tische uitvoering lijkt mij wat dat betreft een onmogelijke zaak. Maar daar hoeft u om mij niet verder op te reageren De heer Heidinga: Ik ben het volledig met de heer De Jong eens. Ik acht dit voorstel beslist niet in het belang van onze bejaarden, ik zal de verantwoordelijkheid daarvoor dan ook niet willen dragen. Dit voorstel is mij veel te veel geënt op het belang van de Regio; het belang van Leeuwarden en dan speciaal het belang van onze bejaarden wordt ter zijde geschoven. Op de argumenten die de heer De Jong heeft aangedragen is de wethouder niet ingegaan. De wethouder heeft alleen maar de nadruk ge legd op het technische aspect van de indicatiecommissie, maar op het menselijke vlak heeft deze indi catiecommissie voor de Regio grote gevolgen voor onze eigen bejaarden. Dan zeg ik: Als je in de Regio een gezamenlijke vuilverwerking wilt instellen, doe dat dan maar, dat is straatvuil, maar onze bejaar den zijn geen straatvuil en als wij dit aannemen dan zijn wij niet bezig in het belang van onze bejaar den te handelen. (De heer Buising: Er is niemand die dat beweert, ik vind dit maar een vreemde opmer king.) (De heer Groenewoud: Het is een rare vergelijking.) Ik ben er stellig van overtuigd dat dit niet in het belang van onze bejaarden is en ik zal mijn stem er dan ook niet aan geven. De heer De Vries (weth.): Het is wel degelijk de bedoeling dat wij, zolang er geen districtsgenees- kundige dienst is - die is er voorlopig nog niet -, deze zaak inbouwen binnen de G.G.D. en in dat op zicht zou eigenlijk collega Schaafsma degene zijn die hier opening van zaken zou moeten geven over hoe men zich dit organisatorisch voorstelt te doen. Ik kan alleen maar zeggen dat dokter Terpstra het mogelijk acht, die heeft ook meegedaan aan het overleg binnen de Regio. Ik heb nog één ding laten liggen. De heer De Jong heeft nog gevraagd naar de tijdplanning, hij doelt daarbij op de planning t.a.v. de extra-murale voorzieningen die nodig zijn om de zaak optimaal op te kunnen vangen. Inderdaad, die planning is er niet, dat hebben wij ook niet allemaal zelf in de hand. Als de heer De Jong er op wijst dat de rijksoverheid bezig is bepaalde voorzieningen terug te brengen dan is dat op zichzelf inderdaad ook een pijnlijke constatering. Misschien zouden wij de kabi netsformateur op de hoogte moeten stellen van onze verontrusting dat men deze collectieve voorzienin gen op de tocht zet, misschien zou dat nog enigermate helpen. Een andere zaak is dat wij eenmaal in de drie maanden de rapporten naar ged. staten moeten zenden. Ik zou mij best voor kunnen stellen dat wi in het college overleggen of wij deze rapporten ook voor de raad ter inzage leggen zodat u weet wat er m.b.t. extra- en intra-murale zorg in Leeuwarden gebeurt. Wat het overige betreft, wij zijn even bewogen met het lot van onze boven 65-jarigen als wie dan ook, maar desalniettemin geloven wij dat deze regionale indicatiecommissie de beste oplossing is die op het ogenblik voor handen is. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat de heren O. Heidinga en C. de Jong wensen te worden geacht tegen te hebben gestemd. Punt 41 (bi jlage no. 310). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 42 (bijlage no. 307). De heer Visser: De sinds jaren regelmatig toegepaste verhogingen, al dan niet geïndexeerd, op de gemeentelijke tarieven en heffingen hebben de Verordening op de heffing van een belasting op honden steeds buiten schot gelaten. De reden hiervan is stellig gelegen in het feit dat de naleving van de bepa lingen van deze verordening te wensen over liet. In de discussie tijdens de afdelingsvergadering 3 jaar geleden over dit punt heeft het college dit overigens ook erkend. Het argument van toen, door onze fractie naar voren gebracht, opent echter in het voorliggende voorstel perspectief nu de vigerende ver ordening wordt aangepast aan de gewijzigde bepalingen inzake gemeentelijke en provinciale belastin gen en toepassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De belangrijkste wijzigingen betreffen zowel een nadere begripsomschrijving van het belastingobject als een effectievere controlemogelijkheid door middel van aangifteplicht. Dat voor een waak- of bedrijfshond wettelijk geen onderscheid meer kan worden gemaakt moet als een gegeven worden aanvaard, wij vinden het echter niet een verbetering. Mogelijk dat door een steeds agressiever wordende maatschappij de wetgever te eniger tijd tot een an dere interpretatie van het begrip waak- en bedrijfshond komt. Het is gebleken dat de destijds door het college gedane toezegging m.b.t. een intensievere controle intussen niet onbelangrijke resultaten heeft opgeleverd. Het valt echter naar mijn mening buiten het raam van dit voorstel om op de gevolgde me 21 thode in te gaan. Wel is mijn fractie van mening dat m.b.t. het toezicht, straks ondersteund door een gewijzigde verordening, op de ingeslagen weg moet worden voortgegaan. Aan de onbevredigende situa tie die tot voor kort in sterke mate heeft bestaan, met als gevolg een ongelijke behandeling van de bur ger, dient n.l. zoveel mogelijk paal en perk te worden gesteld. Verder heeft mijn fractie een genuan ceerd standpunt t.a.v. de hoogte van de heffing. Er is echter reden te veronderstellen dat het college t.z.t.met voorstellen dienaangaande zal komen. Met uw voorstel kan mijn fractie zich dan ook verenigen, waarbij ik de vraag wil stellen of het opnemen van vraag 5 van het model-aangiftebiljet gewenst dan wel noodzakelijk is. Een vraag uit mijn fractie betreft verder de juistheid van de redactie van de laatste zin van de toelichting op dit biljet. Mogelijk zou die redactie tot misverstanden aanleiding kunnen geven. De Voorzitter: Wat de waak- en bedri jfshonden betreft hebt u zelf al gezegd dat dit een gegeven is waar wij niet omheen kunnen. Wat het toezicht aangaat kan ik u zeggen dat wij echt voornemens zijn op de ingeslagen weg voort te gaan. Wat de hoogte van de heffing betreft, daar hebben wij wel over ge discussieerd; wij hebben gemeend dat het verstandig is dat de eerste stap is om een toch zeer onbevredi gende regeling - dat is het de afgelopen jaren geweest - meer bevredigend te maken. Later kan dan de heffing bekeken worden. Het moet niet zo maar het verhogen van een heffing zijn. Als wij in de toe komst ooit geconfronteerd worden met de vraag - dat kan korter of langer duren - of wij al dan niet belastingen moeten verhogen en dit systeem functioneert beter dan nu dan zou dit mede in de beschou wingen kunnen worden betrokken; in dat verband zou dan moeten worden bekeken of deze heffing ver hoogd zou moeten worden, wij zouden dat niet ad hoe willen bespreken. In het verleden hebben wij ge zegd: Laten wij daar niet over praten want de verordening werkt niet goed; met het nieuwe systeem zou dat dan wel kunnen. Dan nog uw opmerkingen over vraag 5 van het model-aangiftebiljet en de zin uit de toelichting. Ik moet u eerlijk zeggen dat ik daar zo geen antwoord op kan geven. De heer Reumer wijst mij er net op dat vraag 5 moet worden gesteld op grond van artikel 4, lid 2; dat betreft een lager tarief en daarom moet je dat weten. De heer Visser: Ik had nog een vraag gesteld. Ik heb daar persoonlijk geen moeite mee, maar die vraag is uit mijn fractie naar voren gekomen. Het betreft de laatste zin van de toelichting op het model aangiftebiljet. Voor mij is het wel duidelijk, maar in mijn fractie niet. (De heer De Jong: Ik dacht dat het, als het woord "belasting" werd vervangen door "aanslag", voor iedere particulier duidelijk is. Als je verhoogde belasting moet betalen en je hebt geen hond dan stuur je dit ding niet in, want dan krijg je geen verhoging.) De Voorzitter: Wij zullen deze suggestie ernstig overwegen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezeg ging van de voorzitter. Punt 43 (bijlage no. 315). Gemeentebegroting, sub 2, Aanleg riolering Nieuwestad N.Z. De heer De Jong: Halverwege dit punt staat een zin die ik een beetje pijnlijk vind als binnenstads man. Er staat: "Voorts bleek naderhand dat op de plaats van aansluiting van de Bagijnesteeg op de Nieuwestad vroeger een oude gracht heeft gelegen." Ik wil dolgraag dat woordje "naderhand" kwijt want die gracht heeft er n.l. volgens de historie altijd gelegen. Ik vind het een beetje vreemd dat men bij het becijferen niet heeft geweten dat daar vroeger een gracht lag. (De Voorzitter: U wilt dat ge schrapt hebben?) Ik heb dit willen memoreren. Ik vind het gewoon gek dat wij als Leeuwarders niet we ten dat daar vroeger een gracht heeft gelegen. De Voorzitter: Uw opmerkingen komen in het verslag te staan; daarmee is dit, dacht ik, wel opgelost. Gemeentebegroting, sub 16, Stichting Culturele Centra. Mevr. Brandenburg— Sjoerdsma: Er wordt een krediet gevraagd van 10.000,door het bestuur van de Stichting Culturele Centra. Daarvoor liggen helemaal geen papieren ter inzage. Zo'n blanco cheque lijkt mij een beetje al te mal. Misschien kunnen wij nog even horen waar dat bedrag voor is voordat een besluit genomen wordt.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 11