B"irrnrr ~~~iirTnr 26 waarom zit dan de directeur Stedebouw/Bouwkunde van de Dienst Stadsontwikkeling of de ambtenaar van Bouw- en Woningtoezicht in die commissie? Zij zitten daar ongetwijfeld vanwege hun deskundig heid en kennis van de stad. Indien je het voorbeeld dat ik heb genoemd van de Snekerkade tussen Willemskade en Lange Marktstraat in bekijkt - dit even afgezien van de toestand waarin deze panden verkeren; een slechte toestand is echter bij meer panden het geval - en dit vergelijkt met de Wester kade en de Willemskade N.Z. en Z.Z., dan zou iedereen tot de ontdekking komen dat dat gedeelte er ook bijhoort. Nu is het in ieder geval intern en bij de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening bekend dat er over de Snekerkade binnen het ambtelijk apparaat nogal verschillend wordt gedacht. De projectgroep zegt dat de Snekerkade wel gehandhaafd moet worden, maar b. en w. hebben een variant uit laten werken waarbij de Snekerkade niet wordt gehandhaafd. Om voor mij volkomen onduidelijke redenen zie ik deze kade dan niet op de lijst verschijnen. Ik denk dan, ook gezien de samenstelling van de commissie, dat het heel logisch is dat dit soort facetten wel bij de commissie aan de orde zijn geweest; dit wordt nog versterkt door het argument dat de wethouder gebruikt met betrekking tot het pand Oosterkade 20. Wat dat betreft ben ik zo vrij om een vraagteken bij de onaf hankelijkheid van de commissie te zetten. De heer Rijpma (weth.): Ik kan alleen zeggen dat ik de werkwijze van de commissie ken en geen behoefte heb om deze vraagtekens te laten bestaan. (De heer Van der Wal: U bestrijdt ze ook niet.) De Voorzitter: Zoals de heer Ten Hoeve heeft gezegd, handhaaft hij zijn motie. Ik zal dus eerst deze motie in stemming brengen. Met betrekking tot de motie van de heer Ten Hoeve en mevrouw Visscher-Bouwer, waarover bij handopsteken wordt gestemd, staken de stemmen (17-17). De Voorzitter: Wij moeten dus de volgende keer weer over deze motie stemmen. Ik kijk even naar het besluit dat bij dit voorstel hoort en ik stel voor om alleen de motie tot de volgende keer te laten liggen. De motie krijgt dan een eigen beslissing. Ik stel echter voor om, los van deze motie, het be sluit van b. en w. in stemming te brengen. Dit lijkt mij niet controversieel met elkaar te zijn. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punten 24 t.e.m. 28 (bijlagen nos. 370, 394, 371, 373 en 375). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 29 (bijlage no. 376). Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Even een kleine opmerking. Het is meer een stemverklaring na mens een aantal leden van deze fractie en ook namens mijzelf. Wij zijn tegen dit voorstel. Wij geven toe dat de aanleg van de achteruitgangen, 25 jaar geleden, een ongelukkige keus is geweest, maar wij blijven van mening dat het schoonhouden van gemeenschappelijke ruimten onder de flats, die gebruikt worden voor het stallen van fietsen en bromfietsen, een taak is van de bewoners. Het kan dan wel wat vervelend zijn, maar wij vinden dat dan ook de ene vierkante meter die net buiten de kelder ligt - wij geven toe dat het er naar binnen regent - wel even kan worden meegenomen. Wij zijn er dus op tegen om 15.000,per jaar hiervoor beschikbaar te stellen. Het voorstel van b. en w. wordt bij handopsteken aangenomen met 26 tegen 8 stemmen. Punt 30 (bijlage no. 379). De heer Van den Eist: Terwijl 85 mensen zijn aangeschreven voor een mogelijke aansluiting op het gasnet, blijken siechts 16 mensen van dit toch wel genereuze aanbod van gemeente en Frigas gebruik te willen maken. Het aanbod betrof een subsidieverstrekking tot een maximum van 7.200,in de kosten voor aansluiting op het gasnet. In dit verband rijst de volgende vraag: Waren de andere men sen niet op de hoogte van het feit dat dit aanbod aanstaande was? Een tweede opmerking is de vol gende. Men kan zich voorstellen dat door het aansluiten van een twintigtal percelen een aantal van 85, dat in de raadsbrief wordt genoemd, nu niet meer onrendabel zou zijn. Is dat juist? Betekent dit dan dat de mensen die, nadat deze zestien percelen zijn aangesloten, een aanvraag doen voor aan 27 sluiting niet meer een even grote bijdrage in de kosten hoeven te leveren als degenen die nu profiteren van deze regeling? Deze mensen zouden dan her voordeel hebben dat zij door even te hebben afge wacht rendabel zouden kunnen worden verklaard, omdat b.v. hun buurman onder deze regeling wel een aansluiting heeft gekregen. De heer Pruiksma: Mijn opmerking sluit aan op hetgeen de heer Van den Eist heeft gezegd. Met de strekking van de regeling, zoals die thans door het college wordt voorgesteld, zijn wij het van harte eens. In dit verband verwijs ik naar de woorden die de heer Miedema bij een eerdere gelegenheid heeft gesproken. Zoals de heer Van den Eist ook reeds heeft gezegd, het is jammer dat van de ruim 80 voor aansluiting op het gasnet in aanmerking komende woningen slechts 16 zullen worden aange sloten volgens de huidige opzet. De overige perceelbewoners hebben negatief gereageerd op de door Frigas uitgevoerde enquête. Een ongewenst gevolg van deze afwijzende houding is echter dat in het merendeel van de gevallen - waarschijnlijk niet in alle gevallen - de kosten per aansluiting een veel voud zullen gaan bedragen van de investering per aan te sluiten perceel indien alle 85 gevallen posi tief zouden hebben gereageerd. Via de in de raadsbrief aangegeven verdeelsleutel komt dit meerdere dan ten laste van de 16 bewoners-eigenaars die wel een aansluiting willen. Als een van de thans wei- gerachtigen over anderhalf jaar alsnog besluit zijn perceel op het aardgasnet te laten aansluiten, ter wijl zijn buurman hetzelfde besluit anderhalf jaar eerder heeft genomen, dan brengt het "vertraagd overwinnen van die startschroom" het financieel aangename gevolg met zich mee dat zijn aansluiting op het aardgasnet een veel geringer geldelijk offer vraagt. Dit is het geval, omdat immers het constante deel van de algemene kosten per groep woningen voor het grootste deel een anderhalf jaar daarvoor al op zijn buurman is verhaald. In het verleden heeft zich naar mijn mening een dergelijke situatie al eens voorgedaan. Onze fractie beschouwt een dergelijk handelen, zo het al bewust zou gebeuren, maat schappelijk ongewenst. Dit niettegenstaande het uitgangspunt dat iedereen uiteraard volkomen vrij is en vrij behoort te zijn een aansluiting op het aardgasnet al dan niet te prefereren. Voorkomen zou echter moeten kunnen worden dat een dergelijk handelen de lasten van het project over een oneven redig klein aantal schouders verdeelt, indien blijkt dat na verloop van tijd de resterende panden toch aansluiting verlangen. De gemeente mist echter de bevoegdheid voor een dergelijk ingrijpen. Om niet geheel werkeloos te hoeven toezien hoe de trage c.q. negatieve beslissers van vandaag door enkel tijdsverloop worden verheven tot wat ik bijna zou willen noemen de profiteurs van morgen, vraagt onze fractie zich af of het geen aanbeveling verdient het nu aan de orde zijnde subsidieaanbod - inderdaad een, zoals de heer Van den Eist heeft gezegd, genereus aanbod - van gemeentewege tot een bepaalde datum gestand te doen. Deze datum kan door het college nader worden vastgesteld. Hierdoor krijgen aanvragers van na deze fatale datum automatisch met een hogere investering te ma ken. Tegenstanders van deze gedachtengang zullen wellicht opmerken dat bij uitvoering van deze suggestie ook de opvolgende eigenaren van de thans niet aan te sluiten percelen worden getroffen. Wij menen dat een dergelijke stellingname optisch vertekend is, aangezien de waarde in het economisch verkeer van een niet aangesloten pand - ik neem dan als uitgangspunt die waarde in het economisch verkeer die kan worden gerealiseerd bij een zorgvuldig voorbereide verkoop aan de meest gerede ko per - door het ontbreken van een aansluiting negatief zou worden beïnvloed. Daardoor ontvangt de opvolgende eigenaar compensatie via een lagere kostprijs van het pand. Wij zijn van mening dat, door het aanhouden of het stellen van een zekere termijn van afloop van deze regeling als fatale datum, door het college in een ruime mate wordt tegemoetgekomen aan de bestuurlijk in acht te nemen zorg vuldigheid De heer Eijgelaar (weth.): Ik zal proberen een kort antwoord te geven; u bent dat van mij gewend. (Gelach) De heer Van den Eist vraagt naar de reden van de geringe respons op de mogelijkheid die de be trokkenen wordt geboden. Hij vroeg of de mensen soms niet op de hoogte waren van het feit dat dit stond te gebeuren. Naar mijn mening was dat wel het geval. Men weet het natuurlijk nooit precies, maar een en ander is al geruime tijd geleden hier in de raad aan de orde geweest, ledereen heeft er kennis van kunnen nemen. Bovendien zijn de mensen die voor een dergelijk aanbod in aanmerking kwamen apart benaderd. Zij hebben derhalve wel enige tijd gehad om zich nader te kunnen informeren, nadat het bericht hieromtrent is binnengekomen. Op dit moment bestaat er kennelijk geen belangstel ling meer voor. Het is overigens niet zo dat wij er nu in berusten dat een en ander tot de zestien ge vallen, die nu bekend zijn, beperkt blijft. Het is zeker mogelijk de betrokkenen nog eens in kennis te stellen van de mogelijkheden die er op dit moment zijn. Dan komt inderdaad het punt: Is het waar dat de mensen die nu van deze mogelijkheid gebruik maken ook betalen voor de mensen die later als nog een aansluiting op het gasnet wensen? Er zou nog eens moeten worden bekeken hoe de zaak ligt.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 14