architectuur die in dat rapport de nadruk krijgt; naar wij dachten terecht. Ook het voorstel dat het
college doet om een stimuleringsfonds in het leven te roepen en daar een eerste storting van 50.000,
in te doen, spreekt ons aan. Misschien kan met deze eerste 50.000,vooral veel gedaan worden
met betrekking tot de voorlichting. Ik denk dan met name aan de waarschuwingslijst. Ik kom hier aan
stonds op terug
Ik kom nu wat aan de negatieve opmerkingen. Het gaat met de monumentenzorg in onze stad niet
goed. In een gesprek hebt u als voorzitter weieens tegen mij gezegd dat alle grote monumenten in
Leeuwarden zijn gerestaureerd. Dat is natuurlijk niet het geval. De Westerkerk en de Waalse kerk
staan er nog erg slecht bij. Ook die gebouwen zouden nodig moeten worden aangepakt. De herbouw
van de Bonifatiustoren laat op zich wachten. Door bepaalde praktijken is het onmogelijk om op het
ogenblik met de herbouw van deze toren te beginnen. Van twee gasthuizen, het Ritske Boelemagast-
huis en het Gabbemagasthuis dat voor deze provincie van grote architectonische waarde is, is de
toekomst onzeker. De Brol is al een hele tijd een gat. Gelukkig heb ik kunnen begrijpen dat daar
binnenkort iets aan gaat veranderen. Plannen voor Keimpemastins en Friesch Dagbladgevel, markante
punten in onze stad, kunnen nog niet tot uitvoering worden gebracht. De provincie heeft grote af
braakplannen die hier eerderal uitvoerig zijn besproken. Intussen heb ik begrepen dat het college
op een eerder standpunt is teruggekomen en alsnog akkoord is gegaan met het afvoeren van nog een
monument. De kazerne staat nu weer een tijdje leeg, was een tijdje bewoond, maar staat er in ieder
geval deplorabel bij. Wanneer je dan tenslotte het uitgangspunt neemt dat wij hier als raad hebben
vastgesteld, nl. dat er per jaar negentien panden gerestaureerd zouden moeten worden, dan weten
wij allemaal wat daar op het ogenblik van terecht komt. Duidelijk moet gezegd worden dat dit niet
in de laatste plaats komt doordat het rijk het op heel veel punten af laat weten. Toch moet mij van
het hart dat de contacten met de Rijksdienst niet optimaal zijn. Ik zou de wens uit willen spreken
dat dit geoptimaliseerd zou kunnen worden.
Ik kom nu dan op de waarschuwingslijst terug. Deze lijst heeft geen enkele rechtskracht. Wanneer
wij een dergelijke lijst als raad vaststellen, dan gaat het er vooral om dat de intentie van die lijst
overgebracht moet worden. Tot mijn spijt moet ik dan de discussie noemen die wij in dit verband een
paar weken geleden hier in de raad hebben gevoerd met betrekking tot de Meintema-woningenBij
deze kwestie is niet aan de intenties van de waarschuwingslijst voldaan. Nu komt er in de raadsbrief
eigenlijk een soortgelijk verhaal voor. Op de waarschuwingslijst staan de panden van Speulstra op
de hoek van Droevendal-Oosterkade. Het college stelt voor deze panden niet op te voeren op de
monumentenlijst, want er zijn plannen tot nieuwbouw. Wanneer dat een criterium is, dan zouden wij
bij veel meer plannen kunnen zeggen: Daar gaat in de toekomst wat gebeuren, dus, wij voeren maar
af. Met die omgekeerde redenatie kunnen wij niet akkoord gaan. Wij moeten de bouwkundige waar
den enz. beoordelen en op grond daarvan zeggen dat plaatsing op de lijst verantwoord is. Dat moet
hier, bij deze panden, ook het geval zijn. Afgezien van de vraag of er nieuwbouwplannen zijn, kun
nen wij later in dat kader bekijken of wij toch de voorkeur aan nieuwbouw geven. Wat dat betreft
kom ik met een motie die mede-ondertekend is door mevrouw Visscher-Bouwer.
"De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op maandag 16 oktober 1978, besluit
aan de objecten, vermeld op bijlage I van het rapport van de Commissie Monumentale Architectuur
toe te voegen het complex bedrijfsruimten met bovenwoningen aan de Oosterkade 20."
Ik zou willen besluiten met een citaat uit de nota. Daar wordt gezegd: "Heel vaak is het zo dat
er bezwaren op politiek, financieel en subsidie-technisch terrein bestaan." Die bezwaren moeten wor
den overwonnen. Ik zou graag een ander citaat uit het rapport willen aanhalen: "Authenticiteit, schoon
heid, geschiedkundige betekenis en de betekenis van een object in de straatwand moeten criteria zijn."
Ik hoop dat met name voor wat betreft de waarschuwingslijst ook voor het college deze uitgangspun
ten het beleid mede zullen bepalen.
De Voorzitter: De motie vormt mede onderdeel van de discussie.
De heer Van der Wal: Als tweede spreker valt het niet mee om niet in herhaling te vallen met be
trekking tot hetgeen de heer Ten Hoeve namens zijn fractie al naar voren heeft gebracht. Om te be
ginnen moet ik zeggen dat ik het op vrijwel alle punten met hem eens ben, zowel met de positieve
als met de negatieve punten. Op zichzelf zijn ook wij ingenomen met het feit dat deze inventarisa
tielijst nu gereed is gekomen. Met name de waardering voor de negentiende-eeuwse architectuur die
tot uiting komt op deze lijst, spreekt ons aan. Wij vinden het stimuleringsfonds ook een goede zaak.
Het betreft hier echter de panden die op de lijst staan. Als je met betrekking tot het pand Oosterkade
20, waarop de heer Ten Hoeve heeft gewezen, in de raadsbrief leest dat het college voorstelt dit af
te voeren omdat er nieuwbouwplannen zijn, dan vraag ik mij af of er niet meer panden zijn die niet
23
op de lijst zijn opgevoerd omdat er toch al nieuwbouwplannen voor waren. Om een concreet voorbeeld
te noemen, de Westerkade en de Willemskade staan wel op de lijst maar b.v. de Snekerkade staat
niet op de lijst. In het rapport staat dat ook de inventarisatielijst voor een deel op een persoonlijke
mening berust en daarom zeg ik dat naar mijn persoonlijke mening in ieder geval de straatwand van
de Snekerkade ten onrechte niet is opgenomen. Ik word hierin gesteund door de ambtelijke project
groep die in dat gebied bezig is. De projectgroep heeft in haar aanvankelijk rapport deze straat wel
als te behouden aangemerkt. Ik vraag mij af waarom de panden die niet op de lijst staan er niet op
staan.
Mij ontgaat ook de logica waarom het pand Oosterkade 20 van de lijst geschrapt zal moeten wor
den. Ik vind het geen criterium dat dit nodig is omdat er nieuwbouwplannen zijn; op grond daarvan
kun je deze lijst niet samenstellen. Ik heb dus mijn twijfels ten aanzien van de samenstelling van de
lijst. Ik begrijp ook niet hoe deze inventarisatie straks zal gaan werken, indien er ooit - ik heb be
grepen dat het op de lange baan is geschoven - een kwalificatie tot beschermd stadsgezicht loskomt
voor Leeuwarden. Hoe gaat dan met name de lijst ld, de gevelwandenlijst, werken? Is dat dan het
geen de gemeente Leeuwarden inbrengt? Of betekent beschermd stadsgezicht dat de binnenstad, met
grenzen die net buiten de stadsgrachten liggen, als geheel als beschermd stadsgezicht wordt aange
duid? Dan stelt het college voor de lijst van de straatwanden en de panden die genoemd worden in
bijlage Ib de status van waarschuwingslijst te geven. Volgens mij is dat een wel erg weinig inhoud
geven aan de lijst die voor bescherming bedoeld is. Het college wil deze lijst niet formeel vaststel
len - het wordt een waarschuwingslijst -, maar deze lijst wordt zelfs niet eens benoemd tot uitgangs
punt voor de gemeentelijke plannen. De lijst wordt wel als waarschuwing aan de technische diensten
toegeschoven, maar wordt niet tot uitgangspunt gemaakt bij de diverse bestemmingsplannen. Misschien
wordt alsnog deze interpretatie eraan gegeven; ik zou daar een groot voorstander van zijn.
Vervolgens citeer ik even een stuk van bladzijde 6: "De commissie betreurt het dat voor grote
stadsdelen planologische voorschriften ten behoeve van de ordelijke en de esthetisch bevredigende
ontwikkeling ontbreken. Daarin dient zo spoedig mogelijk te worden voorzien." Even verder staat:
"De commissie meent met klem te moeten waarschuwen tegen verdere, niet in een weloverwogen of
ficieel plan passende, grootschalige bebouwing tussen Stationsweg en Zaailand, daar daarvan een
te zware druk zou uitgaan op het Zuiderplein en de binnenstad. De binnenstad heeft helaas reeds
door enkele te grootschalige bouwwerken blijvende schade opgelopen." In dat verband worden dan
genoemd het nieuwe Amicitiagebouw, het kantoorgebouw van Provinciale Waterstaat en het hoofd
gebouw van de Frieslandbank aan de Zuiderstraat. Binnenkort kan de nieuwbouw van de A.B.N. ook
aan dit lijstje worden toegevoegd. Dan staat er nog in het rapport: "Het vraagt bekwame hand om
aan de verdere ontwikkeling van de binnenstad zodanig leiding te geven dat er van een werkelijke
bescherming van die kern sprake zal zijn en een zo goed mogelijke harmonie wordt bereikt tussen de
eigenlijk qua schaal slecht in het stadsdeel passende en de oudere bebouwing." De vraag is: Wie gaat
die bekwame hand geven? Het is algemeen bekend - wij kunnen het ook uit de rapportage opmaken -
dat het tempo waarin bestemmingsplannen voor met name de binnenstad gereedkomen dermaie laag
is dat er constant een achterstand is. De aanbeveling die de commissie in haar rapport doet - de raads
brief gaat hier overigens helemaal niet op in - wordt eigenlijk niet opgelost. In dit verband is mijn
vraag: Ziet het college mogelijkheden om op een snellere manier bestemmingsplannen, die tenslotte
de instrumenten van het gemeentebestuur zijn, gereed te krijgen? Dit met name voor de gebieden
die in deze nota als bedreigde gebieden worden gekenschetst. Is het niet mogelijk om op een snellere
en op een wat eenvoudiger manier bestemmingsplannen gereed te maken waarbij het beschermend ka
rakter voorop staat? Misschien kan dit punt bij de behandeling van de begroting verder worden uit
gesplitst; als het aan mij ligt zal dat zeker gebeuren. Er moeten niet zozeer nieuwe ontwikkelingen
op gang worden gebracht, maar er moet een beschermend karakter worden bereikt. Dit zal wellicht
extra geld gaan kosten en misschien zal er een extra ploeg op gezet moeten worden, maar het wordt
zo langzamerhand wel tijd dat iets dergelijks gebeurt. De nota steunt dit op een goede manier. Het
is alleen te betreuren dat het college hier in de raadsbrief niet op ingaat. Misschien maakt het dat
in de beantwoording weer goed.
De heer De Jong: Als fractie willen ook wij gaarne onze dank uitspreken voor het uitvoerige rap
port dat ons heeft bereikt. Wij weten dat er heel veel werk aan dit rapport is besteed en naar mijn
mening moeten wij er als raad gelukkig mee zijn. Ik wil mij graag aansluiten bij de woorden die
de heer Ten Hoeve heeft gesproken toen hij zei dat wij nog zoveel grote projecten moeten realiseren
en restaureren. Ik wil ze niet allemaal opnoemen, omdat de heer Ten Hoeve ze al heeft genoemd.
Wij ondersteunen zijn woorden graag. Als wij dan weten dat van rijkswege Monumentenzorg erg zui
nig is met betrekking tot het subsidiëren van deze panden, dan moet ik zeggen dat wij meer voorkeur