12 len komt te zitten want anders gaat dat onderzoek averechts werken. Wat is het geval. Ruwweg gezegd heb je te maken met twee soorten kanker, een kanker die zich vestigt, weg kan gaan, zichzelf kan ge nezen, en een vorm van snel voortwoekerende kanker. Nu is het zo dat de kanker die zichzelf genezen kan of genezen kan worden, de eerste vorm van carcinoom, voorkomt bij jongere vrouwen. Snel voort woekerende kanker komt weliswaar ook wel bij jongere vrouwen voor, maar gaat bij het vorderen van de leeftijd een steeds overheersender rol spelen. Deze zeer kwaadaardige vorm van kanker is te verge lijken met heel snel ontwikkelende vormen van kanker als b.v. longkanker. Dat betekent dat je, als je bij de hogere leeftijdscategorieën een bevolkingsonderzoek gaat doen, vaak deze kwaadaardige vorm van kanker tegen komt en dat je meestal in een te laat stadium bent en niets anders kan doen dan het constateren er van terwijl er niets meer aan te veranderen valt. Dan gaat het bevolkingsonderzoek een slechte naam krijgen. Je moet het daar pakken waar het bevolkingsonderzoek op preventie gericht is, n.l. zo dat je gevallen krijgt die nog in grote mate te cureren zijn en dat is die eerste vorm van kanker. Waarom de jongere leeftijdscategorie is uitgevallen, die had er wel bij gekund, maar de gevallen van carcinoom van het minder kwaadaardige soort is zodanig dat de leeftijdsgroep van 20 tot 30 jaar en de leeftijdsgroep van 30 tot 40 jaar zich qua gevallen verhouden van 1 2. Maar de kans op infiltratie is 1:10. Als je een effectief onderzoek wilt hebben dan zal je toch in ieder geval een groep moeten ne men waarbij je uiteindelijk ook de positieve gevallen krijgt. Want dan kom ik op een andere zaak, een bevolkingsonderzoek laat zich vergelijken met statistiek, dat geldt trouwens ook voor geneeskunde in het algemeen. Je moet er rekening mee houden dat er fouten worden gemaakt. Bij een bevolkingsonder zoek worden so wie so fouten gemaakt, wil je dat niet dan moet je er niet aan beginnen. Je krijgt dus gevallen die positief zijn, maar die toch negatief worden verklaard, en andersom. Die percentages moeten klein worden gehouden, er is al gezegd dat het zo nauwkeurig mogelijk moet, maar de algemene stand van de medische wetenschap in Nederland laat niet bepaald te wensen over, ik dacht dat wij één van de bevolkingen waren die wat dat betreft zeker niet te klagen hebben. De nauwkeurigheidsgraad wordt groot genoeg gemaakt. De nauwkeurigheid waarmee een laboratorium de testen uitvoert is wel in orde, maar toch kunt u geen 100% verlangen want dat is onmogelijk. Een en ander betekent dat je er voor moet zorgen dat je een categorie neemt waarmee ook testresultaten te maken zijn. Daarom heeft men de groep van 35 *ot 55 jaar genomen. Nog een ander aspect daarbij is dit. De eerste vorm van kan ker, dus de minder kwaadaardige vorm, heeft meestal, als hij toch doorgaat, een periode van 10 tot 20 jaar nodig om ooit kwaadaardig te worden. De categorie onder de 35 jaar wordt dan altijd nog in hoofd zaak in de periode dat de ziekte nog minder kwaadaardig is onderzocht. Men zegt ook nog dat deze jongere categorie over het algemeen pilgebruiker is en dus meestal halfjaarlijks onderzocht wordt met alle voorlichting van dien. Dat betekent dat deze vorm van voorlichting ook bij die gebruiker aanwe zig is. Men kiest verder voor de categorie van 35 tot 55 jaar - en dat is, dacht ik, het belangrijkste effect van het hele bevolkingsonderzoek - omdat men dan een attitude kweekt bij een groep mensen die in hoofdzaak de kleinere kinderen heeft. Men krijgt een soort dwang op de generatie die men op dit moment voor het bevolkingsonderzoek oproept. Dat slaat over naar de kinderen, want het is altijd nog zo dat je het principe van jong geleerd oud gedaan moet toepassen. Dat betekent dat de keuze van deze categorie ook nog een groot neveneffect heeft, n.l. dat de kinderen er aan gewend raken dat va der geregeld voor de kiekkast moet en dat moeder naar dit bevolkingsonderzoek moet. Dat is een vorm van preventie die een attitude-verandering geeft en ik dacht dat dat minstens zo belangrijk was als het effect van deze vorm van bevolkingsonderzoek. Wij moeten niet vergeten dat borstkanker een kwaal is die zesmaal zoveel dodelijke gevallen telt in Nederland als baarmoederhalskanker, de juiste aantallen zijn ongeveer 400 2.400. Mevr. Visser-van den Bos heeft de G.G.D. genoemd. De G.G.D. wordt ingeschakeld in de rayon indeling waarin Leeuwarden valt; dokter Terpstra doet daar dus so wie so aan mee in overleg met de rayongroep waarin de vrouwenorganisaties een grote rol gaan spelen. De vrouwenorganisaties zijn door alle drie spreeksters genoemd. Ik dacht dat bij de eerste werkgroep die het rapport heeft samengesteld dat in de Leeskamer ter inzage lag de vrouwenorganisaties ook waren betrokken. Bij de werkgroep die in de raadsbrief wordt genoemd voor het uitwerken van de voorlichting en de administratie zijn de vrouwenorganisaties ook weer betrokken. De voorlichting is een volgend punt. De oproepkaarten worden verzonden met een bijsluiter waar op een algemene voorlichting wordt gegeven. Daarnaast wordt er een actie gevoerd om op voorlich tingsavonden te komen. Zo gauw deze zaak uitgaat vanuit de gemeentelijke administratie, vanuit de G.G.D., is het de bedoeling dat de vrouwenorganisaties een vorm van telefoondienst bemannen zodat er naast de voorlichting die in groepen gegeven wordt - de drempelvrees daarvoor moeten wij niet on derschatten - ook een telefoonnummer beschikbaar is waarop men inlichtingen kan krijgen. Mevr. Visser van den Bos heeft de hoop uitgesproken dat de opkomst meer dan 70% zal zijn. Die 70% is het normale beeld dat men heeft bij deze bevolkingsonderzoeken, er zit een hoge drempel in. Ik bedoel dit, als je 13 regelmatig voor de kast moet en je moet daarbij je hemd uittrekken dan is dat - zo voel ik dat persoon lijk ook - al een hele onderneming; eerlijk gezegd lijkt het mij toe dat dit onderzoek nog wel een wat hogere drempel geeft dan het longonderzoek. Ook de huisartsen zijn genoemd. Voor zover ik weet van de vertegenwoordiger van de huisartsen in de G.G.D.-commissie staan de Leeuwarder huisartsen niet afwijzend tegenover een onderzoek van hun patiënten en wordt er vrij regelmatig gebruik gemaakt van deze mogelijkheid, ik heb de gegevens niet van het Laboratorium voor de Volksgezondheid van Leeuwarden maar ik weet van de heer Eggink wel dat er een behoorlijk aantal uitstrijkjes worden gemaakt. Dat betekent dus dat de 70% waarschijn lijk al daarom niet wordt gehaald. Mevr. Visser-van den Bos sprak er over dat de wegblijvers misschien in een bepaalde groep zitten. Uit buitenlandse onderzoeken - al is dat niet vergelijkbaar met de Leeuwarder situatie, het is toch een indicatie - blijkt dat de sociaal zwakkere milieus het over het algemeen laten afweten. In ernstige gevallen betekent dat dat men meer dan de helft van de mogelijke gevallen op deze manier niet op spoort. Er is gevraagd naar de mogelijke resultaten van het onderzoek. Dit onderzoek zal zich in niets on derscheiden van elk ander bevolkingsonderzoek. In de G.G.D.-commissie komen van de Interprovinciale Dienst regelmatig de resultaten van elk bevolkingsonderzoek en dat zal met het resultaat van dit onder zoek ook het geval zijn. U moet er niet op rekenen dat ik zal bevorderen dat openbaar zal worden ge maakt - dat kwam zopas even naar voren - welke wijk wel en welke wijk niet een grote opkomst te zien gaf; dit soort informatie valt naar mijn mening binnen de medische sfeer en ik dacht niet dat het erg gezond was om dit soort informaties in brede kring te laten circuleren. Dat wordt ook niet gedaan met categorieën tuberculosegevallen en ik dacht dat de categorieën bij dit bevolkingsonderzoek ook niet voor publikatie vrij gegeven kunnen worden. Dat men een algemeen inzicht kan krijgen in de op komst en in het aantal positieve gevallen is wat anders, maar meer dan dat zou ik niet toe willen zeg gen, want ik geloof dat dan het privacy-karakter juist bij dit onderzoek zeer geschaad wordt en dat dat op voorhand het percentage van opkomst zou verminderen. Er zijn een paar opmerkingen gemaakt over de betrouwbaarheid van het onderzoek. Ik heb globaal trachten uit te leggen dat de betrouwbaarheid door alle omstandigheden wel zo optimaal mogelijk kan zijn, maar dat een betrouwbaarheid van 100% gewoon niet mogelijk is, want nogmaals, het is een vorm van statistiek. Wie werkt maakt fouten en daar moeten wij mee leren te leven. Er wordt gedacht aan uitbreiding van het onderzoek; ook dat is even genoemd. Met name het borstkankeronderzoek wordt door de hoofdinspecteur van de Volksgezondheid op het ogenblik bekeken, maar het onderzoek op borstkanker - u hebt dat ook in het rapport van de werkgroep kunnen zien - is een vrij gecompliceerd en vrij langdurig onderzoek in vergelijking met wat een bevolkingsonderzoek aan tijd mag kosten; men is daar op het ogenblik nog niet uit. Als je de literatuur bekijkt dan is men op dit moment ook wat terughoudend ten opzichte van deze vorm omdat er een vrij stormachtige ontwikke ling is in warmte-onderzoekingen die waarschijnlijk een andere manier van onderzoek mogelijk zullen maken. Wat de nabehandeling van de positieve gevallen betreft, ik dacht dat het ook met dit bevolkings onderzoek een heel normale zaak was - wij moeten ons, omdat het hier om kanker gaat, niet anders gaan gedragen dan b.v. bij een onderzoek naar tuberculose - dat er bij gevallen die als positief wor den aangemerkt een nader onderzoek komt. Bij een positieve reactie bij tuberculose-onderzoek volgt er een vrij uitgebreid nader onderzoek; dan kan alsnog blijken dat de reactie negatief is, want - ik heb het u al gezegd - er kunnen bij een onderzoek fouten worden gemaakt. Een nabehandeling van gesig naleerde gevallen zal gebeuren, bij de positieve gevallen zal het vrij normaal zijn dat men zich voor behandeling gaat melden, maar - en daar wil ik mee besluiten - dit bevolkingsonderzoek is geen pa nacee, dit is een hulpmiddel, dit is een vorm van preventie, maar uiteindelijk is het individu de baas. Het individu kan ook op dit moment elk onderzoek krijgen dat hij wenst. Als er toevallig een enkele huisarts is - ik wil met nadruk zeggen dat het naar mijn informaties uit de G.G.D.-commissie maar een enkele is - die het regelrecht verpoft om dit onderzoek te doen dan zijn er nog 36 of 37 artsen in Leeuwarden die het wel willen doen. Niemand hoeft te wachten op welk bevolkingsonderzoek dan ook om zijn eigen lichaam te laten nakijken als hij iets niet vertrouwt en anders is het ook nog wel eens een keer gezond om het te laten doen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 19 (bijlage no. 386). Mej. De Vos: In de raadsbrief over het subsidiëren van de Vereniging Kinderdagverblijf Leeuwarden hebben wij met instemming gelezen dat de financiële kant van de exploitatie rond is. Wij hebben hier

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 8