4
meentebestuur - aan kant gezet. Dat blijkt hier, dat blijkt ook straks weer bij de Prins Hendrikstraat.
Het college heeft dan al weer, in afwijking van het gemeentebeleid zoals wij dat als raad zouden moe
ten vaststellen, via zijn ambtenaren of via de wethouders allerlei afspraken gemaakt. Vrij toevallig kom
je daar soms achter, nu gebeurt het via vragen, in de Prins Hendrikstraat hebben wij toevallig een paar
pandjes dus dan moet het wel in de raad maar anders hadden wij daar ook niets van gehoord, en dan
wordt er gewoon gesjoemeld, wat er dan ook in het structuurplan staat, of het strijdig is of op gespan
nen voet staat, zoals de ambtenaren dan deftig zeggen(De Voorzitter: Zoals het college zegt.)
Het college dan, maar de ambtenaren formuleren het. Dan is er nog de Leeuwarder Monumentennota
waar allerlei dingen in staan. Ik vreesde er toen al voor dat wij die voor de bureaula gemaakt hadden,
maar dat is toen heftig bestreden. Nee, nee, die zou mede deel uitmaken van het beleid. Nou, daar
gaan wij weer met ons beleid. Waar is de Monumentennota? Nergens, wij hebben hem niet eens horen
noemen. Beschermd stadsgezicht? Nou, wij hebben altijd gedacht dat dat om het stadsgezicht, het hui
dige stadsgezicht ging dat beschermd zou moeten worden. Maar nee, in de terminologie die het college
hanteert kan je met beschermd stadsgezicht alle kanten uit, maar dan letterlijk ook alle kanten. Zodra
iets maar een matige kwaliteit heeft kan het wel verdwijnen. Nog afgezien van de monumenten, ik
meen mij te herinneren dat wij nog niet zo lang geleden een wijziging in de Bouwverordening hebben
aangebracht, n.l. het z.g. sloopverbod. Dat hield in dat zolang er nog geen goedgekeurd bouwplan was
cr niet gesloopt mocht worden, of het nou een monument was of niet een monument was, dat deed er
niet toe. Daar valt dit plan ook onder.
Wij hebben, dacht ik, voor dit gebied ook een voorbereidingsbesluit dat 2 jaar geldig is. Op grond
van dat voorbereidingsbesluit zouden b. en w., afgezien van de hele monumententoestand, gewoon het
bouwplan kunnen aanhouden. In de tussentijd, zolang er geen goedgekeurd bouwplan is, zouden b. en
w. dan ook geen sloopvergunning hoeven te verlenen. Daar zijn voldoende gronden voor. Als de provin
cie het daar niet mee eens zou zijn dan zou ze bij de gemeenteraad in beroep kunnen gaan. Overigens
is deze clausule, dit sloopverbod in de Bouwverordening goedgekeurd door het college van ged. staten
van Friesland, dus ik neem aan dat ze wel op de hoogte zijn van dit artikel. Ik wil graag weten of u
dit middel dat sinds kort bestaat denkt toe te passen m.b.t. deze materie.
Het zal u duidelijk zijn dat wij het tot nu toe gevoerde beleid en de inhoud van de brief zoals die
namens het college naar C.R.M. wordt gestuurd afkeuren. Ik zou u willen vragen om de notulen van dit
vragenuurtje alsnog mee te sturen naar de dienst. Misschien geeft hun dat een andere indruk van hoe er
in Leeuwarden gedacht wordt.
De heer De Jong is inmiddels ter vergadering gekomen.
De hear Miedema: De hear Ten Hoeve is bigoun mei u.o. to sizzen: „De provincie is de grote ver
nieler van de binnenstad." De hear Singelsma seit: B. en w. en dep. steaten hawwe it al even bikoksto-
ve. De hear Van der Wal makket ek forskillende opmerkingen. It is ien brok krityk. Ik haw der bihoefte
oan om - ik tocht ek ut namme fan myn fraksje - my fan dizze krityk dudlik to distansiearjen en yn
elts gefal fan dizze opmerkingen. Hwat is us stdnpunt dan? Wy steane uteraerd efter de bislissingen dy't
dizze ried nommen hat, ek yn it kader fan de binnenstêd. Mar der is altyd steld, fanüt üs fraksje en
fanüt oare fraksjes: Hiel de binnenstêd biwarje en rehabiIitearjeder is net ien dy't der oan leaut. As
der dan in foorstel komt om oanslutend by it Provinsjehus de panden yn stan to halden tusken de lepen-
biere Bibliotheek en it Sikefüns en der tusken oanpaste nijbou to réalisearjen dan is it foar my de fraech
oft wy dan sa fier by us doelstellingen troch sjitte. Nou sil men sizze: Der is op dit momint net in plan
en wy kinne hjir net oer oardielje. De minsken dy't dat sizze hawwe gelyk. Ik tocht lykwols - dêrfoar
moatte jo de letterlike tekst fan it brief der by hawwe sa't it kolleezje dat forstjurd hat of forstjure sil
- dat der yn wezen op dit momint oars net frege wurdt as: Is der yn prinsipe in mooglikheit om hjir ta
nijbou en ta forbou oer to gean? Dy prinsipe-bislissing hat it kolleezje nommen en nei myn bitinken
mei rjocht. Ik stean dan ek efter de bislissing dy't de mearderheit fan it kolleezje yn dizze saek nommen
hat. Mar it punt is en it bilangrykste punt wurdt: Hoe komt it aensen mei de nijbou, hwat wurde de
plannen, hwat wurde de bitingsten en hoe wurdt it plan by de oanfraech fan de bouforgunning bioardie-
le? Ik tocht dat op dat momint de stêd Ljouwert dudlik oan syn trekken komme kin. Ik miende dat ik
even sizze moast - ik tocht ek dat it kolleezje der rjocht op hat - hoe't it stdnpunt fan us fraksje is.
De heer Rijpma (weth.): Voordat ik inga op datgene wat de heer Ten Hoeve nog wat meer funda
menteel heeft gezegd wil ik nog een paar korte opmerkingen maken over een aantal vragen.
In de eerste plaats zou ik willen zeggen dat het gemeentelijk sloopverbod niet van toepassing is op
monumenten. Het sloopverbod voor monumenten wordt beheerst door de beslissing van de minister. Het is
onmogelijk om twee wetten te hebben die van toepassing zijn op dezelfde materie. Wanneer wij hadden
5
geprobeerd om met een sloopverbod ook de monumenten te vatten dan zouden g.s. verplicht zijn geweest
om dit besluit van de raad te vernietigen. Dus voor het sloopverbod is hier de bevoegde instantie de mi
nister.
Dat het bouwplan niet in procedure is komt omdat g.s. zich er eerst van hebben willen vergewissen
wat de mogelijkheden in dit gebied werkelijk zullen zijn. Wanneer zij een bouwplan gaan baseren op
hun voornemen: sloop van alle panden tussen het Ziekenfonds en het Provinciehuis met uitzondering van
de gevel en een gedeelte van de achterbouw van de Openbare Bibliotheek, dan zou het kunnen gebeu
ren dat dit bouwplan onderweg sneuvelt. Ged. staten hebben zich er dus van willen vergewissen op ba
sis van welke uitgangspunten zij mogelijkerwijs in staat zullen zijn om een bouwplan aan de Tweebaks-
markt en aan de Herestraat te realiseren. In dat opzicht hebben b. en w. duidelijk aan de minister laten
weten dat zij het niet eens zijn met het voornemen van het college van g.s. om één monumentale wand
te realiseren die een voortzetting vormt van het huidige bestaande Provinciehuis, dus een daklijst die in
alle gevallen drie etages omvat en die vanaf de Korfmakersstraat tot aan het Ziekenfonds zou worden
voortgezet. Het college heeft duidelijk aan de minister kenbaar gemaakt dat hij het op prijs stelt - ik
druk mij dan eufemistisch uit - dat het Provinciehuis een afbouw, als ik het zo mag zeggen, krijgt die
bestaat uit een aantal traveeën waardoor een zekere evenwichtigheid ten opzichte van de middenpartij
wordt hersteld en dat tussen het Provinciehuis en de Openbare Bibliotheek waar een ruimte ontstaat die
voor nieuwbouw in aanmerking komt een gevelpartij ontstaat die zich verdraagt met datgene wat blijft
staan - het aangrenzende pand, de Openbare Bibliotheek - en met de uitbreiding die het Provincie
huis met behulp van twee traveeën zou ondergaan. Dat betekent dat het college meent als wensen op
tafel te moeten leggen bij het formuleren van zijn standpunt dat er in ieder geval een duidelijke parcel-
lering optreedt in die wand. Die parcellering zou ten minste uit drie elementen moeten bestaan: het
uitgebreide Provinciehuis in de stijl zoals die nu is, een nieuwbouw naast het uitgebreide Provinciehuis
en een blijven bestaan van het aanzicht van de Tweebaksmarkt van Openbare Bibliotheek tot aan de
Soek van de Oude Oosterstraat.
Het is duidelijk dat er verschil van mening kan zijn bij de afweging van de belangen die aan de
Iweebaksmarkt zijn. Gezien de functie die het provinciaal bestuur in de provincie Friesland en dus ook
in Leeuwarden heeft is afgewogen of vertrek van dit apparaat naar buiten de stadsgrachten, zoals in
een aantal plaatsen in Nederland is gebeurd - ik denk aan Drente maar ik denk ook aan Den Bosch en
aan Zwolle, waar duidelijk is gekozen voor het verplaatsen van het provinciaal bestuur naar een plaats
bu iten de stadsgrachten -, wenselijk is. Dat had ook hier kunnen gebeuren. De meerderheid van het
college maakt zich grote zorgen over wat er aan de Tweebaksmarkt zou gebeuren wanneer het provin
ciaal bestuur daar vertrekt. Welke functie zal het huidige Provinciehuis dan gaan vervullen? Welke
functie kan dan aan de Kanselarij worden toebedacht? (De hear Singelsma: Frysk Museum.) Welke func
tie kan dan van de panden waar op het ogenblik de P.P.D. nog gedeeltelijk in is gehuisvest en waarin
naar ik meen ook een afdeling van de Griffie is gehuisvest worden verwacht? Ze zijn te grootschalig
om als woonfunctie te kunnen dienen en ze zijn waarschijnlijk ongeschikt voor welke instantie ook om
zich er zo in te vestigen, zodat wij ook dan geconfronteerd worden met öf leegstand of ingrijpende
verbouwingen die het aanzien van de panden zeer sterk kunnen beïnvloeden. Welnu, afwegende datge
ne wat er in de Monumentennota staat, datgene wat er in het structuurplan voor de binnenstad staat en
datgene wat gevraagd wordt m.b.t. het instellen van Leeuwarden tot beschermd stadsgezicht, leek het het
college van twee kwaden de minst kwade handhaving van de functie in Leeuwarden te verzekeren en
een goede inpassing van de monumentale aspecten in die gevel wand opnieuw te zien gebeuren.
Er zijn meer vragen gesteld, maar ik dacht dat dit de hoofdaspecten waren waartegen het besluit
van het college moet worden beoordeeld.
De Voorzitter: Ik zou nog graag een opmerking willen maken over datgene wat met name de heer
Singelsma - ook de heer Van der Wal heeft opmerkingen in die richting gemaakt - naar voren heeft
gebracht. De heer Singelsma citeert dat een gedeputeerde in de Staten of in een statencommissie gezegd
zou hebben:,jvVy sille it wol roaije." Der hat de hear Singelsma de konklüzje ut lutsen: It sil wol bikok-
stove weze. Ik zou met nadruk willen zeggen dat men dat wel kan zeggen, men kan wel net doen alsof
wij er maar met de pet naar gooien, maar daar is geen sprake van. Ik kan u de verzekering geven dat
een tijd geleden het voltallige college van ged. staten en het voltallige college van b. en w. bij elkaar
zijn geweest en dat dit één van de punten heeft gevormd van het overleg. Wij hebben het provinciaal
bestuur er toen voor gewaarschuwd dat de realisering van de verbouwplannen die zij al jaren hebben
zoals u bekend is, een uitermate moeilijke zaak zal worden. Wij hebben daarbij gewezen op de discus
sies in deze zaal m.b.t. het structuurplan en op verschillende incidentele gevallen die zich nadien heb
ben voorgedaan. Die hoef ik hier nu niet te noemen, want die kent u allemaal wel. (De heer Van der
Wal: De Kamer van Koophandel.) Wij hebben ook gezegd dat zij er niet op mogen rekenen, zoals dat