Punt 40 (bijlage no. 301
Mevr. Willemsma— de Jong: Het merendeel van onze fractie kan instemmen met de totstandkoming
van de indicatiecommissie voor de Regio. Het tweede deel van de raadsbrief dat handelt over de beroeps
bevoegdheid die onze raad over zou dragen aan de regioraad heeft ook onze instemming. Voor alle dui
delijkheid toch nog een vraag. Het is toch wel zo dat iedere gemeente zijn eigen beleid ten volle kan
blijven handhaven voor wat zijn bejaarde burgers betreft? De goedgeefsheid van het provinciaal bestuur
heeft er toe geleid dat sommige andere gemeenten, ook binnen onze Regio, meer plaats kunnen aanbie
den voor verzorgingbehoevende bejaarden dan in Leeuwarden het geval is. U spreekt in de raadsbrief
van een éénvormig opnamebeleid in de Regio, doch het aanbod van bewoners voor bejaardenoorden en
de daarvoor aanwezige voorzieningen zullen per gemeente verschillend zijn. Wij willen graag van de
wethouder de zekerheid hebben dat wij als raad van deze gemeente te allen tijde zelf de beschikking
zullen behouden over de cijfers van de bejaarden die de indicatiecommissie zijn gepasseerd zodat deze
raad ook zelf de verantwoordelijkheid kan blijven dragen voor het beleid in deze. Kan de wethouder
deze wens honoreren? (De Voorzitter: Ik neem aan dat u een toezegging van het college vraagt.) Ja.
De heer De Jong: Vorig jaar kwam er een schrijven van de staatssecretaris van C.R.M. met de mede
deling: Jullie moeten per 1 januari 1977 een indicatiecommissie instellen - er waren modellen en re
glementen bijgevoegd -, en verder met de mededeling: Jullie moeten de kosten hiervan zelf betalen.
Prompt ging er een schrijven terug van de V.N.G. met het verzoek: Laat deze regeling alsjeblieft wat la
ter ingaan dan per 1 januari 1977, want men komt er voor deze datum niet mee klaar. De staatssecreta
ris schreef haastig terug: Geen sprake van, het instellen van de indicatiecommissie dient in te gaan en
geregeld te zijn per 1 januari 1977. Later kwam er nog een schrijven bij van de Tweebaksmarkt waarin
de mededeling werd gedaan dat men de voorkeur geeft aan een regionale indicatiecommissie. Het is nu
15 augustus 1977 en nu ligt er een voorstel op tafel om er een regionale commissie van te maken, vooral
regionaal, waarvoor drie sterke of minder sterke argumenten worden genoemd, te weten: het is voorde
liger vooral voor de kleinere gemeenten, het waarborgt gelijke beoordeling en een éénvormig opname
beleid in de Regio en het waarborgt meer onpartijdigheid en onafhankelijkheid.
In het voorstel staat duidelijk dat deze commissie alleen bedoeld is voor het afgeven van een ver
klaring waarin de aard en de mate van verzorgingbehoeftigheid wordt aangegeven, voor de verdere
zorg moeten de gemeenten zelf zorgdragen. In dit voorstel wordt met geen woord gesproken over het voor
treffelijke werk dat onze C.C.O.B., de Centrale Commissie Opnamebeleid Bejaarden, sinds 1970 in Leeu
warden heeft gedaan en vandaag de dag nog doet. Onze eigen C.C.O.B. beoordeelt niet alleen sinds
1970 de bejaarden maar is ook heel duidelijk een begeleidend orgaan. De samenwerking van alle tehui
zen in onze stad met de C.C.O.B. is steeds voortreffelijk geweest zodat wachtlijsten praktisch niet meer
voor kwamen; urgente gevallen kregen steeds een plaats, voor zeer urgente gevallen werd steeds een
plaats gevonden. Met deze nieuwe regeling van de staatssecretaris gaat weer een mooi stuk werk, een
voortreffelijke eigen gemeentelijke regeling, verdwijnen en van bovenaf krijgen wij er heel duidelijk
een minder goede regeling voor terug, zoals u het wilt een regionale regeling. Door deze nieuwe rege
ling waarbij de indicatiecommissie enkel en alleen een soort certificaat als advies af zal geven gaan wij
m.i. voor wat Leeuwarden betreft terug naar de toestand van voor 1970.
Eén van uw argumenten is dat wij op deze wijze komen tot een éénvormig opnamebeleid binnen de
Regio. Dat is een loffelijk streven als men zoals in Leeuwarden met een enorm tekort aan verzorgings
plaatsen de bejaarden erg streng moet beoordelen, doch het is de vraag of in de andere regiogemeenten
waar duidelijk meer ruimte is de gemeenten en de besturen van tehuizen wel zo gelukkig zullen zijn
met een éénvormig opnamebeleid, want bedenkt u wel dat de richtlijnen die de staatssecretaris de indi
catiecommissie meegeeft veel strenger zijn dan de huidige beoordelingen. Mijn verwachting is dan ook
- dat zal misschien ook de bedoeling zijn van de staatssecretaris - dat de tehuizen in de Regio door de
ze éénvormige indicatie niet meer volledig bezet zullen worden. Als nu ook de aangepaste bejaarden
woningen gereed waren dan waren wij bezig met de juiste volgorde, doch Leeuwarden moet er eerst nog
600 van die woningen gereed hebben. Deze regeling komt voor wat dat betreft naar mijn mening enige
jaren te vroeg. De gezinsverzorging en het maatschappelijk werk moeten inkrimpen, kortom, de hele
dienstverlening zal verminderen, en nu de beoordeling verzwaren lijkt geen goede zaak. Een klein stap
je verder is - daar wil de provincie wel heen - dat Leeuwarden gezien zijn regio voldoende verzor
gingsbedden heeft en dat het derhalve niet nodig wordt geoordeeld om Leeuwarden meer verzorgingsbed
den toe te staan; dat zou voor Leeuwarden met zijn enorme tekort aan verzorgingsplaatsen een funeste
zaak worden gezien het grote aantal hoogbejaarden hier ter plaatse. Trouwens, hoe komt de situatie er
uit te zien nu de bejaarden zelf een inrichting van hun keus kunnen opgeven en men zelfs vanuit de
Regio ons Triotel of Erasmushiem als huis van voorkeur op mag geven? Vroeger kwamen de aanmeldingen
17
binnen via de huisarts, nu mag men via de eigen G.G.D. of het gemeentehuis zo'n certificaat aanvragen.
De verwachting is dan ook dat de indicatiecommissies veel meer beoordelingen moeten doen dan voor
heen het geval was. De huisarts had bovendien reeds zijn medische argumenten genoemd. Alle nieuwe
aanvragen moeten nu vanaf het begin medisch beoordeeld worden, terwijl de maatschappelijk werker de
sociale kant mag bekijken. Dit betekent niet alleen meer verzoeken om opname doch bovendien veel meer
werk om tot een indicatie te komen met als logisch gevolg, gezien de zwaardere eisen, veel meer afwij
zingen of de een of andere graad van urgentie. Voor Leeuwarden zelf verwacht men een toeloop van
200 aanvragen meer met daarbij dan nog de aanvragen vanuit de Regio. Gelet op al deze extra werk
zaamheden en de meerdere reisuren stelt de regioraad in zijn advies dat, zolang er nog geen districts-
gezondheiddienst tot stand is gekomen, gebruik kan worden gemaakt van het in dienst van de gemeente
Leeuwarden zijnde personeel; hiermee bedoelt men waarschijnlijk de medewerkers en de adviseurs van
de C.C.O.B. Nu meen ik dat de huidige directeur van de G.G.D. zijn eigen werk moet doen plus het
werk van de adjunct-directeur want in die laatste functie is sedert maanden nog niet voorzien. Dit royale
voorstel lijkt mij derhalve wat onwezenlijk aannemende dat ons personeel een volledige dagtaak vervult
op de G.G.D. Jammer is het dat bij uw voorstel geen enkele tijdplanning is gevoegd, wij kunnen dus op
geen enkele wijze beoordelen hoeveel uren onze mensen aan deze regioregeling moeten besteden, er
wordt niets gezegd over de positie van ons personeel gedurende de uren dat men werk doet voor de Regio
noch wat de tijdelijke noch wat de definitieve regeling betreft. Het dagelijks bestuur van de Regio
Leeuwarden deelt op pagina 4 nog mede dat van de zijde van de gemeente Leeuwarden de toezegging is
gedaan dat de aan de Regio deelnemende gemeenten totdat de regionale indicatiecommissie in werking
treedt desgewenst gebruik kunnen maken van de diensten van de Leeuwarder indicatiecommissie. Zijn
dit dezelfde medewerkers als zopas door mij bedoeld, zou een duidelijke vraag kunnen zijn; die vraag
zal een bevestiging in moeten houden want bij mijn weten heeft Leeuwarden nog geen indicatiecommissie,
tenminste een dergelijk voorstel heeft deze raad nimmer in behandeling gehad. Verder stelt u voor als
gevolg van artikel 6k, lid 2, m.b.t. het beroep, deze bevoegdheid over te dragen aan de regioraad.
Kortheidshalve stel ik daarbij de vraag of wij daarmee niet al bezig zijn met de vierde bestuurslaag
waar wij met zijn allen niet om staan te dringen.
Het zal u duidelijk zijn dat ik met een klein deel van mijn fractie niet enthousiast ben voor deze
nieuwe regeling, niet alleen i.v.m. de regeling maar haast nog meer i.v.m. de vele vaagheden en onze
kerheden die in uw voorstel naar boven komen. Het is nog sterker, ik doe een dringend beroep op deze
raad, gehoord hebbende alle door mij genoemde facetten, uw voorstel in deze niet te volgen. Als er
echter toch een regeling moet komen laten wij dan komen tot een eigen plaatselijke indicatiecommissie
waarop beroep open staat bij deze raad; alleen op deze wijze kunnen wij m.i. optimaal dienstbaar zijn
aan dat deel van onze eigen bevolking dat deze verzorging behoeft. Van uw reactie en van de reacties
van de overige sprekers zal afhangen of mijn daartoe strekkende motie in tweede instantie ingediend zal
worden.
Tenslotte nog dit. U hebt per schrijven van 10 mei 1 977 een mededeling gedaan aan de Regio dat u
bereid bent de vorming van een regionale indicatiecommissie te bevorderen. Mag ik u vragen wanneer u
hierover de raad hebt gepolst? (De Voorzitter: Daar zijn wij nu mee bezig.)
De heer Bijkersma: Mijn fractie kan zich wel verenigen met het voorgestelde in de raadsbrief, alleen
hebben wij eigenlijk nog een vraag die ons is ingegeven door de raadsbrief behorende bij punt 38 van de
vergadering van vanavond waarbij voor een deel werd terug gekomen op een raadsbesluit. Als wij nu
straks dit raadsvoorstel aannemen is er dan wel een weg terug als wij zaken krijgen waarvan wij zeggen
dat ze niet passen in ons gemeentelijk beleid? (De Voorzitter: De fout die wij toen hebben gemaakt zul
len wij nu niet maken.)
De heer De Vries (weth.): De zaak van de Wet op de Bejaardenoorden heeft al een lange voorge
schiedenis. Eén van de aspecten die aan deze zaak vastzitten is dat de verzorging van de bejaarden van
de gemeenschap enorme kapitalen vraagt en dat daarom de overheid stelt: Wij zijn bereid te betalen
mits het ook inderdaad noodzakelijk is. Nagenoeg meer dan 95% van de verzorgingbehoevenden valt
nu nog onder de Algemene Bijstandswet. Vandaar dat de overheid gezocht heeft om een andere oplossing.
Men heeft gezegd: De mensen die de zorg nodig hebben behoren voor plaatsing in aanmerking te komen
en niet de gezonde bejaarde die wellicht pas over een x-aantal jaren verzorgingbehoevend is en zich nu
bij wijze van verzekering al laat opnemen in een verzorgingshuis, die periode ligt achter ons. Wanneer
het nu gaat om distributie van het aantal plaatsen dan ligt het voor de hand dat er een goed en even
wichtig systeem van beoordeling gemaakt moet worden en dan ligt het ook voor de hand dat wij in Fries
land niet moeten komen met 44 afzonderlijke gemeentelijke commissies die gaan beoordelen want dan
zien wij door de bomen het bos niet meer. Daarom is het duidelijk dat de provinciale overheid er bij de