24' dn
De hear Miedema: Hwat de moasjes fan Axies oanbilanget, ik leau net dat der in lange motivear-
ring foar nedich is; der is fanut üs fraksje net folie bihoefte oan.
Hwat it punt fan in koördinearjend architekt oangiet haw ik der dochs wol bihoefte oan in pear
wurden to sizzen. Hjir is frege hwerom der net in bistimmingsplan makke wurdt. It hat lange tiid ge-
brük west dat de gemeente in bistimmingsplan makke hwerop elts hus en elts fytshok kaem to stean; it
moast dan krekt sa boud wurde. Dat levere de nedige swierrichheden op. It halde fansels wol yn dat de
ried in fofael utwurke plan foar him krige en dat de ried folslein it foech hie om elts skuorke to for-
pleatsen en in maksimale ynbring hie. Yn de praktyk levere it faek it probleem op dat de takomstige
bouwer sei: Beste minsken, as wy it sa bouwe moatte dan kinne wy it net forkeapje, hwant dit leit net
mear yn de merk. Doe is men, tocht ik, de oare kant utgien, de gemeente untwikkelef in flekkeplan,
tige globael, en lit de takomstige bouwer de flek ynfolje. It resultaet wie dat foar de ried de gryp op
de hiele saek bisunder lyts wie, jo koene der twa jier letter troch kuijerje en sizze: It is dochs net sa
gek wurden, of: It fait us of. Ik tocht dat nou de opset wie: De tsjinst makket it plan, folslein, mar
jowt de romte oan wenningboukorporaesjes, bilizzingsmaetskippijen ensfh. dy't der bouwe sille - dy
moatte it forkeapje en moatte der forantwurdlikheit foar drage - in skets yn to leverjen: Soe it sa kin
ne? Dat wurdt dan woegen troch us tsjinst. Yn myn fisy is it ein dan dat de tsjinst in plan ynleveret
foar dy flek en seit: Yn oerliz mei de takomstige bouwer hawwe wy tocht dizze flek sa to forkaveljen.
Nei myn idé hat de ried op dat momint it foech om ja of né to sizzen. Ik tocht ek dat op dat momint
de ynbring en de forantwurdl ikheit fan de ried optimael forsekere wie.
Dan nou it punt fan de koördinearjend architekt. As jo in architekt nimme dy't idéensketsen ynle
veret, dy't foorstellen docht, dan moat dy man bitelle wurde. Ik kin my foarstelle dat - de wethalder
hat it hawn oer 50,per hus - in bilizzingsmaetskippij seit: Dat doch ik by de keappriis fan it
hus, klearDe wenningboukorporaesjes sitte fansels mei itselde feit. De hear Heidinga hat mei rjocht
wiisd op it lytse tal wenningen per architekt. De wenningboukorporaesjes sizze: Béste minsken, as wy
400 wenningen bouwe meije dan hawwe wy bihoefte oan in architekt dy't us idéen sketst sa't wy
graech wolle dat rekken mei halden wurdt by it ütwurkjen fan us flek. (De heer Geerts: Dat staat hier
niet. Er staat dat bij de vrije sector en bij de premiebouw de deskundigen van de gemeente de coördi
natie zullen verzorgen. Het gaat niet om het punt of er wel of niet gecoördineerd moet worden, het
gaat er om wie die coördinatie verzorgt. Bij de vrije sectorbouw wordt heel nadrukkelijk gezegd dat
dat van de kant van de gemeente kan gebeuren en bij de woningbouwcorporaties wordt dan ineens ge
zegd dat er een aparte man door de woningbouwcorporaties moet worden aangetrokken. Dat begrijp ik
niet.) Ik bin dat mei jo iens, dat bigryp ik ek net. Mar as ik it dan net bigryp dan fortael ik it wol ris
hwat frij. Ik siz dan: Dér is net in koördinearjend architekt nedich yn dy sin dat de gemeente dy biteI-
je moat. Mar yn beide getallen leit nei myn bitinken de koördinaesje by de tsjinst. Omt de wenning
boukorporaesjes yn forban mei de finansiéle opset en troch de strakke bining oan kurveprizen gjin in-
kele romte hawwe yn harren budget om kosten to meitsjen boppe de suver architektoanyske kosten fan
it hus jowt it kolleezje de wenningboukorporaesjes hwat romte om, nou't der mei in lyts tal wenningen
per architekt wurke wurdt, dochs ienige ynbring yn de uteinlikse forkaveling to hawwen. Ik tocht dat
dat in goede saek wie en ik bin ek fan bitinken dat, as dit réaliteit wurdt, de ynfloed en de forant-
wurdlikheit fan de ried wier makke wurde kinne.
De heer Ten Hoeve heeft inmiddels de vergadering verlaten.
De heer Rijpma (weth.): De heer Miedema heeft de verschillende bestemmingsplanprocedures ge
schetst. Bij dit plan maken wij het ons niet gemakkelijk want behalve dat wij een globaal bestemmings
plan maken waarin nog een detaillering moet plaats vinden spreken wij over een geïntegreerde opzet.
Als u naar het Aldlan kijkt dan worden daar 160 woningen in een vlek gebouwd van een bepaald type.
Hierbij zeggen wij: Nee, niet een blok van 160 of 200 woningen van één type, ook niet zo'n groot
blok per ondernemer uitgeven, er moet een integratie komen van verschillende vormen, verschillende
woonklassen als dat enigszins kan. Wij hebben hier de eis gesteld dat wij uit willen gaan van een be
perkt aantal woningen per architect. De heer Heidinga zegt dat hij daar niets van terug vindt, maar er
zijn twee raadsbrieven. Op bladzijde 3 van bijlage 431 staat heel duidelijk in de laatste tien zinnen
dat wij ons streven om te komen tot een gevarieerde opzet van woningbouwplannen niet hebben verla
ten, dat wij vast zullen houden aan beperking van het aantal woningen van een gelijke verschijnings
vorm en dat wij bij realisering van omvangrijke projecten zullen eisen dat daarvoor verschillende ar
chitecten worden aangetrokken. Het is mogelijk dat onze stedebouwkundige dienst de coördinatie ver-
zor9f/ °ok voor de woningbouwcorporaties, maar dat betekent wel dat de woningbouwcorporaties zich
moeten richten naar de wensen van onze stedebouwkundigen en in het kader van een wisselwerking
tussen ondernemer, corporatie en gemeente, uitgaande van een beperkt aantal woningen per architect,
25 S£
hebben wij gezegd: De woningbouwcorporaties en ook de ondernemingen kunnen een coördinerend ar
chitect aanstellen die met onze stedebouwkundigen het gesprek voert en dat weer vertaalt naar de an
deren. T.a.v. de woningbouwcorporaties die naar zij zeggen over weinig middelen beschikken kom je
tot de vraag: Moeten wij hen deze inspraak, dit meedenken mogelijk maken? In die zin staat in de
raadsbrief dat wij dat positief zouden willen benaderen.
De heer Geerts: Ik heb behoefte aan een derde instantie omdat ik wi1 benadrukken dat de mogelijk
heid moet bestaan dat niet eerder wordt beslist dan nadat in de Commissie Grondbedrijf en de Commis
sie R.O. hierover is gesproken. Ik zou graag de gelegenheid willen hebben hiertoe een motie in te
dienen. Die motie luidt:
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 14 december 1976, spreekt als
zijn oordeel uit dat over de coördinerend architect voor de woningbouwcorporaties niet eerder beslist
zal worden dan nadat hierover in de Commissies Grondbedrijf en R.O. gerapporteerd is."
Deze motie is mede-ondertekend door de heer Van der Veen.
De heer Rijpma (weth.): Ik heb aan de motie van de heer Geerts in wezen geen pijn, dus wat dat
betreft zeg ik o.k., maar ik zou wel van de raad willen weten of hij het uitgangspunt dat wij kunnen
overwegen met de woningbouwcorporaties op deze basis gesprekken te voeren zinvol vindt, want de
Commissie R.O. en de Commissie Grondbedrijf vervangen niet deze raad. Ik zou graag willen weten:
Gaat de raad er mee akkoord dat wij in die richting gedachten ontwikkelen? In wezen vind ik de mo
tie van de heer Geerts te vrijblijvend: Wij gaan nu in de commissies praten en daarna komen wij hier
terug. Intussen gaat de planprocedure verder, de woningbouwcorporaties treffen ook hun voorbereidin
gen en wanneer de intentie van de raad is te zeggen: Het is allemaal onzin, dan wil ik dat wel weten.
Ik zou graag van de raad willen weten of hij sympathie voor het idee heeft om een vorm te vinden
waarin wij in ieder geval de woningbouwcorporaties in positieve zin kunnen benaderen.
De heer Geerts: Het is natuurlijk niet een soort hobby dat wij nog eens in de commissies hierover
willen praten, maar het is de bedoeling om daar nog wat meer informatie te verzamelen over het punt
of al dan niet een coördinerend architect moet worden aangetrokken. Het is een zinloze zaak terug te
koppelen als wij nu al zouden zeggen dat wij er sympathiek tegenover staan, dat moet blijken uit de
nadere gesprekken die op korte termijn kunnen worden gehouden; het hoeft niet een langdurige kwes
tie te worden. Daar verzamelen wij dan gegevens om te kunnen beslissen of wij het al dan niet nodig
achten die coördinerend architect aan te trekken; de zaak kan dan op korte termijn weer in de raad
komen. Maar voordat wij deze gegevens hebben, voordat wij de argumenten kennen, voordat wij de
dingen die wij nu besproken hebben op een rijtje gezet hebben is hier m.i. niet een goed oordeel over
te geven. Ik zeg daarom dat deze vraag van de wethouder niet zinvol is.
De heer Knol: Het bevreemdt mij van de wethouder te horen dat hij geen enkele pijn zou hebben
aan deze motie, want ik weet van ten minste één woningbouwcorporatie dat die onder druk van het
gemeentebestuur al een coördinator heeft benoemd. (De heer Rijpma (weth.): Dat is een veronderstel
ling die niet in overeenstemming is met de feiten.) Ik wil de nota er wel bij halen waarin(De
heer Rijpma (weth.): Er is gesproken over de mogelijkheid, maar er is geen enkele druk uitgeoefend om
dit te doen. Het verzoek is van de woningbouwcorporatie zelf gekomen; er is in de stuurgroep gevraagd
of er tegen deze procedure bezwaar zou zijn. De stuurgroep heeft er geen problemen mee.) Zo is het
volgens mij niet. (De Voorzitter: Er kon niets toegezegd worden; zij moeten het uit eigener beweging
hebben gedaan.) Nee.
De Voorzitter: Als ik de heer Geerts goed begrepen heb zegt hij niet bij voorbaat nee. Hij wil dat
wij met duidelijke argumenten komen. Hij wil duidelijk aangeduid zien wat de zin er van is, maar hij
zegt nu niet nee. (De heer Geerts: Maar ook niet ja.) Nee, dat is zo, maar de wethouder zei: Als de
raad bij voorbaat nee zou zeggen zou het zinloos zijn er verder over te praten. Ik interpreteer het zo:
Ga maar praten, maar u zult wel goed geargumenteerd aan moeten tonen waarom het zo zal moeten.
U wilt hier een goed geargumenteerd voorstel hebben voordat u een uiteindelijk ja laat horen.
De heer Heidinga: Ik dacht dat het aan geen twijfel onderhevig was dat deze raad er voor is dat
onze eigen woningbouwcorporaties gaan bouwen in de woningwetsector in Camminghaburen; dat :s
klaar, daar kan de wethouder altijd van uitgaan. Maar als ik het goed begrepen heb vraagt de heer
Geerts hetzelfde van de woningbouwcorporaties als b. en w. van de andere ondernemers willen vragen:
Met wat voor architect komt u? Heeft die architect ook de instemming van de raad? Wel, dat is eigen-