IS K>5 W I/O werk is daarbij voor ons een voorbeeld; er moesten knopen worden doorgehakt en dat is inderdaad ge beurd, daar gaan wij nog met elkaar over praten. Maar er zit meer verbonden aan dat beroepsmatig jeugdwerk, het gaat b.v. ook om de vraag hoe wij witte vlekken invullen. Vandaar dat wij een voorstel hebben gemaakt om nu al te komen tot een raadsadviescommissie ad hoe voor welzi jnsaangelegenheden dat luidt: "De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 14 december 1976, overwegende dat voor 1 januari 1978 de gemeenten een sociaal-cultureel plan dienen te ontwikkelen i.v.m. de in voering van een rijksbijdrageregeling sociaal, cultureel en educatief werk, en gelet op de ontwikke lingen en coördinatie van samenhangende welzijnsplannen, besluit: op basis van artikel 61 van de Ge meentewet een ad hoc-commissie voor welzijnszaken in te stellen." Ik dien deze motie nog niet in, ik wacht eerst even de reacties van andere fracties en het antwoord van de wethouder af. De heer De Pree: Ik zal hier heel kort over zijn. Ik kan mij in grote lijnen wel verenigen met wat de heer De Greef heeft gezegd. Ik heb in de afdelingsvergadering hierover een soortgelijke vraag ge steld, n.l.: Wat doen wij in de tijd die ligt tussen nu en een eventueel effectueren van het resultaat van de commissie die al een keer bij elkaar is geweest? Ik ben een beetje bang dat wij, als wij nu hele maal niets zouden doen in die tussentijd, gedwongen zijn om te gaan zeggen: Per 1 januari 1978 zouden wij een welzijnsplan moeten hebben, maar daar hebben wij dan nog niets voor, dat is niet zo erg want het hoeft de eerste jaren ook nog niet, je kunt doorgaan op de oude regelingen waardoor dan dus het gedecentraliseerde welzijnsbeleid in Leeuwarden een aantal jaren later zou beginnen. Ik zou dat ech ter in strijd vinden met wat m.n. gisteren van verschillende kanten is gezegd toen werd gesuggereerd: Die decentralisatiegeluiden uit Den Haag, wij moeten nog zien of zij het werkelijk menen. Nu denk ik dat je er maar van uit moet gaan, zeker wat C.R.M. betreft, dat het gemeend is. En dan kan je het ei genlijk niet maken als gemeente te reageren met: Ja, maar wij stellen het in Leeuwarden nog een poos je uit. Ik ben daar bang voor. Als de wethouder mij kan overtuigen dat ik daar niet bang voor hoef te zijn en dat wij ook op 1 januari 1978 klaar zijn op de terreinen waarop de rijksbijdrageregelingen gaan functioneren heb ik geen behoefte aan een motie, als hij mij niet kan overtuigen wel. Mevr. Visser—van den Bos: Ik heb met grote belangstelling naar de heer De Greef geluisterd, maar gezien de gesprekken die er in de laatste tijd in de Raad voor Maatschappelijke Dienstverlening zijn ge weest en het plan dat net op tafel is gekomen - dat is een redelijke aanzet om te komen tot een beleids plan - krijg ik het gevoel dat wij, als wij nu een ad hoc-commissie zouden gaan instellen, dubbel werk gaan doen. Het kan heel goed zijn dat in de Raad voor Maatschappelijke Dienstverlening niet alle per sonen aanwezig zijn en misschien zelfs niet de juiste personen om dat beleidsplan voor het welzijnsbe leid op te stellen. Het kan dus mogelijk zijn dat er een paar personen aan toegevoegd moeten worden, maar ik dacht dat wij een paar maanden moesten wachten, in elk geval tot maart of april, voordat wij met een nieuwe commissie beginnen, zodat wij even kunnen zien wat de aanzet die pas een paar weken terug gegeven is oplevert. Wij kunnen dat allemaal kritisch beoordelen want die stukken zijn openbaar, die liggen ter inzage. Dan kunnen wij beslissen of het werkelijk nuttig is, nu lijkt mij de kans op dou blures groot. De hear Miedema: In lytse oanfolling op hwat mefr. Visser al sein hat. It greatste part fan us fraksje is wol fan bitinken dat, nou't dy kommisje foar it op'e nij strukturearjen fan rieden en kommisjes yn- steld is en al by inoar west hat en it doel fan dy kommisje is om midden 1 977 mei syn konkluzjes klear to wezen, it net goed is dy kommisje al fan to foaren foar de fuotten to rinnen troch nou in kommisje foar "welzijnszaken" yn to stellen. Wy leauwe dat wy earst yn de nou ynstelde kommisje der ut moatte hwat de bidoeling is, hwer't wy hinne wolle en hoe't wy de lijnen lüke sille. As dat rapport op tafel leit is it tiid der oer to praten hwat wy al en hwat wy net dwaen sille; dat moat net op dit momint. De heer De Vries (weth.): Ik wilde maar beginnen bij de heer De Pree. Die zegt: Als wij op 1 ja nuari 1978 klaar zijn met de hele zaak dan heb ik aan de motie geen behoefte. Ik moet hem die illusie ontnemen; wij zijn niet klaar op 1 januari 1978 en dat kan ook niet. De heer De Greef heeft een aan tal zaken genoemd die op het ogenblik bij het Ministerie van C.R.M. in potjes op het vuur staan. Na tuurlijk is het in het veld wel bekend wat er allemaal gaande is, maar hoe de zaken geregeld zullen worden, hoe deze rijksbijdrageregelingen er straks uit zullen zien, dat zijn allemaal nog zaken die op het ogenblik onderweg zijn. M.b.t. tal van zaken zal nog bijzonder veel overleg plaats moeten vinden; er zyllen ook nog heel wat barrières genomen moeten worden, w int het is niet zo eenvoudig, ook niet van de kant van het rijk, om subsidieregelingen zo maar even in één keer om te zetten in rijksbijdrage regelingen. In ieder geval is het de bedoeling dat waar de gelegenheid zich voordoet vanaf 1 januari 1978 verschillende subsidieregelingen om te zetten in bijdrageregelingen. Tot welke maatregelen dit zal moeten leiden voor de gemeenten is op het ogenblik nog niet te overzien. Wat wij horen is dat men zegt dat er straks een educatief plan moet zijn dat vanuit het veld moet worden ingevuld. Vanuit het veld wil niet zeggen vanuit de gemeenteraad. Ik dacht dat m.n. voor deze zaken onze functionele raden een belangrijke bijdrage zullen leveren, niet alleen de Raad voor Maatschappelijke Dienstverlening maar evenzeer de Culturele Raad en wellicht ook andere raden waarbij ik m.n. denk aan de Bejaarden- raad waar het gaat om het ontwikkelen van een beleid voor de extra-murale zorg op het terrein van de boven 65-jarigen. Hoe dit er uit zal zien weten wij nog niet precies. Aan de andere kant is het ook zo dat wij ongetwijfeld - dat kan per slot van rekening niet anders - de ruimte zullen krijgen van de kant van het rijk om systematisch en methodisch in te groeien in de verschillende regelingen die t.z.t. afge kondigd zullen worden. Wanneer? Misschien medio 1977. Persoonlijk verwacht ik niet dat voor 1 augus tus 1 977 deze zaak geknipt zal zijn. Ik wil zelfs nog verder gaan, ik durf wel een vraagteken te zetten of het er inderdaad wel zo uit zal komen als het er op het ogenblik uit ziet. Het hangt ook mee af van de vraag hoe na 25 mei 1 977 de politieke verhoudingen in ons land zullen liggen en of de toekomstige minister van C.R.M. het beleid van het huidige kabinet ter zake zal bli jven volgen(De heer De Greef: U kent de discussie in de Tweede Kamer waarin de plannen van de minister van C.R.M. vrij positief door alle partijen zijn ontvangen; ze werden ook een uitstekend middel gevonden om te snoeien als er een ander kabinet zou komen.) Wat er ook van komt, wij zullen toch op zijn minst als wij met het opzetten en het uitwerken van plannen beginnen zeker moeten zijn wat er van de gemeenten aan inbreng wordt gevraagd m.b.t. de opzet van deze planning. In wezen zijn wij in Leeuwarden met de hele ontwikkeling van de plannings- en ordeningsgedachte op het terrein van het welzijnswerk al bezig. De Raad voor Maatschappelijke Dienstverlening worstelt met een eigen beleidsplan, de Culturele Raad, de Sportraad en de Bejaardenraad hebben al beleidsplannen die u als raad hier ook hebt vastgesteld. Wij zitten dus niet met een lege lessenaar, er zijn een aantal zaken die al duidelijk in ons beleid mee spelen. Wat wij straks met elkaar moeten hebben is een educatieve netwerkplanning waarbij de sectoren op elkaar moeten worden afgestemd. De jongste spruit die hier binnenkort ook aan de raad gepresenteerd zal wor den en waarvoor u in deze begroting in ieder geval al financiële middelen beschikbaar stelt is het vor- mings- en ontwikkelingswerk voor volwassenen. Wij hebben geprobeerd de planning m.b.t. deze rege ling van start te laten gaan; dat is ons mislukt doordat een jeugdige academische T.A.P.-ster na enkele dagen hier werkzaam te zijn geweest weer is vertrokken. Inmiddels is het zo dat de instellingen die met elkaar een federatie vormen om dit vormings- en ontwikkelingswerk verder in te vullen de planning zul len verzorgen en daarbij zullen worden begeleid door een commissie uit de functionele raden. Een ander aspect m.b.t. de planning waarvoor wij al de eerste stappen hebben gedaan is dat wij binnen het ge meentelijke verband bij S.Z.W. een jeugdige functionaris hebben gehad die m.b.t. de accommodaties een vrij uitvoerig onderzoek heeft gedaan; wij zijn momenteel bezig deze zaken wat duidelijker in kaart te brengen om van daaruit te komen tot de verbindingen die er straks liggen tussen activiteiten en accommodaties. Ik ben blij met de suggestie van de kant van mevr. Brandenburg bij een vorig punt; zij heeft gezegd dat wij moeten proberen om t.a.v. alle mogelijke gebeurtenissen in de wijk de samenleving de gelegenheid te geven om daar in eigen accommodaties activiteiten te bedrijven. Wij staan dus niet blanco, wij zijn stap voor stap bezig via de afdeling S.Z.W. verder te gaan in de richting die wellicht straks zal passen op de rijksbijdrageregelingen. Maar of dat het geval is kunnen wij op dit moment nog niet overzien Wat is nu de taak van een raadscommissie. Ik dacht dat het duidelijk is dat wij aan het spel van de functionele raden vanuit deze raad niet mogen knabbelen. Mevr. Visser heeft gewaarschuwd voor dub- belstructurendaar is geen behoefte aan, wij hoeven geen dubbel werk te doen. Ik dacht dat het werk van een raadscommissie m.n. zou zijn om ter voorbereiding van beslissingen die in de raad moeren wor den genomen het college behulpzaam te zijn wat betreft informatie en advisering. Welnu, wanneer eventueel de rijksbijdrageregelingen die er komen het straks nodig maken dan zullen wij - dat kan ik m.i. rustig toezeggen - de vraag of het zinvol is op dat moment een commissie ad hoe uit de raad daar bij in te schakelen zeer serieus onder ogen zien. Ik dacht dat wij op dit moment aan het instellen van een raadscommissie nog geen behoefte hebben. Geeft u ons de gelegenheid om met de ontwikkelingen die zich op het ogenblik voltrekken vanuit Den Haag en de zaken die wij zelf op de pennen hebben verder te gaan om van daaruit straks te komen tot een consistent beleid op het terrein van de welzijns voorzieningen. Er voltrekken zich tal van dingen waarvan wij - ik zeg het nogmaals - op het ogen blik de juiste portee nog niet kunnen overzien. Zodra dat wel het geval is zullen wij niet aarzelen om daarop het beleid van deze gemeente zo goed mogelijk af te stemmen al was net alleen maar om opti maal te kunnen profiteren van de middelen die wellicht daardoor van rijkswege beschikbaar worden ge steld.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 57