6
net foarut rinne op it foorstel mar us fraksje is fan miening dat it, as dat foorstel straks komt, miskien
gunstich wêze soe der oer to tinken de Weard Weard to litten oant it momint dat de lus Piperstrjitte/
Brol ek réalisearre is. Dan hawwe wy minder kans dat der greate swierrichheden komme en ik leau dat
wy dy meiinoar foarkomme moatte. Dit is in hiel foarsichtige oantsjutting hoe't us fraksje tinkt en ik
hoopje dat it kolleezje en de tsjinst hjir by de utwurking fan de plannen hwat rekken mei hólde kinne.
Der wurde nochal hwat greate sifers neamd m.b.t. de kosten. Wy hawwe der bigryp foar en it is us
ek net öffallen dat der greate sifers kamen. Mei ien punt hat myn fraksje it lykwols op dit momint net
maklik en wy freegje us óf hoe't it kolleezje dit sjocht. As wy ja sizze tsjin dit rapport lizze dan de
greate bidragen dy11 op de bigreating 1 977 foar de binnenstêd en foar de ynstelling fan de lussen skat
binne fêst of fait hjir by de bigreatingsbihanneling noch oer to praten? Wy hawwe der hwat muoite
mei om op dit momint, foar't de ófdiel ingsgearkomsten west hawwe en wy mei de bigreatingsbihanne-
ling bigoun binne, it hiele oerskot op us bigreating yn dit boek to stekken. Ik sil net sizze dat it dan
net in goede bistimming krijt. Ik soe my lykwols ek foarstelle kinne dat jo as jo straks tidens de bigrea
tingsbihannel ing noch ris in post tsjin komme dat jo sizze: Fordikkemy, hjirfoar is eins gjin oare dekking
to finen as hjirre. Al hoe goed de bidoelingen binne, de kans dat de tsjinst.om hokker reden ek de plan
nen yn 1 977 net klear hat, dat it subsydzje net komt, dat der noch in riolearring makke wurde moat
hwertroch jo in bipaeld wurk net utfiere kinne is oanwêzich, koartom, der is in mooglikheit dat wy
dizze jiIden dy't wy op dizze bigreatingspost fêstlein hawwe net bruke kinne en dêrom hie us fraksje
der wol bihoefte oan om to sizzen: Wy kinne dêr noch ris oer prate en wy kinne der noch ris oer tinke.
Myn fraech is dan ek: Hwat is it idé fan it kolleezje, lizze dy bidragen fêst of kin hjir by de bigrea
tingsbihannel ing noch oer praet wurde?
Dan noch in leste opmerking yn earste ynstansje. Der wurdt praet oer in parkeargaraezje op it
Wilhelminaplein. Oer in parkeargaraezje op it Wilhelminaplein yn dizze foarm is by de bihanneling
fan it struktuerplan en de doeleinenota binnenstêd net praet wurden. Doe is der praet oer parkearen op
it Wilhelminaplein, doe is der praet oer in soarte fan blokkedoaze as tydlike foarsjenning, mar nou
wurdt der praet oer in parkeargaraezje under de groun. Ik leau, wy koene dêr doe net oer prate omt de
finansiéle mooglikheden op dat stuit net reéel wiene. It skynt sa to wêzen dat it der nou hwat gunstiger
foar stiet. De manier hwerop dit yn de publisiteit kommen is hat miskien net hielendal idéael west. Dat
it nou yn dit boek stiet haw ik gjin inkel biswier tsjin. Wy sille ek mei bilangstelling it fierdere forrin
fan dit plan ófwachtsje. Wy binne allinnich wol nijsgjirrich hoe lang dit plan noch op him wachtsje lit.
Ik haw dochs it idé - myn fraksje tinkt der ek sa oer - dat, as wy op it mêd fan undergrounske par-
keargaraezjes noch hwat dwaen wolle, it miskien sinnich is dat wy ut'e ried binne hwat wy wolle en
hwat wy kinne, hwant de subsydzjemooglikheden kinne wol ris net unbiheind wêze hwat fierder wy nei
hjoed libje. Dan soe it dochs wol sin hawwe kinne dat wy bisykje der by to wêzen as it noch kin.
By dizze inkele opmerkingen woe ik it yn earste ynstansje litte. Ik wachtsje mei bilangstelling it
kommentaer fan efter de tafel wei óf.
De heer Geerts: Het structuurplan voor de binnenstad is op 5 augustus 1974 na een vrij langdurige
en boeiende discussie aangenomen. Het is nu 13 september 1976 en wij hebben nu dit uitvoeringsplan ter
bespreking. Wij zijn bijzonder ingenomen met de systematische wijze waarop dit plan is samengesteld.
Er is een zeer grote hoeveelheid werk verricht, alle lof voor al het werk dat door de dienst, de pro
jectgroepen en de contactgroepen is gedaan. Wij zijn wat verwonderd over de wijze waarop dit rapport
gepresenteerd is voordat over de inhoud en de intenties die in dit rapport worden uitgesproken overleg
was geweest. Maar naast deze verwondering over de presentatie is er toch wel de bewondering voor het
plan als zodanig, het is een samenhangend plan, het ene volgt logisch uit het andere.
Het kernpunt bij de beschouwingen is welke tactiek wij zullen moeten volgen. Zullen wij optimis
tisch moeten zijn, aanhaken bij de huidige politieke welwillendheid tegenover stadsvernieuwing, zo
veel mogelijk uit de rijkspot halen oftewel met een ambitieus programma komen of moeten wij pessimis
tisch of, anders gezegd, reëel zijn en niet meer plannen uitvoeren dan wij aan kunnen, financieel zo
wel als technisch? Of is er misschien een soort middenweg? Deze keuze is niet gemakkelijk. Het col-
l®9® 9aQf duidelijk uit van de optimistische kijk op de zaak, hoewel hier en daar wel wat reserves zijn
ingebouwd. Die optimistische kijk op de zaak houdt gevaren in. Ten eerste de kans op frustratie van
degenen die in het proces moeten meedenken in het kader van de inspraak. De optimistische keuze
gaat uit van een groter rijkssubsidie dan volgens de huidige wetgeving mogelijk is. De kans op vastlo
pen van de hele plannenmakerij is duidelijk aanwezig, als de pot op is is de kans dat je niets meer
krijgt vrij groot. Als de zaak vast zou lopen dan moet er getemporiseerd worden en die temporisering
zal inhouden dat een aantal projecten voor een langere duur uitgesteld moeten worden, maar dan is de
burgerij inmiddels, volgens het schema, gemobiliseerd en de teleurstelling dat het project niet volgens
het schema zal worden uitgevoerd zou heel gemakkelijk kunnen leiden tot verlies van geloof in
7
stadsvernieuwingsplannen. Dat is op zich een zeer ernstige zaak, want het moeilijke gebeuren dat
stadsvernieuwing is staat of valt met het geloof dat de bewoners, eigenaars en huurders hebben in deze
plannenmakerij. Ik heb overigens ook begrepen dat bij de dienst verschillend wordt gedacht over de
technische uitvoerbaarheid. De vraag is dan: Wordt er niet te veel overhoop gehaald in te korte tijd?
Loopt het functioneren van de binnenstad, weliswaar tijdelijk, geen gevaar, wordt niet het hele ge
beuren in de binnenstad ontwricht? Een andere vraag is of de dienst het aan kan. Zijn wij er met het
aantrekken van externe deskundigen? Het is blijkens de raadsbrief duidelijk dat ook het college hier
over twijfel heeft. Een ander gevaar is nog dat de plannen toch een eigen leven gaan leiden. Er is een
groot aantal mensen intensief mee bezig en dan zal het moeilijk kunnen worden om de zaak af te rem
men. Dat is op zich een heel menselijke zaak, er is veel moeite voor gedaan en men wil er dan ook.
iets van maken. Het gevaar is aanwezig dat een te groot gedeelte van het gemeentelijke budget - ik
zeg nadrukkelijk "te" groot want wij ontkennen niet dat deze plannen zeer belangrijk zijn - wordt
vastgelegd voor deze plannen. De heer Miedema heeft deze vrees ook al min of meer uitgesproken. Een
en ander hangt, dacht ik, sterk af van de manier waarop wij temporiseren als dot zou moeten gebeuren.
Verdraagt het complex van plannen het opschuiven van het geheel, is het inderdaad mogelijk om, zo
als de heer Miedema zei, de plannen niet in 14 jaar maar in 25 jaar uit te voeren? Is het in deze
planning mogelijk dat diverse plannen afzonderlijk naar achteren geschoven worden of is deze materie
zo verweven - ik denk aan zaken als riolering enz. - dat het ene niet kan zonder het andere? In dat
laatste geval zouden er nieuwe schema's gemaakt moeten worden uitgaande van een minder ambitieuze
opzet. Die nieuwe schema's, die minder ambitieuze opzet, is niet datgene wat wij vanavond bespreken.
Al deze vraagpunten maken dat onze fractie het eigenlijk wat moeilijk vindt hier vanavond over te be
slissen. Onze fractie heeft dan ook overwogen voor te stellen om het voorstel aan te houden tot de be
grotingsvergadering. Uw beantwoording van de vragen die ik net gesteld heb zal het fractiestandpunt
wel bepalen. Maar de kernvraag is: Is temporisering mogelijk, hoe ziet die temporisering er uit, is het
een temporisering van het geheel der plannen of van afzonderlijke plannen? Kan dit laatste in verband
met de verwevenheid van de plannen onderling? Als dat niet het geval is moeten wij dan uitgaan van
een geheel nieuwe plannenmakerij? De hoofdvraag komt er op neer: Kunnen wij vanavond geargumen
teerd beslissen over deze zaak? Ik wacht met belangstelling uw reacties af.
Over het inhoudelijke gedeelte van de plannen nog het volgende. U spreekt in de raadsbrief over
het aanwijzen van het gedeelte binnen de stadsgrachten als beschermd stadsgezicht. Het gedeelte bui
ten de stadsgrachten haalt u er uit. Ik neem aan dat dit te maken heeft met het feit dat de plannen voor
de schil niet tijdig genoeg gereed zullen zijn om aan de wettelijke vereisten te voldoen die volgen uit
het aanwijzen van een beschermd stadsgezicht. Ik geloof echter dat die zelfde argumenten ook zouden
kunnen gelden voor het gedeelte binnen de stadsgrachten. Wij willen graag uitspreken dat wij aanwij
zing van Leeuwarden als beschermd stadsgezicht ook geldend voor de grachtenwand buiten de grachten
toch zouden prefereren. Wij zien eigenlijk niet in waarom dat vanavond ook niet zou kunnen gebeuren.
De heer Miedema heeft nog even het punt van het Wilhelminaplein genoemd. Hij heeft daarbij ge
steld dat er indertijd niet gesproken kon worden over een parkeergarage op het Wilhelminaplein omdat
er toen niet genoeg financiën waren. Ik wil met nadruk zeggen dat in de discussie over het structuurplan
in ieder geval de intentie van deze fractie is geweest dat het niet alleen een financiële achtergrond is
van waaruit wij zeggen dat die parkeergarage niet op het Wilhelminaplein moet komen, maar dat ook
andere motieven meegespeeld hebben. Het is mogelijk dat er een aantal van die motieven vervallen
zijn. Maar om nu te zeggen dat het alleen i.v.m. de financiën toen niet mogelijk was en nu wel en dat
dat ding er daarom moet komen, daar zijn wij nog lang niet aan toe. Wij willen graag dat dit gefun
deerd onderzocht wordt; daarna kunnen wij er alsnog een oordeel over geven. Ik dacht niet dat er over
haasting gepleegd moet worden.
De heer Van der Wal: Mijn fractie kan akkoord gaan de uitvoering van het structuurplan voor de
binnenstad 1974 ter hand te nemen op basis van de in het betreffende rapport voorgestelde principi
ële beslissingen. Uitdrukkelijk wil ik hierbij stellen dat wij het niet in alle gevallen eens zijn met het
gestelde in het rapport Uitvoering Structuurplan Binnenstad. In grote lijnen kunnen wij ons echter vin
den in de voorgestelde aanpak van de rehabilitatie van de binnenstad. Ook wij realiseren ons dat er
risico's verbonden zijn aan deze ambitieuze planning. M.n. op het financiële vlak zijn er tegenvallers
te verwachten. Met het oog op de financiële middelen die de nieuwe Wet op de Stadsvernieuwing in
het vooruitzicht stelt zijn wij het met het college eens dat wij het er op moeten wagen. „Wie niet
waagt wie niet wint"geldt zeker in dit stadium voor de stadsvernieuwing. Te lang reeds is de binnen
stad overgeleverd geweest aan verwoestende ontwikkelingen. De ontvolking van de binnenstad lijkt nu
gestopt, maar de voor de binnenstad rampzalige schaalvergroting gaat nog steeds en ongehinderd door.
Zelfs met de onderhavige voortvarende planning zal het nog vele jaren duren voor er voor de binnen-