2-65?
men los staan van ieder voorafgaand onderzoek en die ook volkomen los staan van het politiekorps van
Leeuwarden. De burgemeester, het hoofd van de politie, heeft gezegd dat hij het bijzonder zou betreu
ren als hij in het openbaar bepaalde dingen over bepaalde personen zou moeten zeggen die voor die
personen en in het bijzonder voor hun gezinnen bijzonder pijnlijk zouden zijn. Ik heb daar begrip voor,
ik kan dat met u mee voelen. Maar het lijkt mij wel zo te zijn dat u dat zelfde begrip zult moeten op
brengen voor de mannen die uit het politiekorps weg zijn gepest, met ontslag zijn bedreigd of zijn ont
slagen en dat het ook voor die mensen en hun gezinnen iets verschrikkelijks is en ook al jaren geweest
is te merken dat dingen die zij meenden dat ze tot de taak van een rechtgeaard politieman behoren
kunnen leiden tot, in ieder geval naar hun gevoel, rechtsverkrachting. Maar wat mij persoonlijk nog
zwaarder weegt is dat naar het schijnt tipgeving of arrestatie inzake drughandel niet tot gevolg heeft
dat er op een voor de burgerij zichtbare wijze iets tegen de handel in verdovende middelen wordt ge
daan. Nogmaals, als zovelen van onze jonge mensen slachtoffer worden van de gewetenloze handelaren
in verdovende middelen dan is er maar één weg: Onderzoek de antecedenten van onze politie in deze,
licht het korps door, doe er alles aan wat mogelijk is om eventuele gezwellen uit te snijden. De toe
komst van onze jeugd is er mee gemoeid.
De hear Miedema: Nou't de hear Heidinga sprutsen hat haw ik der bihoefte oan om ek inkele wur-
den to sizzen. It is uteraerd it folste rjocht fan elts riedslid om syn miening oer hokker saek dan ek to
jaen as hy mient dat dat moat. Ut namme fan it greatste diel fan myn fraksje moat ik sizze dat hwat de
hear Heidinga sein hat foar in part net us opfetting is. It is, tocht ik, yn greate lijnen sa dat wy as
C.D.A.-fraksje net ré binne om to réagearjen op krante-artikels, dat wy bigryp hawwe foar de proble
men dêr't jo as boargemaster op dit stuit mei tangele sitte, dat wy soarch hawwe oer it funksionearjen
fan üs polysje-apparaet, dat wy ek graech sicht hawwe wolle hokker mooglikheden der lizze om de
problemen dy't op dit momint spy I j e op to lossen, mar dat it us net goed ta liket dat wy dit soarte pro
blemen dy't de hear Heidinga mient op dit momint yn it iepenbier yn dizze seal utsprekke to moatten
op dizze manier oan de oarder to stellen en op dy manier to bihanneljen en oer dizze saken nou in ant-
wurd fan jo to freegjen.
De hear Singelsma: Hwa't tinke mocht dat nou de stream fan geroften ophaldt dy hat it mis. Ynkoar-
ten komme twa fan de üntsleine amtners foar it Amtnersgerjocht - dat is iepenbier - en dan sil der in
nije stream fan biskuldigingen en publikaesjes losbrekke. It sil de foarsitter bikend wêze dat der in om-
fangryk dossier oanlein is dat elts eagenblik brukt wurde kin tsjin de gemeentepolysje en tsjin it haed
fan dizze gemeente. Foardat it to let is soe ik sizze: Men moat wol witte hwat men docht en hwer't men
mei spilet. Ik wol de diskusje net ophalde. Artikel 129 fan de Gemeentewet leit de boargemaster de
forplichting op de ried yn to Ijochtsjen oer it troch him fierde bilied. Dè Polysjewet fan 4 july 1957,
steatsblêd 244, seit yn artikel 4, le lid: "Van de gemeentepolitie worden benoemd, bevorderd, ge
schorst en ontslagen: a. de hoofdcommissarissen en commissarissen door Ons op gemeenschappelijke
voordracht van Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie, de burgemeester gehoord;".
Mar der is mear. Artikel 149 fan de Gemeentewet seit dat gemeentebist jürendus ek de boargemaster
fan de gemeente, "dienen van bericht en raad aan onze Commissaris in de provincie, en aan de Gede
puteerde Staten over alle zaken de gemeente aangaande." De' kommissaris fan de keninginne en depu-
tearre steaten kin frege wurde dat it gemeentebistjur, mei namme de boargemaster fan Ljouwert, oan de
Steaten fan Fryslan birjocht docht oer dizze saek. Ik nim oan dat foldien is oan it stelde yn de Polysje
wet. Ik freegje dus konkreet: Hat de boargemaster de ministers De Gaay Fortman en Van Agt ynljochte
en hawwe dizze de skorsing bikrêftige? Ik tink dat it fan my hwat to bernlik is to freegjen hwat foar
ynljochtings de boargemaster jown hat. Artikel 129 sprekt ek fan "openbaar belang". Dat is in tige dis—
kutabel punt yn dit artikel. Ik wit net hwat dit krekt ynhaldt, mar dat hear ik aensens wol. Mynhear de
foarsitter, foardat it to let is hoopje ik dat der dochs iepening fan saken komt. Ik soe noch in fjirde
fraech stelle wolle. De direkteur fan de G.G.D., de hear Smit, hat untslach frege. Myn fraech is: Is
der in "causaal verband" tusken de polysje-affaire en it untslach freegjen fan de hear Smit?
De Voorzitter: Ik zie dat sommige raadsleden op hun horloge kijken, maar het lijkt mij niet zinvol
de behandeling van dit punt te onderbreken en er morgen mee verder te gaan; ik stel voor dit punt nog
af te handelen.
Ik zou willen beginnen - ik houd de volgorde van de sprekers maar aan - met de opmerkingen van
de heer Buising; die heeft niet nu maar in zijn algemene beschouwingen een enkel woord over deze
kwestie gezegd. De heer Buising noemde de ontwikkelingen bij de politie een ongelukkige situatie en -
ik ben het daar volledig mee eens. Ik begrijp ook dat de voorlichting welke ik heb kunnen geven zowel
door de raad als door vele anderen als erg onbevredigend is ervaren. De heer Van der Wal heeft gezegd
2*)S8
dat ik nietszeggende antwoorden heb gegeven; ik laat dat voor zijn rekening. Ik ben toen de raad vra
gen heeft gesteld eerst schriftelijk en vooral later in het vragenuurtje - toen heb ik mondeling antwoord
gegeven op door raadsleden gestelde vragen - wel bijzonder duidelijk geweest; ik heb toen iets anders
gedaan dan nietszeggende antwoorden geven.
ik hoop dat u, leden van de raad, er begrip voor zult kunnen hebben dat ik al langere tijd - door
sommigen is daar op gewezen en terecht - in spanning heb gezeten over de gang van zaken bij de po
litie. Ik heb reeds langere tijd alsmaar moeten wikken en wegen tussen het zo goed mogelijk functione
ren van het apparaat waarvoor ik verantwoordelijk ben en het rekening houden met belangen van men
sen en gezinnen. Ook al constateer je ergens dat iets helemaal niet goed loopt dan kun je nog niet zon
der meer mensen opzij schuiven. Ik heb persoonlijk de afgelopen jaren herhaaldelijk getracht via over
leg tot betere verhoudingen en een goede werkwijze te komen. Helaas is mij dat niet gelukt. Na de ver
schillende opmerkingen die er zijn gemaakt, vooral ook vandaag - daar heb ik mee te maken, met de
raad, en niet met andere geruchtenstromen die er zijn -, heb ik er behoefte aan in de raad mijn beleid in
deze te verdedigen. Het staat in de wet dat ik daartoe verplicht ben en dat doe ik ook. Ik heb daaromtrent
geen aarzeling. Indertijd heb ik zowel schriftelijk als mondeling - dit laatste in een openbare vergadering
op 4 oktober j.l. - vragen van raadsleden beantwoord over de problemen welke er m.b.t. de politie in deze
gemeente waren gerezen. De beantwoording was summier - ik geef dat gaarne toe -, maar ik had op
dat moment geen andere keus Overigens ben ik op 8 november tijdens de openbare vergadering van
afdeling I van de raad meer uitvoerig ingegaan op door enkele raadsleden gestelde vragen. In het open
baar heb ik gezegd dat de top van het politiekorps niet goed functioneerde. Ik hoef nu, dacht ik, niet
te herhalen wat ik toen en in het vragenuurtje in het openbaar heb gezegd; u kunt dat zelf nog weer
eens naslaan. Schriftelijk had ik reeds eerder op desbetreffende vragen meegedeeld dat er een onder
zoek door de rijksrecherche werd ingesteld. Aangezien door een derde instantie derhalve reeds een uit
voerig onderzoek is gedaan zie ik niet in welke de zin zou zijn nogmaals een onderzoek in te stellen;
de rijksrecherche is inderdaad het meest competente en ook bevoegde orgaan dat daarvoor kan worden
gevraagd en ook pleegt te worden gevraagd wanneer zich problemen in den lande voordoen. Uit het ge
houden recherche-onderzoek is niet gebleken van zodanige handelingen dat een strafvervolging tegen
één of meer personen zou moeten plaats hebben. Een ieder die aanwijzingen zou hebben dat toch straf
bare feiten zouden zijn gepleegd kan overeenkomstig artikel 161 van het Wetboek van Strafvordering
een geconcretiseerde aangifte doen bij de officier van justitie. Daaraan zal dan stellig door het open
baar ministerie de nodige aandacht worden besteed. Wel is uit het recherche-onderzoek gebleken dat
de bestaande situatie niet bestendigd kon worden en dat ingrijpende maatregelen noodzakelijk waren
om een goed functioneren van het politie-apparaat te herstellen. Voor een goed begrip en om ieder mis
verstand te voorkomen moet ik u er opmerkzaam op maken dat voorkoming en opsporing van strafbare
feiten behoren tot de taak en bevoegdheid van het openbaar ministerie. De burgemeester is daarvoor
niet verantwoordelijk. Wel is hij verantwoordelijk voor het handhaven van de openbare orde en voor
het beheer van het pol itie-apparaat. Dit laatste impliceert dat de burgemeester er wel verantwoordelijk
voor is dat de politie zijn justitiële taken kan vervullen doch niet voor de wijze waarop dat geschiedt;
hij kan daarvoor ook geen aanwijzingen geven. Dit vloeit voort uit het dualisme in het gezag over de
politie zoals dat in de Politiewet is neergelegd. Ik heb hiermee ook een duidelijk antwoord gegeven op
een deel van de opmerkingen die zopas door de heer Heidinga zijn gemaakt. Op al het andere dat hij
daarbij heeft genoemd kan ik geen antwoord geven, het zou ook niet tot mijn competentie behoren. Ik
kan u echter wel zeggen dat ik zo nauw bij het hele gebeuren bij de politie betrokken ben, niet alleen
nu maar ook de afgelopen jaren, dat datgene wat de heer Heidinga hier zopas heeft gesteld naar mijn
mening beslist van elke grond ontbloot is, welke geruchten er ook in omloop mogen zijn. Het is u overi
gens uit de door mij gedane mededelingen duidelijk geworden dat twee topfunctionarissen van het Leeu
warder politiekorps niet meer functioneren. Dat hangt uitsluitend samen met hetgeen ik zopas nogmaals
heb herhaald en destijds in het vragenuurtje ook te uwer kennis heb gebracht. Een andere aanleiding is
er niet en dus is het mij ook niet mogelijk u andere feiten te noemen. Het enige dat wel mogelijk zou
zijn is nadere details te noemen o.m. uit het ingestelde onderzoek waarmee het niet goed functioneren
van het politiekorps wordt geadstrueerd. Ik heb die gedetailleerde opsomming hier voor mij liggen. Als
de raad dat wenst en meent dat ik slechts door het verstrekken van die details in voldoende mate ver
antwoording aan de raad zou afleggen voor het door mij gevoerde beleid dan ben ik bereid deze uitvoe
rige detaillering in het openbaar in deze vergadering te geven. Ik heb tot dusverre gemeend dat niet te
moeten en uit menselijke overwegingen ook niet te mogen doen. Een tweetal politiemensen die al niet
meer hun functie uitoefenen, hun vrouwen en hun kinderen hebben reeds heel veel moeten incasseren.
De nadere gegevens - dat zijn geen nieuwe feiten - kunnen niet anders dan hard voor betrokkenen
over komen, hoe voorzichtig ik ook zou formuleren; dat is niet te voorkomen. Ik kan u de verzekering
geven dat ik eerst na zeer langdurige gesprekken met mijn adviseurs - daar zijn halve nachten mee ge-