18
opgetekend - ik kan het echter verkeerd hebben begrepen - dat in de directe omgeving voldoende mo
gelijkheden zouden zijn voor gymnastiekonderwijs; die zie ik helaas niet, maar als hij mij er aan kan
helpen dan wil ik dat graag, want het zou jammer zijn dat er overdag vele uren gymnastieklokalen leeg
zouden staan in betere gebouwen. Uit onderwijskundig oogpunt heb ik aan de motie geen behoefte want
hij houdt niet in dat het lokaal op korte termijn wordt afgebroken, dat kan pertinent niet.
Mevr. Willemsma—de Jong: Mag ik een voorstel van orde doen? Misschien kan de heer Rijpma het
volhouden als er niet meer gerookt wordt.
De heer Rijpma (weth.): Ik denk niet dat een hoestbui helemaal te vermijden zal zijn, mijn keel is
nog niet geheel hersteld van de griepaanval van deze week. Ik zal proberen wat zachter te praten en
het daardoor vol te houden.
Wat het pandje van de heer Bergsma betreft - ik ga de zaken maar even na -, wanneer wij probe
ren wat te doen dan zal op een goede manier onderhandeld worden met de heer Bergsma. Wij weten niet
wat hij van plan is. Uiteraard zullen wij, als hij het bedrijf daar wil voortzetten, moeten proberen om
zodanige oplossingen te vinden dat dat mogelijk is, want ik geloof niet dat dit een bedrijf is dat wij
daar per se kwijt zouden moeten. Als de bedoelingen van de heer Bergsma anders zijn dan zullen wij op
basis van die andere bedoelingen met hem het gesprek voortzetten, uiteindelijk met de bedoeling om op
den duur - de realisering van dit plan duurt langer dan 14 dagen - datgene te realiseren wat in deze
uitgangspunten verwerkt is.
Ik probeerde straks aan de heer Van der Wal duidelijk te maken dat ik niet weet wat voor motieven
de staatssecretaris heeft gehad om de problematiek in Leiden urgenter te vinden dan in Leeuwarden. Ik
kan dat op dit moment ook niet afwegen; Leiden is de enige plaats die vergelijkbaar is met Leeuwarden,
alle andere plaatsen zijn duidelijk groter. Dat de vier grote steden in aanmerking kwamen was al langer
duidelijk, welke plaatsen uit de middelgrote sector te voorschijn zouden komen was weinig over los te
krijgen. Wij hebben tot aan het moment dat de staatssecretaris ons een negatieve mededeling deed sterk
de hoop gehad op een positieve beslissing, gezien de toezegging van de minister van Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening dat ook Leeuwarden bij de eerste aanwijzing zou zijn; dat dit niet gebeurd is
stelt ons teleur, wij hebben dat ook op passende wijze aan de minister en aan een aantal andere instan
ties waaronder de kamercommissie duidelijk gemaakt. Wij hopen dat de reacties zullen leiden tot een
heroverweging van de beslissing van de staatssecretaris, zo heet dat geloof ik. Met het aannemen van
dit plan hebben wij nog niet vastgesteld wanneer dit plan in uitvoering genomen zal kunnen worden.
Wij hebben een bepaald bedrag aan middelen; voor een aantal gebieden is vastgesteld dat zij t.e.m.
1978 over een gedeelte van die middelen kunnen beschikken; dat zijn Oldegalileën, Huizum-Dorp en
nog enkele andere gebieden. Wij zullen bij het beleidsplan duidelijk moeten maken met welke intensi
teit wij in dit gebied aan de gang zullen kunnen gaan, want het moet passen in de beleidslijnen die er
gezien de financiële middelen zijn.
De heer Ten Hoeve heeft gevraagd om snel verkeersmaatregelen te realiseren. Een werkgroep die b.
en w. daarvoor ingesteld hebben heeft voor dit gebied de werkzaamheden grotendeels voltooid. Het re
sultaat van die werkzaamheden zal worden uitgestald samen met de plannen voor de Nieuwestad-noord
zijde. Wanneer de raad de voorstellen m.b.t. de Nieuwestad-noordzijde te behandelen zal krijgen zal
daar naar wij hopen ook een fasering bij zijn van de verkeersmaatregelen die zowel op de Nieuwestad
als in dit gebied getroffen zullen kunnen worden. Er is nog geen eenstemmigheid over of dat in één keer
moet gebeuren of dat dat gefaseerd moet gebeuren, ik kan mij een fasering heel wel voorstellen.
De heer Heidinga heeft gezegd dat de tekening onduidelijk is. Ik dacht dat de tekening samen met
het materiaal dat er verder beschikbaar is een goede aanzet kon geven voor het maken van het bestem
mingsplan. Uiteraard zal in het bestemmingsplan aangegeven moeten worden welke bestemmingen er al
lemaal op rusten. Die bestemmingen zijn in het plan heel duidelijk aangegeven, maar op de planteke
ning mag natuurlijk niets ontbreken, de plantekening moet er nog wat gedetailleerder uitzien dan teke
ning 15 die de heer Heidinga genoemd heeft.
De heer Ten Hoeve: Ik heb nog een aantal opmerkingen. Ik wil beginnen met een opmerking van de
heer Heidinga die heeft gezegd dat hij in deze raad een eenling is. Ik wil er wel bij zeggen dat ik blij
ben dat wij maar één zo'n raadslid in deze raad hebben. Want wat gebeurt er? Er worden een aantal
losse flodders afgeschoten die helemaal niet passen bij dit plan. Aan de ene kant zegt de heer Heidinga
dat wordt voorgesteld om van de „puist" van Jongbloed een woning te maken en dat wij wel wat beters
met ons geld kunnen doen en aan de andere kant stelt hij voor om de garages, waar werkelijk tonnen
mee gemoeid zijn, weg te halen. Wij hebben geprobeerd dit plan reëel te benaderen. De wethouder
heeft ook duidelijk aangetoond dat het hele complex van Jongbloed in deze zaak een verstorende fac
19
tor is en wij zagen graag dat dat bedrijf niet op die plaats zat, het werkt woningverstikkendmaar wij
hebben dat aanvaard als een gegeven waarmee wij moeten werken omdat wij gewoon geen geld hebben
om te realiseren wat wij werkelijk graag zouden willen. Hetzelfde geldt t.a.v. de Bollemanssteeg, wan
neer dat bedrijf daar niet zou zitten hadden wij andere mogelijkheden. Het moet mij ook nog van het
hart dat wij gewend zijn over deze zaken in de Commissie Ruimtelijke Ordening uitvoerig van gedach
ten te wisselen en dat ik over deze standpunten in die commissie niets heb gehoord.
Dan wil ik nog even ingaan op de motie van de heer De Jong. Hij heeft van ons, dacht ik, duide
lijk begrepen dat wij er de voorkeur aan geven dat het gebouw afgebroken wordt, maar wij willen niet
nu al zeggen dat dat moet gebeuren. Wij willen er gewoon van uitgaan dat de openbare St. Anthony-
school daar eerst vervangende ruimte voor krijgt. Bovendien lijkt het mij toe dat wij op het moment met
dit plan - het is eigenlijk een doelstellingennota - in een fase zitten dat wij niet moeten komen met
moties, maar meer met suggesties en dat wij straks, wanneer dat echt nodig blijkt te zijn, bij het be
stemmingsplan komen met moties van wijziging.
Wat betreft het betoog van de wethouder over de Bagijnestraat en het hoekpad Bollemanssteeg kan
ik zeggen dat ik mij daarbij helemaal aan kan sluiten.
De heer De Jong: Juist bewust hebben wij niet de naam van de ondernemer genoemd toen wij spra
ken over de hoek van de Kleine Kerkstraat; die stond voldoende duidelijk genoemd op blz. 19 en blz.
20 van het programma van eisen. Wij willen niet vooruit lopen op de besprekingen die gevoerd zullen
moeten worden en daarom vonden wij het niet passend om in dit stadium al deze fase aan te roeren.
Dan wil ik graag even inhaken op het betoog van de wethouder m.b.t. de school en het gymnas
tieklokaal. Natuurlijk willen wij ook dat pas afgebroken wordt als er eerst alternatieve voorzieningen
zijn getroffen. De heer Van der Wal vraagt wat wij met de vrij komende ruimte gaan doen. Nu, m.i.
moeten wij de zaak niet opnieuw optrekken; ik ben van mening dat het plan ruimer gemaakt moet wor
den waardoor er meer voorzieningen voor speelruimte gecreëerd kunnen worden. De binnenstadbewoners
willen al zo lang een speelgelegenheid voor hun kinderen en missen die al jaren. Hier is een plaats die
rustig is en waar vrijwel geen verkeer is. Dat biedt een unieke gelegenheid om in het hartje van de stad
zo'n voorziening te creëren. Wij handhaven derhalve deze motie. Als men die echter wil zien als een
suggestie om die dan later in te passen in het geheel dan heb ik daar geen enkele moeite mee. Het is
wel de bedoeling dat - ik zeg nogmaals, pas nadat er alternatieve voorzieningen zijn - de zaak afge
broken wordt. In het rapport wordt ook al de vraag gesteld of de school niet verplaatst moet worden; de
heer Ten Hoeve en weth. Ten Brug hebben daar ook over gesproken. Als wij de leerlingenschaal zien en
de prognose lezen van de afdeling Onderwijs dan dwingen die ons gewoon in die richting. Wij pleiten
niet voor het afbreken op korte termijn, maar wij willen dit gewoon ingepast hebben in de verdere ont
werpen, temeer daar de Inspectie L.O., zonder verdere gegevens overigens, zeker op termijn voldoen
de andere mogelijkheden zag. Ook het creëren van deze speelruimte is een pre voor het woon- en leef
klimaat van onze binnenstad. In dit opzicht speelt onbewust misschien een stukje binnenstadservaring
mee. Nogmaals, wil men dit meer zien als een suggestie dan als een motie dan wil ik bij deze de motie
wel intrekken, maar ik wil hem dan wel graag als suggestie mee laten spelen bij de verdere ontwikke
ling van de plannen.
De heer Heidinga: Er is hier gezegd dat het maar fijn is dat er maar één zo'n raadslid is als ik ben.
Dat is dan toch maar prachtig, dan is er toch wat verscheidenheid in deze raad en dan is het dus niet
allemaal „koekoek één zang"; dat zijn wij hier trouwens ook niet van elkaar gewend. Er wordt door som
mige raadsleden vaak gefulmineerd tegen particulieren die ergens eens iets gebouwd hebben, maar als de
gemeente het gedaan heeft zwijgt men in alle talen. (De heer Van der Wal: Maar in de Commissie R.O.
hebt u over dit plan helemaal uw mond niet open gedaan; daar zijn dit soort dingen allemaal aan de orde
geweest.) Daar kom ik nog op, mijnheer Van der Wal. In de Commissie R.O. waar dit behandeld werd was
ik met kennisgeving afwezig; ik was ergens anders en ik had mij uiterst druk gemaakt om er nog te komen
en ik heb om 8 uur naar het stadhuis gebeld dat ik niet in staat was om op tijd in Leeuwarden te zijn om
deze vergadering bij te wonen. Maar dat bent u natuurlijk al lang weer vergeten. Dergelijke verwijten,
ook van de heer Ten Hoeve, blief ik niet, want die zijn niet terecht, ik mis nooit in de Commissie R.O.,
dit is de enige keer geweest dat ik er niet was en ik heb tijdens de vergadering het stadhuis gebeld en
dat moet u voldoende zijn, u zult moeten accepteren dat mij dat een keer overkomt omdat ik iets anders
te doen heb. (De heer Van der Wal: Maar uw fractiegenoot was er toch wel.) Er zijn sommige mensen die
monumentengek zijn; dat is niet een uitdrukking van mij, ik heb dat woord niet bedacht, iemand heeft
dat eens zo geformuleerd, die zei van zichzelf dat hij dat was. Dat is natuurlijk iets prachtigs, maar ik
vind toch wel dat wij de realiteit niet uit het oog moeten verliezen. Wij moeten ook bij de hele binnen
stad, bij de monumenten en alle moois dat wij daar ongetwijfeld hebben - ik ben daar van overtuigd, ik