kostbere ündernimming. Ik leau ek net dat der minsken yn dit Sodom en Gomorra, yn dizze waerme
buert, in wenhus preferearje sille, lit stean dat him der in twadde théskinkerij Ontwikkel je sij. (De
hear Buising: As it mar by thé bliuwt.) As ik foar dit plan bin dan is dat omt der net oars hwat is; dit is
de iennige mooglikheit om der hwat fan de groun to krijen. As jo dan sjogge hoe lang wy al mei dizze
minsken yn sé binne dan moatte wy op't lest ek in kear sizze: Is it nou wol in soarchfaldich bihear en
bistjur as wy nou ynienen sizze: Kappe mei de saek. (De heer Van der Wal: In de motie wordt niet ge
sproken over kappen.) As men al sa fier yn sé gien is dan hat men ek sekere morele forpl ichtings om
fierder to arbeidzjen en to bisykjen in oplossing to finen.
De heer Knol: Ik geloof dat de wethouder niet goed geluisterd heeft naar mijn betoog; hij is bo
vendien niet ingegaan op de zakelijke argumenten die ik naar voren heb gebracht. Ik wil het nog wel
eens even op een rijtje zetten. Ik dacht dat uit mijn betoog kon worden opgemaakt dat wij voor zo'n
80% akkoord kunnen gaan met deze opzet. Ik heb bovendien gezegd dat wij dan helemaal afgaan op de
discussie van april 1974 in deze raad. In deze discussie is door de heer Heidinga o.a. gezegd - ik zal
het even citeren -: "In onze fractie maken wij ons niet zoveel zorgen over wat er dan zal komen omdat
de raad dit zelf in handen heeft. Als de plannen die daarvoor worden gemaakt ons niet naar genoegen
zijn verkoopt de raad de grond niet; die is n.l. ons eigendom. Deze keer hoeven wij geen genoegen te
nemen met een pand hoog dit of een pand laag dat; wij maken deze keer zelf de dienst uit." De heer
Vellenga, mijn partijgenoot, zei: "Uw voorstel betekent dat wij t.z.t. kunnen horen wie de gegadigde
wordt en ook in welke richting wordt gedacht, waarbij ik mij dan ook kan voorstellen dat de eerste
voorlopige plannen van zulk een projectontwikkelingsmaatschappij in ieder geval de Commissie Ruim
telijke Ordening zullen passeren opdat de raad bij wijze van spreken al voorpostgevechten zou kunnen
leveren." Daar was mijn betoog op gebouwd, ik heb gezegd: Wij gaan met de planopzet akkoord, wij
hebben t.a.v. de voorwaarden waaronder deze plannen moeten worden gerealiseerd een paar kantteke
ningen en daar willen wij graag op terug kunnen komen. Ik dacht dat dat duidelijk was, maar daar is
helemaal niet op ingegaan. De wethouder zegt dat er zorgvuldig gehandeld is, maar als ik dit hier
lees dan is dat punt niet zo zorgvuldig behandeld, men had naar mijn idee eerder met deze voorwaar
den bij de raad moeten komen omdat dan gepeild had kunnen worden: Wat willen wij, tot hoe ver kun
nen wij gaan en wat wordt ons mandaat. Zoals het nu getrakteerd wordt wordt de raad het mes op de
keel gezet, wij kunnen zelfs geen week uitstel meer krijgen, wij kunnen niets meer onderzoeken. De
heer De Jong komt zelfs met dreigementen: Als wij dit niet aannemen dan gebeurt er wat. Wat er dan
gebeurt weet ik niet.
De wethouder komt met een geheel nieuwe visie t.a.v. het parkeerprobleem en met de eisen die b.
en w. stellen bij de vestiging van bedrijven en wat dies meer zij. Ik dacht dat onze visie duidelijk was
- ik heb dat ook gezegd -, wij willen het wonen in de binnenstad aantrekkelijker maken, wij willen
dat prioriteit geven, wij willen dus ook dat in de binnenstad alleen parkeergelegenheid komt voor de
bewoners. De heer Vellenga heeft in dat zelfde verhaal ook gezegd: Dit hele stuk kan bebouwd worden,
maar geen parkeergelegenheden. Dat staat er duidelijk in. (De heer Rijpma (weth.): Dat heeft hij niet
gezegd.) Dan hebt u het niet goed gelezen. (De heer Rijpma (weth.): Hij sprak over een parkeergarage.)
Dat is toch een parkeergelegenheid. (De heer Rijpma (weth.): Hij bedoelde wat anders; de garage aan
de Minnemastraat was in discussie. Toen zijn er een aantal interrupties geweest over en weer en die
mag u niet op deze wijze interpreteren.) Dat doe ik toch wel; het is de achtergrond van onze hele fi
losofie, n.l(De heer Rijpma (weth.): Dat begrijp ik, maar deze interpretatie van wat er
toen gezegd is is niet juist.) Dat zegt u. (De heer Rijpma (weth.): Dat is een speelse woordenwisseling
geweest over de vraag of de garage aan de Minnemastraat eventueel op dit pleintje kon komen.) Speels,
maar toch wel ernstig.' (De heer Rijpma (weth.): Zo was hij; dat ontken ik niet.) (De heer C. de Jong:
44 auto's is toch geen garage.) De koppeling van de functie van b.v. het gemeentehuis aan het parke
ren op zich zien wij helemaal niet; dat past niet in onze visie. Vandaar dat ik in mijn verhaal gezegd
heb: Wij hebben voor de parkeerfunctie op de wijze waarop het hier wordt voorgesteld niet het subsi
die over dat hier in wezen voor wordt gegeven. De wethouder maakt dan een heel snelle berekening
en zegt dat dit in feite heel goedkoop is. Hij gaat daarbij dan uit van de boekwaarde. Ik dacht dat ik
in mijn verhaal ook gezegd had dat de Dienst Openbare Werken uitgaat van een tienvoudige waarde
van deze grond en ik meen dat dat dan als uitgangspunt genomen moet worden. Het gaat er om: Wat
kan ik er voor krijgen en wat krijg ik er voor? Een vergelijking tussen wat er in de boeken staat en
wat je er voor krijgt is niet juist.
De wethouder is ook even ingegaan op het onderwerp erfpacht dat door mij is aangekaart. Als ik
hem goed beluisterd heb zegt hij: Feitelijk is er geen verschil tussen het vruchtgebruik dat hier naar
voren wordt geschoven en erfpacht. Dat willen wij juist eens op een rijtje gezet zien, wij willen we
ten waarom geen erfpacht en wel vruchtgebruik en welke vorm van erfpacht verdient de voorkeur. Wij
19
zijn met dit probleem ook bezig in de fractie. Het is een moeilijke materie, dat wil ik wel toegeven,
maar wij willen dat gewoon eens op een rijtje hebben opdat wij een keuze kunnen maken, opdat wij
eens een alternatief kunnen zien.
De heer De Jong heeft de werkgelegenheid er even bij gehaald. Het hoeft geen betoog dat wij
daar ook prioriteit aan willen geven, maar ik heb al gezegd dat wij voor 80% het groene licht geven.
Wij willen alleen een aantal dingen nog eens even op een rijtje zien, wij willen weten welke andere
mogelijkheden er zijn, wij willen weten wat de grond opbrengt als die openbare parkeergelegenheid
er niet komt. Daarom heb ik de volgende motie; daar blijkt uit dat wij aandringen op spoed omdat ook
wij vinden dat hier niet te lang gewacht kan worden.
"De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 4 oktober 1976, gehoord de discus
sie over het raadsvoorstel no. 326, betreffende de bebouwing van het gebied St. Jacobsstraat-hoek
Gouverneursplein, verzoekt het college dit raadsvoorstel terug te nemen en op korte termijn pogingen
in het werk te stellen de wensen die uit de discussie naar voren zijn gekomen mede in een nieuw raads
voorstel te betrekken."
De motie is mede-ondertekend door de heer Meijerhof.
De hear Miedema: Sa't it liket soe der seis in kans wêze dat dit riedsfoarstel net oannommen wurdt.
Mocht dat it gefal wêze dan hat myn fraksje der dochs wol greate swierrichheden mei om de bibouwing
sa't dy der op dit momint stiet noch lang sa stean to litten. Mocht it resultaet fan dizze diskusje dus
wêze dat der neat bart dan soene wy it op priis stelle dat it kolleezje in rapport fan Bou- en Wenning-
tasicht en Branwar freget en op koarte termyn foorstellen oan de ried docht om eventueel ta ófbraek
fan dizze saek to kommen. Wy miene dat wy de forantwurdlikheit as eigner fan dizze panden yn dizze
steat net langer drage kinne. (De heer Ten Brug (weth.): Maar dat kan toch nooit gebonden zijn aan de
beslissing van vanavond! Als de zaak op instorten staat kan het morgen in elkaar storten.) (De heer
Heidinga: Vannacht nog wel, hoor.) As hjir net op koarte termyn hwat bart(De heer Ten Brug
(weth.): Er gebeurt op korte termijn niets.) (De Voorzitter: Laten wij nu maar verder gaan.) Ja, wy
geane fierder.
Noch in inkele opmerking oer it punt seis. In pear wike lyn hawwe wy yn dizze ried diskussiearre
oer de binnenstêd, oer it skema, oer de kuijergebieten ensfh. By dy gelegenheit hat de wurdfierder fan
de P.v.d.A. sein: It is in ambitieus programma; is it net to ambitieus? As it net wier makke wurde kin
dan wurdt de boarger toloarsteld, dan krije wy de sympathy fan de boarger net, dan krije wy ek de
meiwurking fan de boarger net. Ik tocht dat dat tige reéle wurden wienen. Nou hawwe wy joun dit
foorstel yn diskusje. Wy hawwe ut de rounten fan de middenstan fan alle mooglike organisaesjes brie
ven krigen tsjugjend fan harren sympathy. Der hat fori ine wike in ledegearkomste west fan de midden-
stansforieningen fan dizze strjitten hwerby sawol de sakeminsken as de biwenners ütnoege wienen.
Men wie unanym enthousiast oer it plan, sawol oer de ütwreiding fan de winkelfunksje as ek oer de
biwenning. Ek de biwenners fan de binnenstêd stelden dêr sunder mear: Minsken, lit nou ris sjen dat it
jimme earnst is dat der hwat bart. Nou, dizze ried stiet op it stanpunt dat der ynspraek wêze moat,
wy moatte it hjir net meiinoar witte, wy moatte ek de miening fan de boargers hawwe. De miening fan
de boargers is sunder mis: Foar dit plan. En hwat seit de ried dy't uteinliks it léste wurd hat: Noch mar
mear undersykje, noch mar mear undersykje, undersykje oant yn it uneinige. (De heer Knol: Dan hebt
u niet goed geluisterd.) Ek de hear Knol komt mei in foorstel dat tige dizenich is, ündersyk, ündersyk
en noch ris ündersyk. (De heer Knol: Waar staat dat?) Yn dy moty fan jo, moatte jo him mar ris oerlê-
ze. (De heer Knol: Daar staat het woord onderzoek niet in.) Der stiet hielendal net yn hwat der krekt
ündersocht wurde moat, der stiet yn "gehoord de besprekingen in de raad nader onderzoeken". Nou,
dan kinne wy oant Sint Juttemis ta fierder. (De heer Knol: Ik weet dan niet wanneer bij u Sint Jutte-
mis valt.) It resultaet is dat it foar sawol de middenstan as de boargers fan dizze stêd ünmooglik makke
wurdt om noch ienich geloof to hechtsjen oan de yntinsje fan dizze ried om fan de binnenstêd fan
Ljouwert hwat to meitsjen. Ik soe my - dit is myn léste opmerking - oanslute wol Ie by de wurden fan
Van der Wal dy't hy de foarige kear sein hat: "Wie niet waagt, wie niet wint." (Applaus op de publie
ke tribune)
De heer Bijkersma: Ik zou nog een enkel woord willen zeggen. Het is zo dat de rechten en de
plichten van de Nederlanders vastgelegd zijn in wetten. Maar er is ook nog een bepaald moreel recht.
Het gemeentebestuur - en dat zijn wij met elkaar - heeft de St. Jacobsstraat in deze staat gebracht.
Wij hebben niet het morele recht om nu nog tot een uitstel van de beslissing te besluiten.
De heer Heidinga: De heer Knol heeft mij geciteerd uit de notulen van een vorige behandeling.
(De hear Singelsma: Hy sitearret jo wol faker.) Ja, dat vindt hij zeer belangrijk. Ik heb daar toen
V