4
delen dat ze bij het beoordelen van het werk van de commissie liever de nadruk legt op kwaliteit dan
op tempo, al moet dat laatste uiteraard wel redelijk zijn. In dit verband wil ik nog even gewag maken
van de waardering van onze fractie voor het feit dat de nota betreffende het beroepsmatige jeugdwerk
inmiddels gereed is en in de openbaarheid is gekomen. Zonder er nu al een oordeel over uit te spreken
lijkt het van belang de discussie over de nota in de raad niet te lang uit te stellen; er staan belangrij
ke dingen in en wij moeten op een redelijke termijn tot een uitdragende zaak komen.
Nu mijn kleine kringloop dan weer is gesloten wil ik nog graag enige opmerkingen wijden aan een
paar andere zaken waarvan sommige overigens wel in het verlengde liggen van wat ik zopas heb ge
zegd. Blijkens een desbetreffend persbericht is de Noordelijke Ontwikkelings Maatschappij er in ge
slaagd 2.750 arbeidsplaatsen te behouden. Op zichzelf is dat een belangrijk resultaat, maar de posi
tieve ondertoon van een dergelijke mededeling is natuurlijk maar zeer betrekkelijk als wij denken aan
de wezenlijke taak van de N.O.M., n.l. de industriële sector en eventueel de dienstensector zodanig
op te vijzelen, te ontwikkelen dat er niet slechts van behoud sprake is. Dat dit de N.O.M. niet of
moeilijk lukt is haar natuurlijk op zich niet kwalijk te nemen als wij kijken naar de omvang van de
nood en naar de structuur van de moeilijkheden waarover het nu even gaat. Ook een voorzichtige eco
nomische opleving wordt in het Noorden altijd later voelbaar dan elders, vooral als hij - zoals het nu
lijkt - niet meer automatisch gepaard gaat met het groter worden van het aantal arbeidsplaatsen. Dit
zal voor het Noorden en dus ook voor Leeuwarden voorlopig wel een plaag blijven, maar hij zou voor
het Noorden niet groter mogen blijven dan voor de rest van het land en daarnaar moet het gemeente
bestuur bij voortduring blijven streven, althans wat Leeuwarden betreft. Wij kunnen het elkaar nooit
vaak genoeg en nooit dringend genoeg toeroepen: Jaag achter de rijksdiensten aan Jaag achter alles
aan wat de werkgelegenheid kan bevorderen, want de werkloosheid is een pest waaraan wij nooit mo
gen wennen! In dit verband blijven de pogingen om voor Leeuwarden het predikaat groeistad te krij
gen, de vestiging van de Postbank en het verdubbelen van de verkeerswegen naar de randstad van het
grootste belang.
Op het gebied van het onderwijs valt er dit jaar een "boppeslach" te noteren: de universitaire
vestiging is een feit geworden. Een bijzonder verheugend feit waarvoor wij de mensen in Groningen en
Leeuwarden die zich er het vuur voor uit de sloffen hebben gelopen veel dank zijn verschuldigd. U,
als college, hebt inmiddels die dank uitgesproken, onze fractie schaart zich bij deze graag achter u.
Niettemin spreek ik op dit moment de hoop uit dat het uiteindelijke beeld van het universitaire on
derwijs op den duur toch meer zal beantwoorden aan het ideaal zoals dat in het bekende blauwe rap
port over het universitaire onderwijs in Friesland is beschreven. Overigens is het ook in de onderwijs
wereld niet alles goud wat er blinkt. Collega Ten Hoeve heeft vorig jaar zijn verontrusting uitgespro
ken over het standpunt van het G.C.O. ten aanzien van de regionalisatie van de onderwijsbegeleiding.
Het is diep te betreuren dat er op dit moment niets positievers gezegd kan worden, integendeel, je
zou bijna zeggen: Is er dan in dit land niet één instantie te vinden die het G.C.O. er toe kan brengen,
er toe kan dwingen voor mijn part, zich nu eindelijk eens aan de gemeenschappelijke regeling te hou
den? Het is toch eigenlijk te gek om los te lopen dat zoiets kan. Onze fractie hecht er aan bij deze
gelegenheid nog eens weer de nadruk te leggen op de noodzaak van onderwi jsverbeterende maatrege
len waaronder het onderwijs-opbouwwerk. De initiatieven zijn er, eigenlijk al een tijdje, wij worden
langzamerhand behoorlijk nieuwsgierig naar de resultaten en ze moeten niet al te lang op zich laten
wachten. In dit verband moge ik nog een suggestie doen. Zou het geen aanbeveling verdienen om eens
na te gaan of het mogelijk is van de langzamerhand groeiende leegstand van de lokalen gebruik te ma
ken bij de integratie van kleuter- en lager onderwijs? Ruimtelijke problemen op dit punt worden in elk
geval kleiner als u op deze manier probeert van de nood een deugd te maken. In het Nijlan komt mis
schien wel de kans hier eens iets aan te doen. Ik geef het de wethouder van Onderwijs graag toe - hij
zei het nog tijdens de desbetreffende afdelingsvergadering - dat de marges waarbinnen de gemeente
ten aanzien van het onderwijs moet opereren bijzonder klein zijn. Dat maakt het voeren van een eigen
onderwijsbeleid moeilijk maar niet onmogelijk. Er moeten mogelijkheden zijn een bewuster beleid te
voeren dan nu het geval is. Daartoe zouden kunnen bijdragen een veranderde werkwijze van de raads
commissie voor het onderwijs, het betrekken bij wat er zich allemaal afspeelt van het onderwijzend
personeel in al zijn geledingen en van de ouders - meer dan dat nu gebeurt - en het verbreden en
verdiepen van de taken van de Schoolraad en de Kleuterouderraad. De samenwerking tussen openbaar
en bijzonder onderwijs zoals die in Aldldn gestalte heeft gekregen wordt door onze fractie bijzonder
gewaardeerd en wij koesteren nog steeds de stille hoop dat er ook in Camminghaburen toch meer in de
ze geest gewerkt zal kunnen worden. De plannen m.b.t. Camminghaburen zullen overigens onderwerp
zijn van discussie, weliswaar tijdens deze twee zittingsdagen maar los van de begrotingsbehandeling.
Daarover zal ik mij dan nu ook niet uitlaten.
Het is inmiddels doorgedrongen dat u van plan bent de problematiek aangaande de parkeerkelder
yBUÊOSm
jcw ■ar.
5
onder het Zaailand aan het begin van het nieuwe begrotingsjaar in de raad aan de orde te stellen. On
ze fractie is daarmee wel akkoord. Het betreft een uitermate belangrijke, kostbare en ingewikkelde
operatie. Wij moeten er met elkaar voor waken dat de beslissingen op een verantwoorde manier worden
genomen. Overhaast zal ook hier schaden.
Ten aanzien van de ruimtelijke ordening moet mij nog een algemene opmerking van het hart. Het
blijkt - andere raadsleden zijn daar beter van op de hoogte dan ik - dat in bepaalde gevallen in
overleg met of althans met toestemming van de D.S.O. bouwplannen worden uitgewerkt op een manier
die duidelijk strijdig is met de besluiten die de raad in die gevallen heeft genomen. Anders gezegd: Er
worden soms bouwplannen uitgewerkt aan de hand van gegevens die niet dezelfde zijn als die op grond
waarvan bij het college een bouwvergunning werd aangevraagd. Daarvan is in ieder geval één recent
voorbeeld bekend. Zoiets vindt zijn oorzaak in het feit dat, wanneer de dienst bij het uitwerken van
plannen stuit op problemen die voortvloeien uit raadsbesluiten, ze die niet meteen terugkoppelt naar
b.v. de wethouder, maar dat ze stug - dat betekent stijfkoppig - doorgaat met de uitwerking van de
betreffende plannen volgens haar eigen idee, althans ze staat dat soms aan anderen toe. Dat moet on
vermijdelijk tot conflicten leiden, vooral wanneer de wethouder zelfs niet eens op de hoogte van der
gelijke escapades blijkt te zijn. Die conflicten barsten in de Commissie Ruimtelijke Ordening dan ook
inderdaad uit. Het ligt voor de hand dat de raad zoiets niet mag accepteren. Het behoort de dienst
eens en vooral duidelijk te worden gemaakt dat ze zich bij het college heeft te vervoegen wanneer ze
meent zich te zien geplaatst voor onwerkbare situaties die voortvloeien uit genomen raadsbesluiten.
Het „eigen houtje" hoort hier zonder meer tot de categorie "verboden tekengereedschap". Het dage
lijks bestuur van de gemeente in casu de wethouder behoort zich naar de mening van onze fractie be
wust te zijn van het feit dat het in gevallen als dit niet een discussiepartner van de dienst is, maar de
instantie die de dienst zegt hoe het moet. Het behoort bovendien tot de taak van de wethouder er op
toe te zien dat het ook zo gebeurt. De wethouder behoort niet tot de dienst, hij staat er boven. Dat is
de theorie, dat hoort ook de praktijk te zijn.
Het is niet de bedoeling van onze fractie bij deze gelegenheid terug te komen op de ongelukkige
gebeurtenissen betreffende ons politiekorps. Er zijn u, mijnheer de voorzitter, uit de raad vragen ge
steld - door onze fractie zelfs tot tweemaal toe -, vragen die tot doel hadden u in de gelegenheid te
stellen opheldering te verschaffen. U hebt op die vragen geantwoord. De manier waarop u dat hebt ge
daan was zeer onbevredigend en autoritair. Dat veroorzaakt bij onze fractie ook nu nog een gevoel
van grote teleurstelling, maar de raad heeft zich er bij neer moeten leggen. Dat neemt echter niet
weg dat het uw taak is er alles aan te doen om in de toekomst zulke afschuwelijke toestanden te voor
komen. Dit zou misschien o.a. kunnen door het benoemingsbeleid dat u gaat voeren. Er is een vacature
in de top van het korps en, als mijn informatie juist is, komt er door pensionering binnen afzienbare
tijd nog één bij. Voer toch in vredesnaam zo'n beleid dat er een drastische verbetering in de verhou
dingen en de werkwijze van het politiekorps komt. Alleen op die manier kan het zo ernstig beschadig
de vertrouwen van de burgerij in de politie worden hersteld.
In het afgelopen begrotingsjaar is er in Leeuwarden erg veel gebeurd. Misschien mogen wij over
sommige dingen een beetje tevreden zijn, misschien ook past ons bij sommige dingen een beetje
schaamte. De volmaaktheid zullen ook wij hier nooit bereiken. Er is erg veel werk verzet, hier in de
raad, in het college, maar vooral ook in het ambtelijk apparaat. Vooral deze laatste weken heeft het
soms wel op een wedstrijd om het grootste uithoudingsvermogen geleken. Misschien dat een iets andere
planning van de werkzaamheden de druk op die laatste weken iets zou kunnen verlichten; ik geef u
dit graag in overweging. Onze fractie wil allen die bij al dat werk betrokken waren danken voor de
inzet en de prestatie en hun tegelijkertijd sterkte en succes toewensen voor het komende begrotings
jaar.
Ik ben mij er van bewust dat ik in deze beschouwing veel dingen onbesproken heb gelaten, maar
alles overhoop halen zou een te zwaar beroep doen op het uithoudingsvermogen van degenen die het
moeten aanhoren. Vandaar dat ik het hierbij zou willen laten.
De hear Miedema: Ik haw it idé dat "Leeuwarden-hoog" foar my to "laag" is, dat ik doch mar ge
woon. Oan de oarder is hjoed de bihanneling fan it biliedsplan 1977-1981 Dat is in wichtich momint
yn üs gemeentlik dwaen en litten. It is nei myn bitinken ien fan de mominten dat men as riedslid yn
elts gefal bisykje moat in totael oersjoch to jaen, in oersjoch dêr't ut bliken docht hoe't de takomst-
fisy fan jins fraksje op bilangrike punten is. It is ek it momint dat men jin óffreegje moat oft it wurk
fan it léste jier in ridlik wurdearringssifer krije kin. Ek moatte wy us op in dei as hjoed óffreegje oft
de wize hwerop üs bisluten ta stan komme wol altiten de béste is, oft it bigryp ynspraek dêr't wy nou
in tal jierren mei wurkje brocht hat hwat wy der fan forwachten. Lannelik sit men tangele mei it pro
bleem dat it persintaezje fan de bifolking dat gebrék makket fan de kans op ynspraek frij lyts is. In