28 Wat voor soort leidingen moeten worden gelegd bij de mensen die wensen te worden aangesloten? Welke mensen zouden door nog even af te wachten daarvan kunnen profiteren? Dat is het punt waar het in feite om draait. De laatstgenoemde groep mensen kan zeggen: Wij wachten nog even en wij melden ons wel wanneer de leidingen er straks liggen. Om dit te voorkomen kan men een tijdslimiet invoeren. Ook in andere gemeenten komt steeds de vraag naar voren hoe dit te doen. Moet je een en ander nu maar bij voorbaat omslaan over een x aantal percelen? Moet je dan zeggen: Wij nemen het verlies, of moet je zeggen: Wij vormen een bepaalde reserve en daaruit financieren wij dan extra onrendabele dingen of het tekort dat optreedt wanneer mensen zich later alsnog aanmelden voor een aansluiting op het gasnet. Ik weet niet exact hoe de zaak op dit moment ligt, ik zou dit bij Frigas moeten nagaan. Mis schien blijkt dan dat het wenselijk is om een tijdslimiet in te bouwen. Wij kunnen deze mensen even tueel nog een keer bezoeken om dan exact de regeling, zoals die is, bekend te maken. Dan ook kan tegen betrokkenen worden gezegd: Voor die en die datum moet u beslissen, anders komt u er niet meer voor in aanmerking. Dit zou een mogelijkheid kunnen zijn. De heer Pruiksma heeft een lang en goed verhaal gehouden. (De Voorzitter: Soms loopt dat paral lel.) Dat ben ik met u eens. De heer Pruiksma zegt dat deze zaak met de economische waarde van het pand kan worden verrekend. Ik ben het daarmee eens. Ik zou willen voorstellen om dit punt in ieder geval met Frigas te bespreken. Misschien is het goed om de meest geëigende commissie die wij hier voor hebben daarbij in te schakelen. (De heer Knol: Welke commissie is dat dan?) Ik dacht aan de Com missie voor het ElectriciteitsbedrijfIn deze commissie zit ook de directie van Frigas. (De heer Knol: Het gaat over gas. Er is toch ook de commissie van advies voor kleinverbruikers?) Nee, dat is een com missie van Frigas. Het is een zaak van onze Commissie voor het Electriciteitsbedrijf, de heer Knol had dat eigenlijk behoren te weten. Ik stel dus voor om de Commissie voor het Electriciteitsbedrijf hierbij in te schakelen en dit punt aan de orde te stellen in deze commissie. Ik hoop dat wij aldus met een advies aan b. en w. kunnen komen. Het college kan dan de beslissing nemen op welke wijze deze zaak meer definitief en meer sluitend kan worden geregeld. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezeg ging van de wethouder. Punt 31 (bijlage no. 384). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 32 (bijlage no. 388). Mevrouw Otsen: Naar aanleiding van dit agendapunt wil ik de volgende opmerkingen maken. Het betreft hier de interne geluidsoverlast, waarover de Leeuwerikschool heeft geklaagd. Voor het huidige niet-klassikale onderwijs is deze interne geluidsoverlast nogal een forse belemmering. Al in februari 1977 heeft het hoofd van de school, de heer Braaksma, een verzoek ingediend om hiervoor voorzie ningen te treffen. Pas nu, nadat nogmaals een brief van de heer Braaksma is binnengekomen in april van dit jaar en nadat de oudercommissie ook nog eens een brief heeft geschreven, komt het college met een voorstel. Het voorstel luidt dan: Omdat wij weten of verwachten dat meerdere scholen een zelfde overlast hebben, gaan wij een meer algemeen onderzoek instellen naar de technische en onder wijskundige bruikbaarheid van oude schoolgebouwen, om zodoende prioriteiten te kunnen stellen wat betreft modernisering of vervanging van deze gebouwen. Onze fractie is a. teleurgesteld over het zo late tijdstip van reageren en vindt b. dat het niet juist is dat wat betreft het onderzoek van geen en kele tijdslimiet sprake is, zodat deze school en wellicht ook andere scholen nog langer in het onze kere worden gelaten. In dit verband wil ik de volgende drie vragen stellen. Het lijkt ons gerechtvaardigd dat de Leeu werikschool een oplossing geboden krijgt voor deze geluidsoverlast. Is het college bereid om nog eens in overweging te nemen deze school eerst uit de nood te helpen en tegelijkertijd het onderzoek te starten voor wat betreft de overige scholen? Binnen welke termijn kan met het onderzoek worden be gonnen en hoe lang zal een dergelijk onderzoek ongeveer gaan duren? Wie zal dit onderzoek gaan uitvoeren? De heer De Beer: Het college reageert nu op een brief van 11 september. Ik heb daarvoor ai Ie waardering. Hierbij steekt echter schril af het uitblijven van een reactie op de brieven van 22 febru ari en 11 april van het hoofd van de Leeuwerikschool. Ondanks telefonisch contact van het hoofd der school met de afdeling Onderwijs, heeft men niet de moeite genomen op de brieven te reageren. Ik 29 zou graag willen dat men iets zorgvuldiger en sneller te werk gaat bij de beantwoording van daarvoor in aanmerking komende stukken. Voorts zou ik mij graag willen scharen achter de vragen die mevouw Otsen heeft gesteld. De heer De Pree (weth.): Wat betreft de opmerking over de lange tijdsduur tussen het versturen van de brieven en de reactie daarop, moet ik zeggen dat dit waar is. Het is jammer, wij hopen dat dit niet vaker zal gebeuren. Ik denk dat er weinig andere excuses voor zijn aan te voeren dan deze constatering. De vraag waar het in de brief van deze school om gaat is belangrijker. Mevrouw Otsen heeft gevraagd of, hangende het onderzoek, niet begonnen kan worden met de Leeuwerikschool uit de problemen te helpen. Het voorstel, dat nu voorligt, behelst een totaal onderzoek. Zo kan worden bekeken hoe de scholen, die met dezelfde problematiek zitten, gefaseerd - financieel gezien zal het gefaseerd moeten gebeuren - uit de moeilijkheden geholpen kunnen worden. Indien men niet weet bij weike school wat dit betreft de nood het hoogst is, is het moeilijk om bij voorbaat al met één school te beginnen alleen vanwege het feit dat die school het eerst was om aan de bel te trekken. Wanneer het beperkt zou blijven tot de Leeuwerikschool, nl. dat het om een incidentele voorziening gaat waarmee de gesignaleerde interne geluidsoverlast voor een belangrijk deel zou kunnen worden verholpen, dan denk ik niet dat het problemen geeft om deze voorziening inderdaad te treffen. Wan neer het om een groter geheel gaat, moet je weten wie het eerst aan de beurt zou moeten komen. Ik heb het een stuk moeilijker met de beantwoording van de andere twee vragen van mevrouw Otsen. Ik wist niet eerder dan een halve minuut geleden dat ik op deze vragen zou moeten antwoor den. Ik durf mij niet te wagen aan een uitspraak over de termijn waarop met het onderzoek kan wor den begonnen. U hebt ook niet zoveel aan een uitspraak als "zo spoedig mogelijk". Ik durf geen con crete termijn te noemen. Evenmin kan ik zeggen wie dit onderzoek zal gaan doen. Ik weet helemaal niet of daar reeds afspraken over zijn gemaakt. (De heer Rijpma (weth.): Er is een afspraak gemaakt met de afdeling Onderhoud van de D.S.O.) Dan is hiermee dat antwoord gegeven. Mevrouw Otsen: Ik zou in ieder geval graag weten wanneer bekendgemaakt wordt op welk tijdstip met het onderzoek kan worden begonnen. Zegt het college over drie weken wanneer met het onderzoek kan worden begonnen en wanneer het wordt afgerond? De heer De Pree (weth.): De opdracht is reeds verleend en dus zal een dezer dagen met het onder zoek worden begonnen. De Voorzitter: Het geven van een opdracht tot en het beginnen met een onderzoek is niet syno niem. Ik zeg dit even voor de goede orde. Bent u redelijk tevredengesteld na de goede antwoorden van wethouder De Pree? (Mevrouw Otsen: Ja.) Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 33 (bijlage no. 369). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. De Voorzitter: Ik stel voor dat wij eerst een korte pauze gaan inlassen. De Voorzitter schorst, om 23.00 uur, de vergadering voor de tweede pauze. De Voorzitter heropent, om 23.20 uur, de vergaderi Punt 34 (bijlage no. 378). ng. De heer Schagen: Het is nu de eerste maal dat de gemeente Leeuwarden een Educatief Plan en Programma gaat vaststellen. Het is ook wel te zien dat het de eerste keer is, zowel wat betreft de procedure als wat betreft de inhoud is wel wat op de nota aan te merken. De procedure, die zelf ook al wordt betiteld als een noodprocedure, heeft ertoe geleid dat deze nota nauwelijks of niet besproken is in een breder veld van instellingen en andere betrokkenen. Wat de inhoud betreft, in de nota wordt eigenlijk geen nieuw beleid ontwikkeld, in ieder geval niet wat betreft het programma. Het educatief centrum dat in de nota wordt genoemd heeft verder geen uitwerking gekregen in vorm takenpakket. De relatie tussen het onderzoek dat gepleegd is en het beleid is eveneens ver te en in ■PIHpnpij

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 15