10
het beginstadium bij vrouwen onder de 35 jaar toeneemt, waarschijnlijk door andere leefgewoonten.
Het zou zeer gewenst zijn hierover eens cijfers op papier te krijgen omdat het vermoeden bestaat dat,
indien de leeftijd werd verlaagd, het effect van het onderzoek veel groter zou zijn dan bij de beperkte
leeftijdsgroep die nu wordt onderzocht. Ik wil vragen of het ook mogelijk zou zijn om na een jaar eens
de resultaten van dit onderzoek zoals wij het nu gaan uitvoeren op papier te krijgen om dit eens te ver
gelijken met de cijfers van het laboratorium m.b.t. de leeftijdsgroep van b.v. vrouwen van 25 tot 35
jaar die daar langs een andere weg zijn gekomen. Misschien zouden wij dan een beeld krijgen van het
effect van het onderzoek en zou aangetoond kunnen worden dat het onderzoek uitgebreid zou moeten
worden met de leeftijdsgroep van 25 tot 35 jaar. Uit de cijfers blijkt verder dat boven de 55 jaar veel
meer inversief carcinoom voorkomt dan bij jongere vrouwen, dat is dus carcinoom in een ernstiger stadium,
Juist hierom zou continuïteit van het bevolkingsonderzoek zeer gewenst zijn omdat er dan een kans be
staat dat men een aantal van deze ernstige gevallen kan voorkomen of in ieder geval tijdiger kan opspo
ren.
Wat betreft de voorlichting zegt men dat men gebruik gaat maken van de standaard-voorlichting
van de rijksoverheid. Wij willen er op aandringen - dat wordt ook al even in het rapport genoemd -
vooral de vrouwenorganisaties in te schakelen. In Friesland is er een hoge organisatiegraad onder vrouwen
en wij vinden dat aan dat facet grote aandacht moet worden geschonken juist om te trachten het opkomst
percentage te vergroten. Het blijkt n.l. dat juist in de groep die niet opkomt - gemiddeld schijnt zo'n
70% op te komen - een hoger percentage ziektegevallen voorkomt, onder de wegblijvers dus, zo'n 30%.
Het effect van dit onderzoek zal hopelijk cok zijn dat veel meer vrouwen dan thans naar hun huisarts
gaan, b.v. de leeftijdscategorie die nu buiten het onderzoek valt. Dan is echter wel voorwaarde dat
iedere huisarts hiertoe bereid is en dat is thans niet het geval. Dat klinkt misschien een beetje bout,
maar ik weet van diverse artsen dat zij dit niet willen. Ook een minpunt in deze situatie is de vermin
derde pi Iconrrole waar juist de jongere vrouwen de dupe van worden, zaken voor de G.G.D., dachten
wij, om eens-met de huisartsenorganisatie op te nemen.
Mevr. Visser-van den Bos: Ik zal proberen niet in herhalingen te vallen, dat is voor niemand prettig.
Ook wij zijn bijzonder blij met het van de grond komen van het preventief qnderzoek ter bestrijding
van een van de alom gevreesde vormen van kanker. Juist omdat wij ons met elkaar zo machteloos voelen
tegenover deze ziekte moeten wij elke gelegenheid om aan preventie te doen aangrijpen.
Wij hadden graag gezien dat meer leeftijdsgroepen bij het onderzoek betrokken zouden worden,
juist omdat nu alom gepubliceerd wordt dat ook de jongere groepen bedreigd worden door deze vorm
van kanker. Ik heb daarbij gedacht dat de jongere groepen vaak weer in aanmerking komen voor onder
zoek bij andere controles en misschien daar dan weer een veiligheidsklep hebben, maar dan hoor ik
weer mijn overbuurvrouw vertellen dat die controles niet altijd even secuur gehouden worden. Ik pleit
daarom met haar voor het laten onderzoeken hoe het met dergelijke onderzoeken is. Dan is er de oudere
groep waarbij de kanker inderdaad in een veel gevaarlijker vorm optreedt. Het lijkt mij daarom erg
naar dat juist deze groep wordt uitgesloten. Mijn informaties over Leiden zijn dat men daar de groep
van 35 tot 65 jaar helemaal heeft opgeroepen, eenmalig, en dat men jaarlijks over gaat tot de groep
vanaf 35 tot 45 of 55 jaar; van dat laatste was mijn zegsvrouwe niet helemaal zeker, maar dat is een
voudig genoeg na te trekken.
Ik hoop dat wij na een jaar, wanneer dit onderzoek een jaar gelopen heeft, eens informaties krijgen
over wat er uit gekomen is en ook over het percentage wegblijvers. Juist bij de groep die wegblijft
schijnt het gevaar extra groot te zijn; dat is een trieste zaak maar dat vinden wij bij alle mogelijke
soorten van aanbod voor onderzoek, de groepen die het het hardst nodig hebben komen niet. De vrouwen-
organisaties die volledig bereid zijn zich in te zetten bij dit onderzoek zouden ook ingeschakeld moeten
worden bij het bezoeken van die groepen vrouwen die wegblijven. Het zou zeer interessant zijn om te
zien waar precies deze vrouwen wonen, wonen die in buurten waarvan wij moeten zeggen dat er de
kansarme groepen wonen of hoe ligt dat? Er zit heel veel stof in die ons aan het denken kan zetten; hef
is in elk geval de moeite waard om dit eens na te trekken.
Mij moet nog van hut hart dat ik in het rapport niet gelezen heb dat de huisartsen zijn uitgenodigd
om zelf al hun vrouwelijke patiënten op te roepen. Het is mij, ook weer van Leiden, bekend dat een
bepaalde huisarts - misschien zijn er wel meer die het doen - zijn hele vrouwelijke cliè'ntenbestand
als ik het zo mag uitdrukken, een oproep heeft gestuurd en hen allemaal heeft onderzocht. Dat vind'ik
een geweldig initiatief, je zou wensen dat ook onze huisartsen in Leeuwarden daartoe over zouden willen
gaan. Mijn concrete vraag is: Is er met de huisartsen overleg gepleegd? Is dat niet hef geval zal dat
dan nog gebeuren? Het is toch een zeer belangrijke zaak.
Wij pleiten ook voor een onderzoek naar het uitbreiden van de leeftijdsgroep, misschien naar bene
den, misschien naar boven, het ligt er aan welke groepen het minst onderzocht worden.
11
Dan nog iets over de voorlichting. De voorlichting kan niet duidelijk genoeg zijn. Die moet ook
speciaal gericht worden op de groepen waarvan wij vrezen dat ze wegblijven en waarvan ook in andere
steden is gebleken dat ze wegblijven. Ik heb aan de mogelijkheid gedacht om, behalve de voorlichting
in Huis aan Huis, de pers in te schakelen en die te verzoeken hier duidelijke voorlichting over te ge
ven en dan op een voor ieder begrijpelijke wijze, zodat er geen angst hoeft te zijn om te komen; er
moet op worden gewezen dat het juist een handreiking is aan de mensen om een bepaalde ziekte die wij
allemaal zo vrezen zo tijdig te constateren dat er nog wat aan te doen is. Het zou misschien ook moge
lijk zijn om in de diverse wijkcentra en buurthuizen die wij zo langzamerhand hebben door vrouwen die
behoorlijk voorgelicht zijn een praatje te laten houden. Dat zijn allemaal dingen die erg belangrijk
zijn om er voor te zorgen dat wij, nu wij dat onderzoek in gaan stellen, ook werkelijk het hoogste resul
taat bereiken. Ik hoop van harte dat het uitgetrokken bedrag dat in de raadsbrief genoemd wordt over
schreden wordt omdat er veel meer vrouwen aan het onderzoek deelnemen dan verwacht wordt.
Mevr. Van Dijk—van Terwisga: Daar destijds ook de landelijke organisatie van vrouwen in de V.V.D.
samen met andere vrouwenorganisaties heeft gepleit voor een snellere uitbreiding van dit onderzoek
buiten de eerste 3 proefgebieden van vrij grote omvang - het waren Rotterdam, Utrecht en Nijmegen -
en daar grotere aandacht voor de preventieve gezondheidszorg ook door de V.V.D. wordt bepleit, zijn
wij zeer verheugd over dit voorstel van het college tot deelname aan het bevolkingsonderzoek op baar
moederhalskanker. Wij hebben geconstateerd dat u in dit voorstel het landelijke model volgt van een
maal in de 3 jaar een onderzoek van de groep vrouwen tussen 35 en 55 jaar. Er zijn ook nog een aantal
andere modellen in het rapport van de provinciale commissie genoemd, maar men heeft gemeend te
moeten adviseren zich aan te sluiten bij het landelijke model om zodoende tot een eenheid te komen.
Hoewel ook wij misschien wel voorkeur zouden kunnen hebben voor een van de andere modellen me
nen wij toch dat de voordelen van de eenheid in het land zo groot zijn dat wij graag instemmen met het
voorstel van eenmcal in de 3 jaar een onderzoek van vrouwen tussen 35 en 55 jaar.
Wij hebben nog enkele opmerkingen en vragen. Wij zouden graag willen dat zorg wordt gedragen
voor een zodanige organisatie dat de tijd tussen het moment van onderzoek en het tijdstip van bekend
maken van de uitslag aan de cliënt zo kort mogelijk is om nodeloze onzekerheid en spanning te voor
komen en dat een zodanige opzet wordt gekozen dat de betrouwbaarheid van de onderzoekresultaten zo
goed mogelijk gewaarborgd wordt om onnodige ongerustheid zowel als niet gefundeerde zekerheid te
voorkomen. Wij zouden ook willen aandringen op een grondige voorbereiding en een zakelijke voor
lichting aan de betreffende bevolkingsgroep zodat een zo hoog mogelijk percentage aan het onderzoek
deelneemt waardoor het effect van de preventie wordt versterkt.
Wij zouden willen aandringen op inschakeling, zo veel als mogelijk is, van de samenwerkende
plaatselijke vrouwenorganisaties - wij weten dat in Leeuwarden en ook in Friesland vele vrouwen ge
organiseerd zijn -, hulp te vragen op vrijwillige basis, b.v. bij de receptie, de administratie, de bege
leiding en de voorlichting, om daardoor de bereidheid tot deelname en de betrokkenheid van deze be
treffende bevolkingsgroep te versterken. Wij zouden willen vragen of er reeds gedacht wordt aan uit
breiding van dit onderzoek met andere onderzoeken en wij denken dan aan een onderzoek op borstkan
ker. Wordt er ook gedacht aan de mogelijkheid tot het geven van individuele informatie aan vrouwen
die daar behoefte aan hebben, b.v. per telefoon, dit dus naast de groepsvoorlichting? Ik heb net ge
hoord dat Den Haag dit onderzoek begint en dat die het onderzoek meteen al uitbreidt, n.l. een onder
zoek naar de resultaten van de behandeling van de positieve gevallen op het verloop van de ziekte in
bouwt.
De heer Schaafsma (weth.): Je zou haast wensen dat je een medische opleiding gehad had om deze
vragen allemaal goed te kunnen beantwoorden.
Het is duidelijk dat er 2\ jaar geleden op dit onderzoek gewezen is; deze zaak begon toen te spe
len bij de Centrale Raad voor de Volksgezondheid, het rapport is van 1974. Op aandrang van de Twee
de Kamer is dit geld gevoteerd door de staatssecretaris, alhoewel hij zelf nogal twijfelachtig was of het
op dat moment moest is hij door de Tweede Kamer gedwongen om het geld op tafel te leggen. Ik dacht
dat de provinciale werkgroep dat ook bedoeld heeft met de twijfel die zij uitspreekt over de methode.
Immers, ook de hoofdinspectie heeft in zijn laatste jaarverslag nog wel hier en daar kanttekeningen
geplaatst en ook de Rotterdamse G.G.D., één van de proefprojecten, heeft kanttekeningen geplaatst
bij dit onderzoek.
Een vraag die door alle drie spreeksters naar voren is gebracht betreft de leeftijdscategorie die ge
kozen wordt. Er zijn verschillende onderzoeken die deze leeftijdsgroepen weliswaar ter discussie stellen,
maar één ding is duidelijk en dat is dat als een bevolkingsonderzoek moet worden gehouden dat onder
zoek in ieder geval een mate van resultaat moet hebben die zodanig is dat men niet met twijfelgeval-