4 slagen m.b.t. de bestemmingsplannen bij de stukken en daar staat in: De financiële mogelijkheden zijn thans onderzocht en aan b. en w. aangeboden. En zo blijft dat. Slaan wij nou zo zachtjes aan niet een behoorlijk plee-figuur t.o.v. de gemeentenaren die daar wonen? Wij lossen geen enkele belofte in, wij praten met de mensen en zeggen dat wij het zo en zo zullen doen en dan wachten wij net zo lang tot de provincie zegt: Niet zo maar zo. Dan nemen wij weer een andere beslissing en dan wachten wij weer net zo lang tot de provincie weer minder woningen wil hebben; het is mij ook wel bekend dat er nu na de drie jaar dat wij nu al weer modderen al weer een andere beslissing van de provincie gekomen is en dat het aantal nu al verminderd is tot 10 d 12 woningen. Nu kunnen wij wel weer een jaar of drie wach ten en dan zijn het er misschien nog 4 d 5. Wat zijn wij nu eigenlijk met dat dorp van plan? Wij kun nen veel beter eerlijk tegen die mensen zeggen: Hier wordt niet gebouwd, jullie moeten je maar redden, jullie scholen moeten er maar aan gaan en jullie winkels ook, sluit ze maar, stuur je kinderen maar naar de stad naar school en koop wat je nodig hebt maar in de stad, die 6 km kan je wel fietsen of an ders zie je maar er met een taxi te komen. Dat zou veel eerlijker zijn dan dat wij de mensen zo op de tocht houden tot in het oneindige. Dit dorp is destijds overgenomen - geannexeerd - van Leeuwardera- deel. Jarenlang heeft in Wirdum en ook in andere dorpen die van Leeuwarderadeel af kwamen de me ning geheerst dat zij achtergesteld werden bij de stad. Wij hebben dat altijd ten stelligste ontkend; dat was niet zo want wij behandelen alle inwoners van de gemeente gelijk. Maar als je deze zaak dan eens een keer op een rijtje zet dan zeg je: Nou, het kon toch wel eens zo zijn. Ik wil nou toch wel graag eens weten: Wat doen wij er aan en kunnen wij er nou eens een keer - dat is een uitdrukking van mij - in bijten en er wat van maken? De heer Rijpma (weth.): Ik dacht dat het op dit moment niet het juiste moment was om uitvoerig op de beschouwing van de heer Heidinga in te gaan. Er ligt op dit moment bij het college een nota over het te volgen beieid; die nota wordt morgen in het college besproken. Wanneer het college met de in houd van deze nota akkoord gaat dan komt deze nota in de eerstvolgende vergadering van de Commissie Ruimtelijke Ordening en dan kan uitvoerig becommentarieerd worden op welke wijze wij met Wirdum verder willen gaan. Dat betekent dat er dan een beleidsuitspraak aan ten grondslag ligt; dat is meer dan ik op het ogenblik kan zeggen. De heer Heidinga: Hier schieten wij natuurlijk geen draad mee op. Ik wil nu graag weten van het college waarom deze zaak zo op de lange baan wordt gehouden, waarom worden de zaken niet afgehan deld en waarom worden de beslissingen niet genomen? De raad heeft al meermalen uitgesproken: Zo doen wij het met dat dorp. En waarom doen wij dat dan niet? Dat zou ik nou wel eens willen weten. U legt de rapporten over de voortgang van de bestemmingsplannen voor de raadsleden ter inzage; ik had ze anders ook al gezien, maar nu liggen ze voor de raad ter inzage. Daar staat dat in. En waarom doen wij er niets aan? Ik dacht dat de raad er recht op had dat te weten. Waar zit dat nou? De Voorzitter: Ik dacht, mijnheer Heidinga, dat u gelijk hebt als u zegt dat de raad er recht op heeft. De wethouder zegt ook niets anders dan dat er een stuk klaar is om in de raad te worden behan deld. Het lijkt mij zinvoller - dit is geen kwestie van maanden - op die behandeling te wachten. Ik kan mij voorstellen dat dit in de eerstvolgende raad aan de orde komt; het punt staat op de agenda van de b. en w.-vergadering van morgen. Het is de bedoeling dat het daarna de Commissie Ruimtelijke Orde ning passeert en dan in de eerstvolgende raad komt. In die discussie in de raad kunt u dan meteen de concrete voorstellen t.a.v. Wirdum betrekken. Het zou een andere zaak zijn als die discussie nog ergens in het verschiet zou liggen, maar het is nu zo dat de nota op korte termijn in de raad aan de orde zal komen. Het is ook in het belang van de raad dat er een stuk ten grondslag ligt aan de discussies. Dat is dus de reden dat de wethouder zegt dat het nu niet het juiste moment voor een discussie is, wij willen ons er echt niet af maken. Ik zou u willen vragen toch nog even geduld te doen tot het stuk in de raad aan de orde wordt gesteld; dan kunt u los branden, maar dan op grond van een nota. De heer Heidinga: Het zal wel moeten want er blijft geen andere mogelijkheid over. Maar het is hetzelfde als wij drie jaar geleden ook hadden, toen hebben wij ook een beslissing genomen en toen hebt u namens het college hetzelfde gezegd. En dan gaat dat ergens in een la en daar blijft het dan lig gen. De rapporten worden voor kennisgeving aangenomen. 5 Sub L. De heer Van der Wal: Ik heb een verzoek. Ik heb geprobeerd de brieven te ontcijferen; wij hebben er al eens eerder mee te maken gehad. Het gaat hier om een grondmechanisch-waterbouwkundig-tech- nisch probleem. Ik zou u willen verzoeken om de zaak, voordat het preadvies naar de raad gaat, in de Commissie Grondbedrijf te brengen; het onderwerp is zo technisch dat het mij beter lijkt om er in de commissie over te spreken dan t.z.t. in de raad. (De heer Rijpma (weth.): Akkoord.) De brief wordt in handen van b. en w. gesteld om preadvies met inachtneming van de gedane toe zegging. Sub M. Mevr. Brandenburg—Sjoerdsma: Toen de raad in april 1975 de nieuwe Drank- en Horecaverordening vaststelde en zich daarbij voor de binnenstad beperkte tot een gebied dat eigenlijk kleiner was dan een groot deel van de raad wilde is dat gebeurd o.a. om te voorkomen dat de adviserende instanties en ged. staten deze maatregel zouden afwijzen op grond van het feit dat er met de Drank- en Horecaverorde ning ruimtelijke ordening zou worden bedreven. De organisatie van bewoners in de binnenstad vraagt nu om uitbreiding van het gebied omdat blijkt dat men vooral nog veel overlast ondervindt op de Eewal en zich ook nieuwe vestigingen aandienen of al gerealiseerd zijn m.n. in de Bagijnestraat en in het Aucka- mastraatje. Bij de grenzen die de groep noemt wordt het gebied Kleine Kerkstraat beide zijden, Bagij— nestraat beide zijden, Eewal beide zijden, Wortelhaven en Voorstreek er bij betrokken. Ik weet niet of dat helemaal de juiste oplossing is, maar nu ged. staten de verordening in april 1975 hebben goedge keurd kunnen wij toch allicht proberen om het instrument dat wij in handen hebben te verbeteren. De bedoeling is immers niet om het hele gebied al drankvrij te maken, maar om uitwassen te voorkomen. Ik zou u dan ook voor willen stellen dat u de Werkgroep Wonen in de Binnenstad meedeelt dat u bereid bent hun voorstel te bezien en dat u met een voorstel komt nadat de betreffende instanties, de Kamer van Koophandel en de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid, zijn gehoord, als dat tenminste bij een uitbreiding van deze verordening noodzakelijk is. De heer De Jong: Het is inderdaad een goede gedachte om vele kleine zaken zo simpel mogelijk af te doen, doch het komt mij voor dat de afdoening van deze brief iets te simpel is gesteld, omdat de be woners in deze omgeving deze brief hebben geschreven nadat zij eerst op vele manieren hebben gepro beerd om een oplossing te zoeken voor deze materie, n.l. door het elkaar wederzijds verdragen van be woners en horeca-ondernemers met alle facetten daaraan verbonden. De onderlinge sfeer die thans is ontstaan schreeuwt om maatregelen en oplossingen. Daarom is m.i. dit probleem of niet goed bekeken of niet goed over gekomen, als ik zie dat de bewoners het advies zullen krijgen maar op het bestemmings plan te wachten. Eventueel zou dit wel betrekking kunnen hebben op de noordzijde van de Eewal, maar het zou geen enkele invloed kunnen hebben op de zuidzijde van de Eewal. Als wij derhalve dit voor stel van b. en w. overnemen dan gaan wij gewoon voorbij aan het probleem dat verder in het schrijven wordt genoemd, hetgeen nu juist de aanleiding was om deze brief te verzenden. Deze aangelegenheid vraagt o.i. eerst om meer informatie om tot goede oplossingen te geraken. Wij verzoeken het college daarom deze brief nader te behandelen waarna deze aangelegenheid opnieuw aan de orde gesteld kan worden. De heer Van der Wal: Ik wil mij graag aansluiten bij hetgeen mevr. Brandenburg over dit onderwerp heeft gezegd. De Voorzitter: Ik zou voor willen stellen om op dit moment inderdaad niet te besluiten zoals op de mededelingenlijst wordt geadviseerd. Ik ken de problemen t.a.v. de grenzen om langs deze weg beper kingen op te leggen. Ik dacht dat wij, gelet op de opmerkingen die van verschillende kanten zijn ge maakt, toch eerst nog eens na moeten gaan in hoeverre het, rekening houdend met alle facetten, al of niet mogelijk is deze verordening in verdergaande mate toe te passen. U weet welke twijfels er zijn. Wij kunnen m.i. wel toezeggen dat wij bereid zijn om de zaak nog eens van alle kanten te bekijken om te weten te komen of er mogelijkheden in zitten en daarover de raad dan te rapporteren. Wij zullen dus de brief nog niet beantwoorden; als de zaak opnieuw in de raad komt zal pas beslist worden over dat antwoord. Gaat u daarmee akkoord? Besloten wordt overeenkomstig het mondeling door de voorzitter gedane voorstel.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 3