22
De motie van de heren Van der Wal en De Greef wordt bij handopsteken verworpen met 26 tegen
1 0 stemmen
De Voorzitter: Dan komt nu de motie in stemming van de heren Knol en Meijerhof. De heer Knol
heeft die motie net voorgelezen.
De heer Van der Wal: Ik wii graag een stemverklaring afleggen t.a.v. deze motie. Wij zullen voor
de motie stemmen omdat onze eigen motie het niet heeft gehaald. Dat betekent niet dat wij akkoord
zijn gegaan met het plan; dat zou je uit het stemmen voor deze motie kunnen concluderen. Die restric
tie wil ik duidelijk maken.
De heer Ten Brug (weth.): Ook ik wil graag een stemverklaring geven. Het college weet dat ik
mijn twijfels had t.a.v. dit voorstel, m.n. wat betreft de financiële consequenties. Nu deze motie in
houdt dat dit alsnog nader zal worden bezien zullen de heer De Vries en ik voor deze motie stemmen.
De stemmen over de motie van de heren Knol en Meijerhof staken (18-18). Voor stemmen de dames
E. Brandenburg-Sjoerdsma, G. Visscher-Bouwer en A.J. de Vos en de heren S. Bouma, J. ten Brug
(weth.), G. Buising, C.G.H. Geerts, M.H.G. de Greef, A. Groenewoud, J.F. Janssen, J. Knol, H.
Meijerhof, W.A. de Pree, A. Pronk, K. Spoelstra, P. van der Veen, G. de Vries (weth.) en P.D. van
der Wal; tegen stemmen de dames E.N.J. Smit, M.M.Th. Visser-van den Bos en A. Willemsma-de Jong
en de heren J. de Beer, J.R. Bijkersma, G.F. Eijgelaar (weth.), D.E. Heere, O. Heidinga, H. Jansma,
C. de Jong, J. de Jong, A. Klomp, W. Miedema, C.L. Rijpma (weth.), J. Schaafsma (weth.), J.B.
Singelsma, N. Sterk en L. Visser.
De Voorzitter: Deze zaak wordt aangehouden tot een volgende vergadering.
De heer Heidinga: Mag ik vragen waarom u het voorstel van b. en w. niet in stemming brengt?
De Voorzitter: Dat kan niet. Als de vorige motie gehandhaafd was dan had ik laten stemmen over
het voorstel van b. en w., maar in deze motie wordt het voorstel zelf aangetast. Er wordt het college
opgedragen dit raadsvoorstel aan te houden en daar is geen uitspraak over gedaan. Als ik het voorstel
in stemming zou brengen zou dat afwijken van de procedure die wij in deze raad steeds volgen en die
in overeenstemming is met het Reglement van orde. Wanneer wijzigingen worden voorgesteld op een
raadsvoorstel of ons verzocht wordt het voorstel aan te houden dan komt het voorstel van b. en w. niet
meer in stemming. In de eerste motie werd ons verzocht iets in te trekken. Dan had ik verklaard dat de
meerderheid van het college niet bereid was het in te trekken en was ook het voorstel van het college
in stemming gekomen. De nu gevolgde procedure is dus in overeenstemming met het Reglement van orde.
De heer Heidinga: Ik heb nog één vraag. Ik dacht dat in het Reglement van orde stond dat er bij
staken van stemmen in de volgende vergadering opnieuw gestemd moet worden.
De Voorzitter: Neein een volgende vergadering; zo staat het in het Reglement van orde.
Punt 10 (bijlage no. 346).
De heer Heidinga'; Ik wil in ieder geval zeggen dat ik er tegen ben deze procedure te volgen. Ik
zie geen enkele reden om het te doen, ik heb ook geen enkele behoefte om aan het college n-g meer
mogelijkheden te geven dan het college al heeft m.b.t. de Bouwverordening. Ik zie niet dat wij nu door
deze procedure toe te passen iets belangrijks kunnen bereiken. Het zal wel weer zo zijn dat er vele
arbeidsuren van onze eigen mensen in gaan zitten als wij die procedure volgen, je moet naar Den Haag,
je moet dit en je moet dat. Wij horen van de verschillende wethouders steeds al dat de diverse diensten
meer dan overbelast zijn. Omdat dit van zeer weinig importantie is ben ik er tegen om hiervoor in be
roep te gaan bij de Kroon.
Mevr. Smit heeft inmiddels de vergadering verlaten.
Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Wij zijn het tegengestelde van mening, wij vinden dat wij wel in be
roep moeten gaan zoals het college ook voorstelt. Wij zijn van mening dat een parcelleringsbepaling
niet een kleinigheid is. Daarom menen wij al het mogelijke te moeten doen om te bereiken dat wij als
bestuur van deze gemeente mogelijkheden hebben om het bouwen in de binnenstad zo te doen gebeuren
dat het niet te grootschalig wordt en dat wij er invloed op uit kunnen oefenen.
De heer Van der Wal: Ik kan mij volledig aansluiten bij de woorden van mevr. Brandenburg.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat de heer Hei
dinga wenst te worden geacht tegen te hebben gestemd.
Punt 11 (bijlage no. 336).
De heer Bijkersma: Niemand zal willen ontkennen dat de burgers in de binnenstad offers moeten
brengen voor datgene wat de raad hier beslist. Dat is vanavond weer duidelijk aangetoond. Het gebeurt
niet zo vaak dat burgers in de binnenstad eens iets terug kunnen krijgen van datgene wat hun is afge
nomen. Nu dacht ik dat hier eens een voorbeeld was dat een aantal mensen in de binnenstad door de
wijziging van een plan kans krijgen om hun eigen bedrijf wat bedrijfsmatiger te laten werken. Ik dacht
dat de boute afwijzing hiervan niet op zijn plaats was. Ik stel mij toch voor dat een planwijziging wel
zo kan zijn dat de betreffende winkeliers een ingang aan de achterkant krijgen, een smal pad, waar
door zij hun bedrijf kunnen bevoorraden zonder dat direct schade wordt toegebracht aan het plan dat
er ligt voor het geheel. In de raadsbrief staat dat het wijzigen van plannen problemen met zich mee
brengt. Ik herinner mij plannen die hier gewijzigd zijn; ik hoef maar Aldlan te noemen waar een voetpad
langs het kanaal moest komen. Dat was ook een planwijziging die is uitgevoerd en dat is best gegaan.
Ik stel mij voor dat dat hier ook wel kan om nu eens een aantal burgers te laten zien dat wij ook met
hen mee leven en niet alleen maar tegen hen zijn.
De heer Rijpma (weth.): Bij alle zaken is het een afwegen van belangen. Wanneer je aan het ene
facet aandacht besteedt moet je ook aan het andere facet aandacht besteden. Afwegende zijn wij hier
tot de conclusie gekomen dat de woonfunctie die in dit gebied duidelijk prioriteit geniet niet gediend
zou zijn met een laad- en loszone achter huizen die weer grenzen aan andere panden, te bouwen pan
den, bestaande panden die waarschijnlijk o.a. hun slaapkamers aan de zijde zullen krijgen waar de
laad- en losmogeiijkheden zouden moeten worden geschapen. Alles tegen elkaar afwegende zijn wij
niet uit negatieve maar uit positieve overwegingen tot de conclusie gekomen dat er geen los- en laad-
mogelijkheden moeten komen. Ik stel er prijs op dat er conform het voorstel wordt besloten.
De heer Bijkersma: Ik wil hier toch nog iets van zeggen. U zegt dat er slaapkamers aan die zijde
zullen komen; daar heb ik wel respect voor. Je kunt echter regels stellen dat het lossen en laden - dat
zie je ook in andere grote steden - 's ochtends tussen 8 en 12 gebeurt en dan wordt dat euvel m.b.t.
het slapen wel opgeheven.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 12 (bijlage no. 344).
De heer J. de Jong: Ik heb in de Commissie Ruimtelijke Ordening mijn mening gegeven over deze
zaak. Ik heb er begrip voor dat de ontwikkeling van het plan in stukken gebeurt, maar ik heb er be
zwaar tegen - dat staat misschien los van deze wegaanleg - dat de ontwikkeling van Camminghabu-
ren niet door de dienst gebeurt. De raad heeft destijds met nadruk onderstreept dat de eigen dienst de
plannen voor dit gebied moet ontwikkelen, dus dat het moet gebeuren onder supervisie van onze eigen
dienst. Het heeft mij grotelijk verwonderd dat wij een plan op tafel kregen en dat, terwijl de directie
van de dienst er bij zat, door het bureau dat enige hulp zou geven - zo is het destijds besloten - de
presentatie werd verzorgd. Daar maak ik bezwaar tegen. Ik ben van mening dat deze zaken in eerste
instantie zonder meer berusten onder de verantwoordelijkheid van de dienst waaraan de raad de op
dracht heeft verstrekt. Wat de weg betreft, daar zijn wij geen tegenstander van; dat is misschien in de
pers even verkeerd over gekomen. Het gaat niet om die weg, ik heb alleen geprotesteerd tegen de wij
ze waarop deze zaak wordt gebracht.
Wij weten dat de problemen t.a.v. de verwerving van Camminghaburen e.d. er niet om liegen en
dat wij met kavelprijzen zitten die de pan uit rijzen. Ik heb gesteld: Houd parallel aan de ontwikke
ling van dit grote plan de kostenontwikkeling bij en geef ons informatie over de raam begroting. Ik zou
dit bij deze nogmaals willen benadrukken en ik zou de wethouder willen vragen of hij kan toezeggen
dat bij alle ontwikkelingen die dit plan betreffen de daaruit voortvloeiende kosten nadrukkelijk worden