Punt 11 (vervolg).
Mevr. Brandenburg—Sioerdsma: Ik kom met betrekking tot dit punt met een voorstel. Ik wil het nog
wel even toelichten. Er is geen verschil van mening met het college over de vraag of het parkeerter
rein er moet komen, wij zien die problematiek wel. De wethouder ziet eventuele moeilijkheden al zo
groot op zich af komen, maar wij willen die eerst nog wel even onderzocht zien. Daarom dienen wij nu
wel een motie in. Die luidt:
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 17 oktober 1977, stelt b. en w.
voor het raadsvoorstel no. 385, betreffende de aanleg van een tijdelijk parkeerterrein aan de Bleeker-
straat, terug te nemen en overleg te gaan plegen met het Diakonessenhuis over de aanleg, de kosten
en het gebruik."
De motie is behalve door mij ondertekend door de heer Janssen.
De hear Miedema: Dit is in bigryplik foorstel, mar dochs haw ik it der net maklik mei, hwant wy
hawwe üteinliks in parkearbilied yn us gemeente. Sunt sa'n 4 jier hawwe wy it bilied dat wy nije oidriu-
wen de forplichting oplizze om in part fan harren parkearplakken op eigen terrein to sykjen en dus
fia dy regeling dudlik in bydrage to lever jen oan de parkearfoarsjennings. Wy hawwe sunt de ynfiering
dêrfan forskillende kearen parkearterreinen forbettere en oanlein om't der yn in bipaelde wyk oerlêst
wie; dy terreinen wienen ek dudlik bidoeld om it tanimmende oantal bidriuwsauto's fan ynstellingen
plak to jaen sunder dat wy dêr eksplisyt in bydrage fan de bitrutsen bidriuwen foar frege hawwe. De
eksploitaesje hawwe wy roun bisocht to krijen troch it pleatsen fan meters. Nou komt de fraksje fan de
P.v.d.A. mei it foorstel om yn dit gefal underhannelingen mei it Diakonessehus to fieren. As jo dat dog-
ge dan sprekke jo dêrmei, tocht ik, as ried ut dat jo by dizze saek in oar bilied fiere, hwant oars soe-
nen jo dat net allinnich dwaen moatte mei it Diakonessehus, mar byg. ek mei Rykswettersteat dy't it
Catsplein fol set - bigryplik hwant dat is dêr foar, dat is in iepenbiere parkeargelegenheit - en mei
de F.B.T.O. oangeande de Aide Fémerk en mei de Giro; dy bidriuwen soenen dan ek in bydrage leverje
moatte. Ik sjoch it forbdn net as jo allinnich mei it Diakonessehus prate oer dit terrein en alle oare bi
driuwen frij litte. |t giet my net om it Diakonessehus, it giet my ek net om oare bidriuwen, it giet my
allinnich om de fraech oft dit prinsipieel noch in bilied is as wy dit dogge. Mefr. Brandenburg stelt it
kolleezje foar dit foorstel werom to nimmen en earst underhannel ingen to fieren. Ik soe it kolleezje
dochs yn oerweging jaen wol Ie - dat stiet net yn de moty - om dêr in fase tusken to pleatsen en earst
mei de hiele forkearsproblematyk yn dizze ried to kommen. Dat de oerlêst yn de wyk rounom it Diako
nessehus great is is in ding dat seker is. Wy binne it der allegearre wol oer iens dat dêr hwat barre moat.
Troch de enoarme taname fan it oantal auto's wurdt de oerlêst yn de wenwiken frij ticht roun de binnen-
stêd fan dei ta dei greater. Ik bin it der mei iens dat der hwat barre moat, mar ik haw der wol hwat bi-
swieren tsjin dat hjir „ad hoc", sünder dat der ienige lijn sit yn dizze problematyk, in bislissing nom-
men wurdt.
De heer Bijkersma: Ik kan mij wel ongeveer verenigen met de woorden van de heer Miedema. Hij
heeft gezegd dat er een problematiek ligt bij de burgers in de buurt van het Diakonessenhuis, dat daar
overlast door auto's is. Dat men daar last van de auto's heeft begrijp ik wel, dat moet ook centraal
staan. Ik geloof niet dat dat overleg met het Diakonessenhuis centraal moet staan. Wij moeten er voor
zorgen dat de burgers die last hebben geen last meer hebben. Er is nu een gelegenheid voor dat op te
lossen en met dit voorstel wordt het weer uitstel, uitstel en nog eens uitstel.
De heer Van der Wal: De parkeerproblematiek die het Diakonessenhuis in de Transvaalwijk veroor
zaakt is algemeen bekend, dat probleem is al vaker ter tafel geweest. Er wordt voorgesteld een tijde
lijk parkeerterrein aan te leggen. Ik heb begrepen dat het ziekenhuis er ook tijdelijk zit. Wij zijn het
er mee eens dat, als wij daar aan de Bleekerstraat een tijdelijk parkeerterreintje aanleggen, de proble
matiek die veroorzaakt wordt door de bezoekers van het Diakonessenhuis het best waard is om eens met
het ziekenhuis te overleggen. Ik moet echter wel toegeven dat daar inderdaad, als dat niet vroegtijdig
wordt onderkend, het gevaar aan zit dat het Diakonessenhuis daar rechten aan gaat ontlenen en dat
kan natuurlijk op dit terrein niet. Het lijkt ons dus het onderzoeken waard, het gaat om een vrij fors
bedrag aan jaarlijkse lasten. Wij zullen daarom de motie van de P.v.d.A. steunen.
De hear Miedema: Ik wol noch graech in stimmotivearring óflizze. Ik haw even oerliz hawn mei
forskillende leden fan myn fraksje; dat koe yn it skoft net hwant wy wisten net hwat der yn de moty
kaem to stean. As men in bydrage fan it sikehus freegje soe - ik kom dêrmei ek op hwat de hear Van
der Wal sein hat - dan stelt it sikehus fansels ek bitingsten. Dan sil der juridysk ütsocht wurde hoe't
17
dat formulearre wurde moat, dan komme der gebrüksbipalingen. Oan dizze saek sit in hiel soad wurk
fêst dat in protte tiid freget. Wy stimme tsjin dy moty hwant wy wol Ie sa gau mooglik dat parkearter-
rein réalisearje. Dat binne üs oerwegingen; dêr spylje ek de biswieren in rol by dy't ik yn earste yn-
stansje neamd haw.
De heer Rijpma (weth.): Dit onderwerp heeft een beetje een geladenheid gekregen die naar mijn
mening niet noodzakelijk is. Het aanleggen van dit parkeerterreintje moet men niet te sterk betrekken
in het parkeerbeleid van de gemeente Leeuwarden, ook het Diakonessenhuis is betrokken in dat parkeer
beleid, want het stichten van het behondelhuis is gepaard gegaan met een keiharde eis van de gemeente
om onder dat gebouw de nodige parkeerruimte voor dat nieuwe gebouw te creëren. Dat zelfde standpunt
wordt t.o.v. andere gebouwen ingenomen. Waar het hier om gaat - dat heb ik in eerste instantie ook
gezegd - is dat de onderhandelingspositie van het gemeentebestuur niet al te sterk is, het betreft hier
een voorziening die wij duidelijk willen treffen vanuit een bestaande situatie waarbij de wijk overlast
ondervindt van het parkeren. Er doet zich nu een gelegenheid voor om die parkeerdruk te verlichten,
het parkeerterrein ligt niet op een plaats dat het voor de hand ligt dat iedereen er zijn auto neer gaat
zetten, er zal ook wel enige aanwijzing van de politie noodzakelijk zijn om het terrein gebruikt te
krijgen. Als het zo was dat wij tegen het Diakonessenhuis konden zeggen: Je hebt te kiezen of te delen,
je doet het of je doet het niet, dan was er een onderhandelingspositie, maar als het Diakonessenhuis
niet bijdraagt dan kan je je t.o.v. de wijk toch naar mijn gevoel niet permitteren om te zeggen: Wij
doen het maar niet. Vanuit die situatie vind ik de onderhandelingspositie van degene die het overleg
moet voeren niet bijster interessant. Dat betekent natuurlijk niet dat er geen gesprek gevoerd mag wor
den, maar als ik optimistisch was over het resultaat dan had ik wat minder weerstand gevoeld dan ik op
dit moment voel
De motie van mevr. Brandenburg-Sjoerdsma en de heer Janssen wordt bij handopsteken aangenomen
met 17 tegen 16 stemmen.
Punt 19 (vervolg).
De heer De Vries (weth.): De zaak van het Kinderdagverblijf - enkele sprekers hebben daar al
op gewezen - is al bij herhaling in de raad aan de orde geweest, laatstelijk in juni 1973 toen de raad
besloot dat de rechtstreekse subsidiëring uit de algemene middelen gestaakt zou worden en dat de kos
ten per individueel kind in rekening gebracht zouden worden aan de desbetreffende ouder of ouders en
daarbij te bezien in hoeverre deze ouder(s) deze kosten zelf zou (den) kunnen betalen en waar dat niet
het geval was een beroep te doen op de Algemene Bijstandswet. Deze zaak heeft sinds 1 januari 1974
goed voldaan in die zin dat het goed gewerkt heeft wat de financiële lasten voor de gemeente betreft.
De zaak van het Kinderdagverblijf is een van de onderwerpen die m.n. de laatste jaren de minister van
C.R.M. bijzonder bezig heeft gehouden omdat het onderdeel uitmaakte van het z.g. gat in de Bijstands
wet, want de kunstgreep die hier was toegepast verrichtte men al veel eerder ook elders. Het gevolg is
geweest dat het Ministerie van C.R.M. gekomen is met een rijksbijdrageregeling voor de kinderdagver
blijven. Die rijksbijdrageregeling stelt een aantal principes en één daarvan is dat alleen de salariskos
ten van het personeel voor 100% gesubsidieerd worden en dat de verdere exploitatielasten, onder af
trek van de ouderbijdragen, voor rekening komen van de gemeente. Als mevr. Smit en de heer Miedema
opmerken dat deze rijksbijdrageregeling toch wel bepaalde consequenties heeft voor de gemeente dan
is dat in zijn algemeenheid volkomen juist, de financiële lasten voor onze gemeente worden daarmee
inderdaad extra vergroot. Een andere vraag is evenwel of wij als gemeente met 85.000 inwoners niet aan
onze status verplicht zijn om hier ten behoeve van een aantal mensen een kinderdagverblijf in stand te
houden. Het Kinderdagverblijf dateert niet van vandaag of gisteren, het heeft al een historie van 70
jaar achter de rug, waarvan de laatste 30 jaren in het voormalige gebouw van het Nieuwe Stadswees
huis. De financiële bijdrageregeling is dus so wie so voor onze gemeente in vergelijking met de rege
ling van voorheen ongunstiger, maar wij hebben dit te accepteren op straffe van het verder voortbestaan
van het Kinderdagverblijf. Ik dacht aan de reacties van de verschillende sprekers te hebben begrepen
dat men aan het bestaansrecht, aan de bestaansnoodzaak van deze inrichting niet twijfelt. Dat doen wij
ook niet als wij bedenken dat er op het ogenblik zo'n 95 kinderen dagelijks verzorging en opvoeding
genieten in dit instituut.
Wat de procedure m.b.t. de rijksbijdrageregeling betreft is het zo dat er vóór 1 november 1978 een
planning en een programmering overgelegd moeten worden wil men ook in 1979 aanspraak maken op
rijkssubsidie. Welnu, de voorschriften m.b.t. deze rijksbijdrageregeling verschillen niet van die van
verschillende andere rijksbijdrageregelingen, zoals b.v. die m.b.t, het open bejaardenwerk, het vor-