10 delijk over zijn - tot een bepaalde consignatieregeling te komen; dat hoeft niet te betekenen dat die regeling er zou moeten blijven, want op iets langere termijn zullen wij moeten bekijken wat wij met de personeelsbezetting gaan doen. Wat dat laatste punt betreft, daar komen wij stellig op terug bij het behandelen van het beleids plan. Ik kan nu wel zeggen dat wij er eerder op terug zullen komen, maar dat kan niet, dit is ook uit financieel oogpunt een vrij belangrijke ingreep. Wij beraden ons hier op en wij komen er zeker op te rug - ik weet niet op welke wijze - bij het beleidsplan en dat zit over enkele maanden al in de molen. De heer Buising: Ik heb er toch wel behoefte aan om even iets te zeggen. (De Voorzitter: Er is geen derde instantie.) Nee, maar ik zou mij van collega Pronk voor kunnen stellen dat hem uit het antwoord dat u in tweede instantie gegeven hebt niet helemaal duidelijk is of hij nu wel of niet zijn motie in moet dienen. Gaat u nu akkoord met het voorstel zoals Pronk dat heeft gedaan en dat o.a. door mevr. Visser is gesteund om deze brief met uw preadvies op korte termijn bij de raad terug te laten komen of bent u dat niet van plan? Als u het van plan bent te doen dan hoeft de heer Pronk zijn motie niet in te dienen, als u het niet van plan bent dan moet hij het wel doen. Wij willen daar graag nog wat zeker heid over hebben. De Voorzitter: Ik heb mij wel duidelijk uit gelaten. Ik heb gezegd dat dit probleem in de raad terug komt bij het beleidsplan 1978-1982. (De heer Buising: U hebt, dacht ik, wel kunnen merken dat dat naar het idee van veel raadsleden een te lange termijn is. Ik denk ook dat de heer De Greef zopas, toen hij verschil maakte tussen een antwoord op korte en een antwoord op lange termijn, doelde op een preadvies wat de korte termijn betreft.) (De heer De Greef: Er wordt nog onderhandeld over de consig natieregeling voor dit jaar. Daar is binnenkort weer overleg over. Kunt u niet het resultaat van dat overleg als er dan een uitkomst is aan de raad voorleggen zodat wij dan de brief conform de uitslag van dat overleg kunnen beantwoorden?) De resultaten van dat overleg kunnen wij wel voor de raad ter in zage leggen en dan kan de raad daar zijn eigen consequenties uit trekken. Als de raad meent dat dat overleg op een spoor zit waarvan hij meent dat het anders zou moeten zijn dan is het het volste recht van de raad - daar zijn een aantal mogelijkheden voor - op de een of andere manier te interveniëren. (De heer Buising: Kunt u aangeven wat volgens het Reglement van Orde dan nog onze mogelijkheden zijn om er op terug te komen? Is dat alleen de mogelijkheid van interpellatie of gebruik maken van het vragenuurtje?) Er is ook de mogelijkheid van het stellen van schriftelijke vragen. Er zijn dus drie mo gelijkheden. (De heer Buising: Het zou natuurlijk veel beter wezen als de zaak wel om preadvies ging zodat de raad er, net zoals op de manier van nu, gewoon tijdens de raadszitting over kan praten.) Ik zeg op dit moment heel duidelijk dat er nu nog geen consignatieregeling is, er wordt op het ogenblik nog onderhandeld. Dit is een heel gebruikelijke procedure. Wij hebben er ook geen enkel probleem mee de raad te informeren. De kwestie van al of niet een consignatieregeling is het afwegen van belan gen. Wij moeten kijken hoe ver wij kunnen komen zonder consignatieregeling. Het overleg daarover is gaande. Het eventueel komen tot een grotere bezetting is een probleem dat later nog aan de orde komt bij de behandeling van het beleidsplan. (De heer Buising: Ik wil toch nog een keer interrumperen. Ik kan mij best voorstellen dat u op dit moment niet precies kunt zeggen hoe u zich de oplossing denkt, maar dat is ook niet wat wij vragen. Het enige dat wij vragen is dat u t.z.t. als u uit de onderhandelingen bent het resultaat bekend maakt in de raad. Dat kan alleen maar - zonder interpellatie en weet ik wat voor grappen - als nu besloten wordt dat deze brief in handen van b. en w. gesteld wordt om preadvies. Dan komt de zaak vandaag of morgen terug in de raad en dan is het klaar. Dat vragen wij.) Ik wil dat liever niet. Ik moet helaas formeel worden, dit is een uitvoeringsprobleem van b. en w. Ik heb er geen probleem mee - wij houden echt niets achter - u toe te zeggen dat wij dit op zullen nemen in de mede delingen; dat geeft u dan alle mogelijkheden om er nader op in te gaan. Als het een onderdeel van de mededelingen is dan kunt u er over praten. Akkoord? De heer Heidinga: Natuurlijk niet. Dit is een brief gericht aan de raad en de raad wenst dat het antwoord dat u op deze brief geeft i.n deze raad aan de orde komt. Dat is duidelijk wat de raad wil. Ik dacht dat u dat zo zachtjes aan ook wel door had. (De Voorzitter: Dan moet de raad maar een voorstel indienen.) De heer Pronk: Ik zal de motie die ik wil indienen even voorlezen; die luidt: „De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 4 april 1977, draagt het college van b. en w. op de in de discussie gevraagde informatie te onderzoeken en deze in de besluitvorming om tot een preadvies te komen te betrekken." Deze motie is mede-ondertekend door mej. De Vos. 11 De Voorzitter: U hebt nu de motie van de heer Pronk gehoord en ik stel voor dat wij er over gaan stemmen. De hear Singelsma: Mei ik freegje hwat it foech fan de ried is op dit stik fan saken as jo it formeel ste I Ie wol Ie? Isditallinneinsaekfanb. enw.? (De heer Van der Wal: Het gaat hier om een brief aan de raad.) It giet my om it bislissingsfoech. (Mevr. Smit: Daar gaat het hier niet om.) De Voorzitter: Dit betreft uitvoering en het is een bevoegdheid van b. en w., ik heb dat zopas ook al gezegd. Ik heb gezocht naar een weg om u alle gelegenheid te geven er we! over te kunnen discus siëren en niet formeel te worden. Het is nu aan de raad om over deze motie te beslissen. Ik ben heel duidelijk geweest over de vraag waar de formele bevoegdheden liggen. Ik breng nu de motie in stem ming; wij kunnen wel bij handopsteken stemmen. De motie van de heer Pronk en mej. De Vos wordt bij handopsteken aangenomen met 20 tegen 1 3 stemmen. Punt 3 (bijlage no. 139). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 4 (bi jlage no. 137). De heer De Beer: Het is inmiddels al weer enkele maanden geleden dat ik gevraagd heb om bij de verkoop van percelen die eerder in erfpacht waren uitgegeven een clausule op te nemen om bij niet na komen van deze verkoop de lasten te kunnen verhalen op de koper. Waarom is dat nu nog niet gebeurd en wanneer zou dat wel kunnen gebeuren? De heer Rijpma (weth.): Dit moet een oud stuk zijn, mijnheer De Beer, want in alle aanbiedingen die ik de laatste maand heb mogen tekenen staat deze clausule wel. Wanneer men echter terug grijpt op aanbiedingen die in het verleden gedaan zijn dan kan deze clausule er nu ook niet in staan. (De heer De Beer: Dank u.) Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punten 5 t.e.m. 8 (bijlagen nos. 132, 138, 155 en 140). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 9 (bijlage no. 149). De heer Ten Hoeve. Het is nog niet zo lang geleden dat wij uitvoerig over dit plan hebben gespro ken. Er zijn vanuit de raad toen een aantal opmerkingen gemaakt en ik dacht dat wij daar nu niet ver der op in hoefden te gaan. Wel zijn er nog een aantal opmerkingen door Monumentenzorg gemaakt; die zijn in het plan verwerkt. De brief van Monumentenzorg lag echter niet bij de stukken ter inzage. Ik heb wat dit plan betreft nog 2 concrete vragen. In de eerste plaats deze: Wanneer kan met de uitvoering van de werkzaamheden worden begonnen? In de tweede plaats is het nog niet duidelijk wel ke verlichting - ik bedoel dan de verlichting van het plein maar ook de verlichting van de kerk - aan gebracht zal worden. Ik dacht dat daar, nu de plannen het uitvoeringsstadium naderen, wel duidelijk heid over moest bestaan. De heer Rijpma i^weth.): Wij hopen op zeer korte termijn met de werkzaamheden te kunnen starten. Dat zal gezien de voorbereiding voor aanbesteding enz. na de bouwvakvakantie het geval kunnen zijn. Wat er in eerste instantie gebeurt zijn de rioleringswerkzaamheden, de bekabelingswerkzaamheden en alles wat daarmee samenhangt. Dat betekent dat er op dat moment van verlichtingsornamenten nog geen sprake kan zijn. Ik ben met u van mening dat daar een beslissing over genomen moet worden, maar het is met een beslissing die op dit moment al vreselijk op ons ligt te wachten. (De heer Ten Hoeve: Er zijn andere plaatsen geweest waar de verlichting in de grond is aangebracht. Daar is de verlichting niet zo als bij de Oldehove op palen aangebracht, maar in de grond. Wanneer dit in dit geval ook zou kunnen dan moeten wij hier wel sneller op inspelen dan u van plan bent te doen.) Ik dacht dat er tegen ver-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 6