit gefal. It kolleezje stelt: Wy witte net hokker gefolgen dizze lus hat, wy
witte net hokker gefolgen dy op oare kruspunten hat en wy moatte altyd werom skeakelje kinne. Dit
leste hear ik mefr. Brandenburg noch sizzen: Wy moatte altyd werom skeakelje kinne. It kolleezje hat
dit goed oernommen, it stiet nou yn in offisiéle nota. (Mefr. Brandenburg-Sjoerdsma: Sa sjogge jo mar.)
Ik bin it wol folslein mei jimme iens hwat dat werom skeakeljen oanbilanget, allinnich, jo skriuwe dat
makliker yn sa'n rapport as dat jo it wier meitsje. As jo dy lus op de Nijestêd réalisearje sa't it yn it
rapport stiet, ntl. de noordkant fan de Nijestêd "wandelzone" en de Weard "wandelzone" en jo komme
ta de Ontdekking dat de problemen op de Kelders en op de Brol tige great wurde, dan kinne jo de
Weard net tydlik iepen stelle, hwant dat is kuijergebiet en dêr leit dan in sierbistratingWy wolle