De heer Rijpma (weth.): Ik maak eerst even een paar hoofdopmerkingen voordat ik op de andere
zaken inga. U heeft op uw tafel de financiële opzet gevonden die vandaag gemaakt is n.a.v. gesprek
ken op vrijdag en vandaag met de Directie Volkshuisvesting. Zoals u in die notitie ziet is het zo dat,
als de raad bereid is om deze financiële opzet te accepteren, de vertegenwoordiger van de minister
in de provincie Friesland bereid is om zich voor deze financiële opzet in te zetten. Dat betekent dus
dat hij bereid is aan Den Haag voor te stellen om deze opzet te aanvaarden. Ik zou daar nog deze op
merking bij willen maken in de hoop dat er geen misverstanden zijn. De gewijzigde berekening wij
zigt het plan in geen enkel opzicht. Wat er hier gebeurt is de prijzen van de diverse onderdelen hoger
stellen, dus het werkelijke aantal woningen blijft precies zoals het is, de groenvoorziening blijft pre
cies zoals in de boeken is aangegeven. Alleen wat vroeger regel was blijkt nu geen regel meer te zijn,
vroeger was er voor iedere woningwetwoning waar ook gelegen dezelfde prijs, het ministerie differen
tieert nu de woningwetwoningen net zo goed als de premie-koopwoningen, het ministerie differenti
eert de prijzen naar de liggingsfactoren. Dat betekent dat een woningwetwoning die op een excellent
plekje aan een park ligt als grondprijs meer krijgt toegewezen dan een woning die op een wat beslote-
ner plek ligt die duidelijk iets lager gewaardeerd wordt. De nieuwe berekening betekent dus niet dat
er een woning meer in het plan komt, alleen de kavels worden stuk voor stuk duurder, dus wat vroeger
de uitsluitende prijs was is nu een minimum prijs en in de bouwkosten accepteert het ministerie nu ho
gere prijzen. De prijzen worden gebaseerd op de liggingsfactoren die u ziet staan en op de oppervlak
te enz. Er komt dan een eindfactor uit al die berekeningsfactoren en dat betekent dat het aantal fic
tieve eenheden toeneemt maar er komt geen woning meer in het plan. De factoren die toegepast wor
den hebben echter wel tot gevolg dat de woningen in de vrije sector aanzienlijk duurder zijn dan in
onze planopzet berekend was. De prijzen van de woningwetwoningen en de prijzen van de vrije sec
torwoningen komen niet ver buiten de marge te staan die ook tot dusverre door bouwers en door ex
ploitanten als redelijk ervaren is. De hele berekeningswijze heeft ten doel om het tekort dat bij onze
berekening van 5 mei neer kwam op ruim 6.000,door deze rekenkundige veranderingen voor de
woningwetwoning en de premie-koopwoning terug te brengen naar 4.000,Dat betekent dus dat
het ministerie op deze groepen woningen enkele miljoenen guldens bespaart en de kosten verhaalt op
de gebruiker. Het is het duidelijkst in de vrije sectorwoningen. In de vrije sector zijn er naast een
aantal woningen die heel duidelijk in de markt liggen - u ziet in de vrije sector 527 woningen staan
met een kavelprijs van gemiddeld 27.500,en dat is niet extreem hoog - een aantal exclusieve
woningen - dat zijn er 102 - waarvan de kavelprijzen, inclusief b.t.w., in de buurt liggen van
115.000 maar dat geldt maar voor 102 woningen, dat wil ik nadrukkelijk stellen. Naar mijn
mening - ook dat wil ik met nadruk stellen - zullen in bepaalde sectoren die toerekeningsfactoren
geen beletsel zijn voor woningbouwcorporaties, projectontwikkelaars of bouwmaatschappijen om met
vreugde het bouwprogramma op zich te nemen, alleen in de vrije sector zijn er een aantal kavels -
maar die liggen dan ook exclusief aan het water, die hebben mogelijkheden die er elders in Leeuwar
den niet zijn - die duurder worden dan wij gedacht hadden dat ze zouden worden. Nog een opmerking
daarbij. Het is niet zeker dat het advies aan de minister zal luiden: Aanvaard dit plan als basis voor
de ontwikkeling met deze prijzen er bij. Dat zal wel het advies zijn van de provinciale autoriteiten
maar of dat ook het advies is van degenen met wie wij uit Den Haag gesproken hebben is niet zeker,
zij hebben ons toegezegd dat zij hun rapport op heel korte termijn zullen uitbrengen aan de directeur-
generaal en dat die, alvorens met de minister contact opgenomen wordt, met ons van gedachten zal
wisselen. Zij zetten - maar dat staat buiten deze financiële opzet - een vraagteken bij de opzet van
dit wervende plan en zij zouden zich hebben kunnen voorstellen dat er, wat zij noemen, een sober
plan was gekomen, maar dat betekent een heel andere planopzet, dat betekent dat wij praktisch op
nieuw moeten beginnen. Ik heb echter - laat ik het voorzichtig formuleren - de hoop niet opgegeven
dat de minister onze conceptie zal aanvaarden. Wij hebben de toezegging van het provinciaal bestuur
dat het ons in dit beleid ook van harte zal ondersteunen en zal proberen om die steun zo effectief mo
gelijk te doen zijn. Dit waren de opmerkingen vooraf.
Dan kom ik nu op de groenvoorzieningen. De groenvoorzieningen zijn niet alleen beperkt door de
gesprekken met Volkshuisvesting, als ik het zo even mag zeggen, die zijn ook beperkt - er is in de
raad over gediscussieeerd; er is ook door b. en w. bij het opstellen van het beleidsplan uitvoerig over
gediscussieerd - i.v.m. de hoge kosten. Op basis van de normen die wij op het ogenblik hanteren voor
het onderhoud van plantsoenen heeft het college gezegd: Is het niet mogelijk om het aantal hectaren
groen in Camminghaburen te beperken zonder dat het plan aangetast wordt; ga dat nadrukkelijk na.
Omdat elke hectare groen 20.000,c.q. 30.000,-- kost betekent een besparing van 10 hecta
re op jaarbasis in de exploitatie ongeveer 3 ton. Ons beleidsplan was sluitend te krijgen wanneer een
aantal bezuinigingen werden doorgevoerd. Die bezuinigingen hebben gedeeltelijk tot gevolg dat bij
de woningen meer ruimte wordt gereserveerd. Het betekent dus niet dat er minder groen in de wijken
25
komt, het betekent gewoon dat er meer groen bij de huizen komt, niet dat ze dichter op elkaar komen
te staan, maar dat de eigenaars of bewoners van de huizen een stuk van het onderhoud van de open
ruimten op zich moeten nemen. Dat is ook gebeurd met de toewijzing van kavels langs de vijvers, dat
is op nadrukkelijk verzoek van o.a. de heer Miedema namens het C.D.A. gebeurd, het betekende een
welkome aanvulling van de mogelijkheden in de exploitatiesector. Dan moet ik er nog iets bij zeggen.
Die zelfde operatie heeft tot gevolg gehad dat wij de grenzen rond de woonvlekken wat verschoven
hebben, daar is voor een deel de verschuiving van de 100 meter-grens naar de 85 meter-grens op terug
te voeren. Het betekent niet dat de huizen dichter bij de weg zijn gekomen, als u de plantekening
goed leest dan liggen de huizen op een afstand van minimaal 92 meter en maximaal 102 meter; er is
één maar bij, in de plantekening die u hebt gekregen - dat is kaart no. 9 - zijn sommige rooilijnen
vastgelegd terwijl de architect met enkele andere rooilijnen nog wat mag schuiven als hem dat i.v.m.
de planopzet wenselijk voorkomt. Ik dacht echter dat daar niet al te veel aanleiding toe zal zijn, wij
zouden ook aan de architect kunnen zeggen dat de grijze bebouwingslijnen opgevat moeten worden
als zwarte bebouwingsli jnen, dus dat de minimale afstand 92 meter wordt en dat de maximale afstand
tot de rijweg, d.w.z. tot het hart van de rijweg, 102 meter wordt. Dat wij het naar 85 meter hebben
verschoven betekent dat een deel van het groen toegerekend is aan het woonblok en daardoor kon,
zonder dat er plantsoen verdween, plantsoen uit de exploitatie verdwijnen, maar het groen is er nog
steeds. U moet het dus niet zien als bezuinigingen in die zin dat het plan verslechterd is, u moet het
zien als een mogelijkheid om de exploitatie beter in de hand te houden. Er staat in één van de stukken
- daar is waarschijnlijk het misverstand op terug te voeren - dat Rijkswaterstaat de 100 meter-grens
heeft genoemd. Rijkswaterstaat is echter niet gerechtigd om enige maat te noemen. In het wetsvoorstel
staat heel nadrukkelijk dat het de geluidsnorm is die bepalend is en niet de afstand, je mag wel 15
meter uit het hart van de weg bouwen mits je maar komt aan de geluidsnorm. Wij hebben duidelijk het
advies gekregen van Dwars, Heederik en Verhey om, op basis van de verkeerstellingen van het I.B.V.
geëxtrapoleerd naar het jaar 1990 - dat is de hoogte waar heel wat raadsleden bezwaar tegen hadden
omdat het veel te veel zou zijn, maar die norm is aangehouden -, 3 regelbeplantingen aan te brengen
en die moeten zo gesitueerd zijn dat ook in de winter het niveau bereikt wordt. Dat heeft wel tot ge
volg dat de beplanting zoals die nu aangebracht is langs de Groningerstraatweg aangepast moet wor
den, dat betekent heel concreet dat er voor volkstuinen in dat gebied geen plaats is want er moeten
regelafstanden gehouden worden. Maar het betekent geen aantasting van voetpaden, fietspaden, rui
terpaden of wat voor paden er ook maar in zitten. Daarom is het ook volstrekt niet noodzakelijk om
aan te dringen op verschuiving van de blokgrens. Als u de bebouwing laat waar die is dan verandert er
in wezen niets, alleen wordt de exploitatie minder duur. Wanneer u zegt dat de woningen niet op 1 02
meter moeten komen maar op 11 7 meter dan betekent het dat er langs de Groningerstraatweg ruim 2
hectare verdwijnt en dat betekent dat in het totale plan bij dezelfde planopzet en bij dezelfde bere
keningswijze ergens een 80 woningen meer gebouwd zullen moeten worden. Dat is niet zo eenvoudig.
Wij hebben na de discussie van de vorige keer de groenbeplanting aangepast en dat betekent dat op
het ogenblik langs het Ouddeel een strook is van gemiddeld 15 meter. Hij is 10 meter smaller gewor
den dan in de oorspronkelijke opzet. In die 15 meter zit een norm 10 meter afstand vanaf de oever -
niet vanuit het hart van het Ouddeel - omdat volgens de provinciale verordening 10 meter onbebouwd
moet blijven. Wij dachten dat die 15 meter noodzakelijk was om de paden en de beplanting aan te
brengen zoals wij ons die in ditwervende plan hadden gedacht. Langs de Kurkemeer is maar een af
stand van 10 meter en dat is de minimum maat die volgens de provinciale verordening gehandhaafd
moet worden. Het betekent dus gewoon dat, als u de woongrens verschuift - niet de blokgrens maar
de woongrens -, er in het plan een verdichting moet optreden van ten minste 80 woningen. Het advies
is heel duidelijk: Wij kunnen de 55 decibel bereiken door een goede regelbeplanting en voor de hui
zen kan het effect nog veel sterker beperkt worden want in de bouwvoorschriften hebt u kunnen zien
dat de richting van de voorgevel in het noordelijk gedeelte aangegeven is. Dat is gedaan om daarmee
een bouwvorm te krijgen die de slaapkamers aan de achterzijde heeft en die aan de voorkant een zo
danige constructie mogelijk maakt dat van de voorzijde geen geluid in de woningen binnen hoeft te
dringen omdat de ventilatie van alle vertrekken is gericht op de achterkant. Dat betekent dat er dub
bel glas aan de voorkant kan komen of een ander soort glas dat geluidwerend is, het betekent dat er
een dakhelling kan komen, zonder eventuele dakkapellen en dergelijke dingen, die een zodanig ver
loop heeft dat het geluid in de ruimte verspreid wordt. Daar zijn heel duidelijk ervaringen mee opge
daan in Nederland en dat betekent dat er geen enkele reden is om de grens te verschuiven; als wij
dat doen dan brengen wij onszelf in exploitatiemoeilijkheden en betekent het een verdichting van het
plan.
Dan een opmerking aan het adres van de heer Miedema. Hij zegt dat de architecten te weinig
ruimte hebben om initiatieven te nemen; ik dacht dat die ruimte er wel was, ik dacht dat die wel wat