stad overal rechtsgeldige bestemmingsplannen voor handen zijn. M.n. in het Stationskwartier, Willems kade en omgeving, zet de binnenstadvernielende schaalvergroting door ondanks de beleidsuitspraken van deze raad vervat in het structuurplan voor de binnenstad. Ook m.b.t. de Oosterkade en omgeving dienen zich dergelijke ontwikkelingen reeds aan. Er van uitgaande dat het vanzelfsprekend is dat het college van b. en w. zich bij zijn handelen gebonden acht aan de beleidsuitspraken van deze gemeen teraad zoals deze m.b.t. de binnenstad zijn neergelegd in de inhoud en geest van het recente structuur plan moet ik de vraag stellen hoe het college in de jaren die ons scheiden van ter plaatse rechtsgeldige bestemmingsplannen denkt te handelen bij ontwikkelingen die in strijd zijn met het geldige structuur plan. In hoeverre kunnen wij bouwplannen in strijd met het structuurplan via welzijnstoezicht - ten slotte een bevoegdheid van het college - tegen gaan? Ik denk hierbij m.n. aan bouwplannen rond de Willemskade en rond de Oosterkade. Gelukkig bezit de gemeente in deze gebieden enkele strategisch gelegen panden zodat wij ook op privaatrechtelijk gebied niet helemaal machteloos zijn. Ik stel deze vragen omdat wij niet het extra risico willen lopen dat de uitvoering van het structuurplan in belang rijke gebieden van de binnenstad mislukt doordat met het beleid van het gemeentebestuur strijdige ont wikkelingen de plannen tot uitvoering belemmeren of zelfs onmogelijk maken. Terecht stelt u in de raadsbrief dat voor het welslagen van de binnenstadsvernieuwing naast de gemeentelijke inspanning het enthousiasme en het initiatief van de bevolking onontbeerlijk zijn en daarom niet al te zeer gefrustreerd mogen worden. Aannemende dat u met de bevolking niet alleen het kapitaalkrachtige gedeelte bedoelt lijkt ons de hiervoor geschetste voortwoekering van de grootschalige nieuwbouw in de binnenstad min stens zo frustrerend voor de inspanningen, de initiatieven en het enthousiasme van de betrokkenen dan de terecht door u in de raadsbrief gesignaleerde knelpunten van vertraging door te weinig financiële armslag en/of mankracht. Omdat de uitwerkingsplannen toch nog afzonderlijk in deze raad aan de orde komen zal ik niet verder ingaan op alle detailpunten van dit rapport waar wij kritische kanttekeningen bij hebben. Het gaat vanavond naar onze mening over de principiële beslissingen. Toch wil ik nog graag even een paar opmerkingen kwijt. Reeds eerder hebben wij aanmerkingen gemaakt op de o.i. te eenzijdige samenstelling van de groep waarmee dit rapport is doorgesproken. Wij dringen er nogmaals op aan deze - ik zal het maar even contactgroep noemen - contactgroep voor de gehele binnenstad op zeer korte termijn een bredere sa menstelling te geven dan nu het geval is. Uit de groeperingen die zich destijds hebben gemanifesteerd bij de inspraakprocedure voor het binnenstadsplan is gemakkelijk een evenwichtiger contactgroep sa men te stellen dan de huidige is. Waarschijnlijk is het ook aan de samenstelling van deze contactgroep te wijten dat de nadruk van het rapport vooral ligt bij de uitvoering van een zij het belangrijk deelas pect van het structuurplan, n.l. het autoverkeer. In de hoofdstukken over de verkeerslussen en de parkeerbehoeften komen wij dan ook nogal wat strijdigheden met het structuurplan tegen. Als voorbeeld citeer ik iets dat onderaan op blz. 7 van het rapport staat: "Bovendien werd het noodzakelijk geacht de lussen een einde te laten vinden op een parkeerplaats." Deze uitspraak van de projectgroep, gedaan in overleg met de hiervoor bedoelde con tactgroep, is in strijd met de bedoelingen van het structuurplan. Ten eerste is dat bij de meeste auto- verkeerslussen een onmogelijkheid, wil men tenminste niet onherstelbare schade aan de te beschermen binnenstadsbebouwing aanbrengen, ten tweede is het in strijd met de doelstelling "beperking van het autoverkeer in de binnenstad" en ten derde zijn volgens het structuurplan alleen extra parkeervoorzie ningen voor bewoners in de binnenstad toegestaan, behoudens enkele met name genoemde uitzonderin gen. Zo zijn er nog wel enkele strijdige punten op te noemen: Parkeergarage Schoolstraat, parkeer garage gevangenisterrein, parkeerkelder Wilhelminaplein. Ik neem echter aan dat er nog wel eens een gelegenheid komt om daar nader over van gedachten te wisselen. Zoals gezegd is wederom de nadruk op de verkeersaspecten van het plan onevenredig groot. De hoofdreden hiervan is, dacht ik, dat de gemeente traditioneel hier altijd een grote taak heeft gehad en nog heeft en als gevolg hiervan een apparaat heeft opgebouwd dat er op is getraind juist deze aspecten optimaal te kunnen uitwerken en te realiseren. Op zichzelf is daar niets op tegen, maar het veroorzaakt wel die onevenredig grote aan dacht voor één deelaspect van het binnenstadsgebeuren, n.l. het verkeer en dan ook nog voornamelijk of alleen het autoverkeer. Wij prijzen de gemeente dan ook gelukkig dat er naast deze uitwerking van het binnenstadsstruc tuurplan ook onlangs een concept-nota gereed is gekomen over een ander maar zeker niet minder be langrijk deelaspect van de binnenstad, n.l. de Monumentennota. Deze nota is in eerste aanleg reeds door de Commissie R.O. behandeld en vrij gunstig ontvangen. In deze nota staan zeer nuttige voorstel len die deels zeer goed aansluiten bij het gestelde over de aanpak van de kwalitatief slechte bebou wing, de aanwijzing tot rehabilitatie- en stadsvernieuwingsgebied, de uitvoeringsplannen en de plan nen voor de behandeling van het verkeer zoals die in het rapport staan dat nu aan de orde is. Mijn 9 fractie dringt er bij het college op aan deze belangrijke nota over de inhoudelijke, kwalitatieve uit voering van het binnenstadsplan een minstens even grote status als beleidsstuk te geven als de onderha vige - overigens met alle waardering - toch grotendeels kwantitatieve nota door de Monumentennota ook als een uitvoeringsstuk van het structuurplan voor de binnenstad door de gemeenteraad te laten be handelen en vast te stellen. Resumerend verwachten wij van het college een standpunt over hoe het de ongewenste ontwikke lingen in de tussenliggende tijd denkt te keren - m.n. rond de Willemskade en rond de Oosterkade -, hoe het denkt over de samenstelling van de contactgroep voor de hele binnenstad en hoe het de Monu mentennota denkt te behandelen. Behoudens de door mij gemaakte op- en aanmerkingen kunnen wij ons, onder dankzegging voor de tot nu toe van gemeentewege geleverde inspanning, achter de door het col lege geformuleerde besluiten stellen. De heer Rijpma (weth.): Er is waardering voor dit rapport; daar heb ik met genoegen kennis van genomen. Er is door verschillende mensen van de dienst met veel overgave aan gewerkt en ik geloof dat hen dit compliment van de raad zeker goed zal doen. Naast het uitspreken van de waardering zijn er een aantal vragen gesteld. Een belangrijk deel van die vragen is terug te voeren op de onzekere financiële achtergrond van de uitwerking van het struc tuurplan. Ik moet u zeggen dat ik bijzonder vreugdevol gestemd zou zijn als ik op dit moment kon ver klaren dat de bewolkte hemel die ook in de raadsbrief wordt aangeduid inmiddels is opgeklaard. Dat is op dit moment echter niet het geval. Toch neem ik aan dat er opklaringen verwacht worden, want an ders mochten wij niet stellen dat wij dit structuurplan als uitgangspunt voor de verdere voortgang zou den wil len hanterenWi j blijven tot op zekere hoogte ontwikkelingen verwachten die gunstig zijn, maar dat zal wel zeer geleidelijk gebeuren. Er zijn inmiddels een aantal gesprekken geweest met allerlei functionarissen op het gebied van de stadsvernieuwing. Aan de ene kant is ons op het hart gedrukt om vooral voortgang te maken met het op tafel leggen van alle problematieken die wij in de stad tegen komen en daar zo goed mogelijk alle financiële consequenties van te ramen, aan de andere kant heeft men toch ook weer de vinger opgestoken en gezegd: Het duurt nog wel een aantal dagen voordat de Wet op de Stadsvernieuwing door de kamers heen is. Hierover zullen heel wat vragen gesteld worden vooral omdat er dcarnaast een aantal uitvoeringswetten zijn ingediend die de discussie hoog zullen doen oplopen, zoals het recht van voorkoop, de verdere beperking van de eigendomsrechten door b.v. een verdergaande mogelijkheid van aanschrijving enz. Er zitten dus nog wel wat haken en ogen aan. De din gen waarvan men zegt: Ga er alsjeblieft in een sneltreintempo mee door, betreffen een analyse, een kwaliteitskaart van alle gebouwen m.n. woonhuizen zoals die er in de binnenstad voor staan. Hierover is ook een aantekening in het rapport te vinden, men wil zo snel mogelijk gei'nformeerd worden over de financiële consequenties van de eventuele rehabilitatie van monumenten, beeldvormende andere panden en gewone panden. Er zijn subsidieregelingen maar men heeft duidelijk gezegd: Wie het eerst komt wie het eerst maalt. Want in alle steden doen zich moeilijkheden voor en de stad die de proble matiek het eerst oplost zal het eerst geholpen kunnen worden; de middelen zijn op jaarbasis geraamd en de besteding van die middelen kan niet oneindig worden uitgesteld. Een ander verzoek dat men tot ons gericht heeft tijdens deze gesprekken is om duidelijk aan te geven welke storende elementen er in de stad voor komen, dus zowel in de binnenstad als in de oude bewoningsgebiedenWelke storende elementen komen voor en welke kosten zijn er mee gemoeid om die storende elementen te verwijderen? Welke plannen kan de gemeente op tafel leggen om alternatieve mogelijkheden te bieden voor zo'n ge val? Zo zijn er nog wel een aantal dingen die vallen binnen de regelingen zoals die er op het ogen blik zijn. Er wordt met voortvarendheid aan gewerkt. Wij zullen proberen om daarvoor op heel korte termijn een aantal gegevens boven water te krijgen; daarvoor zijn ook een paar medewerkers tijdelijk ingeschakeld die deskundig zijn op dit gebied. Dat betekent dat wij hopen tegen het einde van het jaar- in staat te zijn u nog wat meer inzicht te verschaffen in een aantal deelzaken die met de stadsver nieuwing te maken hebben, ook met de stadsvernieuwing in de binnenstad. Wij hebben in dit stuk me dedeling gedaan dat het college in het beleidsplan - dat hebt u inmiddels - een aantal voorstellen t.a.v. de financiële middelen van de gemeente voor stadsvernieuwing wel overgenomen heeft en een aantal andere voorstellen niet. U vindt in het beleidsplan "maar" I5 miljoen per jaar voor alle stads vernieuwingsgebieden. In die f5 miljoen zijn ook alle voorbereidingskosten die daarop drukken begre pen. Dat betekent dus dat gelden die bestemd zijn voor de materiële verbeteringen nog minder zijn dan I2 miljoen. In het beleidsplan zult u zien dat er voorstellen gedaan worden om 600.000,- dat zijn de kosten die geraamd worden voor de lussen - te reserveren voor de lussen. Zo is dus min of meer een financieel kader geschapen waarbinnen de dienst, als u de begroting zo accepteert, zal moeten opereren. Op het moment dat dat kader vastgesteld is zal er ook een nadere analyse gemaakt moeten worden op welke wijze de temporisering die er duidelijk in zit - tenzij u meer middelen beschikbaar

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 5