6
worden in een raadsvoorstel dan is dat een duidelijk van de gang van zaken afwijkende procedure. Ik
weet niet of die procedure gehanteerd moet worden; daar zou in ieder geval een gesprek over moeten
plaats vinden binnen het college. Ik durf er daarom op dit moment niet een antwoord op te geven. Dit
behoort tot de normale bevoegdheden van het uitvoerend orgaan. Bij de differentiatie wordt met een
aantal factoren rekening gehouden en ik neem aan dat het bij de indexering, bij de vloerindex en al
les wat daar bij komt ook mogelijk is om naarmate de vloerindex hoger is ook het aantal arbeidsplaat
sen daarin te verdisconteren. Mocht dat niet het geval zijn dan willen wij dat alsnog wel in onze be
schouwingen betrekken.
De Voorzitter: Ik zou t.a.v. de opmerking van de heer Miedema over de berekening willen zeggen
dat wij die nog even zullen controleren. Er zit een verschil in van 7.000,maar wij moeten nog
even nagaan of het totaalbedrag dan wel één van de andere getallen gewijzigd moet worden. Als het
totaalbedrag veranderd moet worden dan zal ook het bedrag dat in het besluit wordt genoemd gewij
zigd moeten worden. Ik neem aan dat u ons wilt machtigen om, als het totaalbedrag fout is, het in het
besluit genoemde bedrag aan te passen. Onder dit voorbehoud vraag ik u - de heer Van Kats heeft mij
verteld dat hij het zo vlug niet uit heeft kunnen zoeken - om een beslissing over dit voorstel te nemen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van het door de
voorzitter gemaakte voorbehoud t.a.v. het in het besluit genoemde bedrag.
Punt 8 (bijlage no. 332).
De heer Bijkersma: Onderhandse aanbestedingen laden de schijn op zich dat zij de openheid ge
weld acndoen. Ik neem niet aan dat dat hier het geval is, maar ik geloof wel dat wij moeten waken
voor het veelvuldig onderhands aanbesteden van werken. Wat hier aanbesteed moet worden is een ter
rein dat toch niet zo'n moeilijk terrein is; er zullen niet veel verborgen zaken in zitten waarvan je
zegt: Dat moeten wij onderling regelen, ik begrijp niet dat in dit geval nu weer over gegaan moet wor
den tot de procedure van onderhands aanbesteden. Ik mag aannemen dat de plannen helemaal klaar zijn,
een visie is er wel. Openbaar aanbesteden zou in mijn ogen best op zijn plaats zijn en ook best kunnen.
De heer Rijpma (weth.): De heer Bijkersma is er van op de hoogte dat dit twee keer in de Commis
sie Openbare Werken is geweest, de eerste keer zonder mijn aanwezigheid en dat betekende dat u een
aantal informaties op dat moment niet gekregen heeft. Derhalve heb ik de vrijheid genomen om het in
een tweede commissiezitting weer aan de orde te stellen. Daarbij is de Commissie Openbare Werken,
gehoord de argumenten die een rol spelen, gelukkig van mening veranderd. De commissie heeft toen
medewerking toegezegd bij het tot stand komen van een onderhandse aanbesteding zoals ook in de
raadsbrief is vermeld. Er zijn een aantal argumenten die voor onderhandse aanbesteding pleiten en die
zijn uitvoerig in de commissie behandeld. Het belangrijkste argument is dat nog in dit seizoen tot gun
ning over moet worden gegaan en dat wel de plannen klaar zijn maar dat, als het een openbare aan
besteding wordt, dan alle bestekken daarvoor kant en klaar gemaakt moeten worden. Bij een openbare
aanbesteding moet gerekend worden op veel meer bestekken dan bij een onderhandse aanbesteding.
Dat is één verschil. Bij een openbare aanbesteding moeten voorts termijnen in acht worden genomen en
wanneer wij die procedure zouden moeten volgen dan betekent dat dat de effectieve realisering van
dit project pas in maart van het volgend jaar tot stand kan komen. I.v.m. de toezeggingen die wij bij
het verkrijgen van het subsidie hebben moeten doen is aanbesteding in dit jaar en een begin van de
realisering dit jaar noodzakelijk. Voor het overige geef ik de heer Bijkersma graag gelijk dat openbare
aanbesteding een goed en gangbaar middel is, maar dat is het niet onder alle omstandigheden.
De heer Bijkersma: Ik vind het een plezierig antwoord van de wethouder en ik ben ook blij dat hij
het met mij eens is dat openbare aanbestedingen de voorkeur verdienen. Maar dan hoop ik ook dat de
opmerking van mij en zijn antwoord daarop in den vervolge wat meer in de praktijk zal worden ge
bracht en dat de dienst er op geattendeerd wordt: Onderhandse aanbestedingen kunnen alleen nu en
dan in uitzonderlijke gevallen. Ik krijg toch het gevoel dat er te vaak onderhands wordt aanbesteed
met alle gevaren van dien. Die opmerking wilde ik toch nog wel graag maken.
De Voorzitter: Wij hebben daar kennis van genomen. Ik hoop dat in de toekomst zal blijken dat
wij daar inderdaad rekening mee houden. U zult wel hebben begrepen dat de argumenten van de wet
houder heel serieus bedoeld zijn. Wij hebben er groot belang bij dat dit nu zo gebeurt. Maar ik hoop
dat wij aan zullen kunnen tonen dat u in principe gelijk hebt en dat wij daar ook naar zullen hande
len; daar zuilen wij ons uiterste best voor doen.
De heer J. de Jong: Ik zou nog graag een kleine aanvulling willen geven. Ik heb lang genoeg in de
Commissie Openbare Werken gezeten om dit te willen ondersteunen. Ik wil graag geloven dat het colle
ge in deze richting zal willen handelen, maar hetgeen mij hindert is dat het alti jgLdezelfden zijn die
- het is een heel kleine groep, vaak ook nog van buiten - hier bij betrokken zijn en dat bedrijven
hier in de stad - daar zijn grote bij met veel werknemers - werk moeten zoeken buiten de provincie.
Daar zou ik graag de aandacht op willen vestigen; het moeten niet altijd dezelfden zijn.want dat stelt
toch wel een klein beetje de vraagstelling van de heer Bijkersma actueel.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt9 (bijlage no. 326).
De Voorzitter: Voordat ik dit punt in behandeling geef wil ik twee mededelingen doen. Er is een
brief, gedateerd 27 september 1976, ontvangen namens de bewoners; de brief is getekend door de heer
ScherpenzeelVoorts is er vandaag een telegram ontvangen; daarin staat: "Nog langer uitstel van be
bouwingsplan St. Jacobsstraat-Gouverneursplein is funest voor de binnenstad en haar bewoners." Dit
telegram is gezonden namens de Vereniging De St. Jacobsstraat en de Vereniging De Grote Hoogstraat.
De brief en het telegram vormen mede onderwerp van de discussies.
De heer Geerts: Wij hebben te maken met een kwetsbare binnenstad waar de verkrotting op een
aantal punten ver is doorgegaan. Het onderhavige gebied is daar ook een heel duidelijk voorbeeld van.
De binnenstad, zo kan je constateren, functioneert niet optimaal, die functioneert niet goed. In 1974
is er een structuurplan voor de binnenstad vastgesteld. Bij dat structuurplan werd een inventarisatie ge
pleegd van de optredende problemen. Er werden wenselijkheden geformuleerd en die zijn geëindigd in
doelstellingen die dus het structuurplan maken. Nu is het de bedoeling dat nieuwe plannen inderdaad
getoetst worden aan die doelstellingen. Dat moet systematisch gebeuren, er moet systematisch nagegaan
worden of plannen die gemaakt worden voor de binnenstad inderdaad voldoen aan de wenselijkheden
die in 1974 uitgesproken zijn. Dat lijkt mij althans een juiste volgorde van zaken. En wat doet u? U
komt niet verder dan de constatering dat deze ontwikkeling in de St. Jacobsstraat past in de in het
structuurplan voor de binnenstad neergelegde visie, waarbij u dan één zin uit de totale context van het
structuurplan licht die toevallig in dit kader past. Er is duidelijk geen sprake van systematisch onder
zoek waarbij de doelstellingen van het structuurplan getoetst worden. De gedachte blijkt te zijn: Hier
ligt een gat en dat gat moet vol
Nu kan ik mij voorstellen dat er gezegd wordt: Maar wat wilt u dan? Het antwoord is: Dat weet
ik ook niet. Mogelijk is het voorstel juist. Dit kan blijken als wij een gedegen onderzoek plegen. Want
waarop geeft uw voorstel geen antwoord? Ik zal trachten - overigens zonder te denken dat ik volledig
ben - dit aan te geven. De vragen zijn: Past dit voorstel inderdaad in de doelstellingen van het struc
tuurplan? Trekt het verkeer aan? Willen wij dat? Moeten wij voorzien in parkeerplaatsen, in dit aan
tal, of meer, of minder, of hebben wi j een algemene beleidsvisie op parkeren Verhindert dit plan het
wonen in de binnenstad of stimuleert dit plan het wonen in de binnenstad? Is de openheid van de ge
bouwen, de toegankelijkheid, voldoende gewaarborgd? Houdt het project hier mee op of gaat het zich
uitbreiden als een olievlek? Wat zijn dan de consequenties voor de lange banaan? Wat zijn de sociale
consequenties? Zo zijn er nog wel meer vragen te stellen; ik heb al gezegd dat ik niet pretendeer vol
ledig te zijn. Een volledig antwoord zou hier echter wel op gegeven moeten worden. Ik vind dat van
avond aannemen van dit voorstel een onverantwoordelijke daad is en ik vind dat dat een gevolg is van
onzorgvuldige voorbereiding. Stedebouw is niet het opvullen van gaten. Wat hier gedaan wordt is het
plegen van stedebouw volgens een achterhaalde opvatting, dezelfde opvatting, dacht ik, die mede
verantwoordelijk is voor de verpaupering van de binnenstad. Ik verklaar mij daarom - en met mij een
aantal fractiegenoten - tegen uw voorstel zonder overigens tot de categorie te willen behoren van
mensen die koste wat kost oude krotten willen behouden en die de stad als een museum van oude huizen
willen zien. Ik meen mijn werkelijke redenen voldoende te hebben aangetoond.
De heer C. de Jong: De raadsbrief begint met: "In het verleden hebben plannen bestaan" en dat
verleden is, dacht ik, al weer een flink aantal jaren geleden toen wij bezig waren met uitbreidings
plannen voor het stadhuis. Sinds die tijd was men bezig met een actief aankoopbeleid. Die plannen heb
ben zich gewijzigd toen in 1971 het voormalig Stadhouderlijk Hof aangekocht kon worden waardoor de
reden voor dat actieve aankoopbeleid teniet werd gedaan. Men zat toen wel met een x-aantal panden
en in die tjjd is in deze raad aan de orde geweest: Zullen wij deze panden die dusdanig slecht zijn
moeten slopen? Ik meen dat de raad toen het besluit heeft genomen: Wij slopen deze panden niet