14 te maken met een nieuwe landelijke regeling waarmee wij in de pas moeten lopen. Het is dan ook juist dat wij het ongedekte tekort, tot 31 december van dit jaar 121.000, voor onze rekening nemen, te meer daar er na aftrek van de rijksbijdragen 26.000,voor ons over blijft. Zoals uit de raadsbrief blijkt moet er een vierjarenplan worden samengesteld. In dit plan moet het Kinderdagverblijf gezien worden in zijn relatie tot andere voorzieningen voor kinderen. Belangrijk is ook dat bij de prioriteitstelling in het plan en het jaarlijks vast te stellen programma, maar ook bij het toelatingsbeleid in het Kinderdagverblijf voorrang dient te worden gegeven aan groepen en personen, kinderen en ouders, die in een maatschappelijke achterstandsituatie verkeren. Artikel 7 van de rijks bijdrageregeling schrijft voor dat in het plan wordt aangegeven op welke wijze in de behoefte aan kin derdagverblijven kan worden voorzien door bestaande instellingen alsmede welke nieuwe initiatieven daarvoor nodig zijn. De zojuist genoemde voorschriften hebben bij mijn fractie enige vragen opgeroe pen. In de eerste plaats zouden wij graag willen weten wie het plan en het programma gaan vaststellen. Worden hierbij het bestuur van het Kinderdagverblijf, de oudercommissie en de bevolking wel intensief betrokken? En hoe denken b. en w. bij het vaststellen van het plan, het programma en de toelating voorrang te geven aan mensen die in een maatschappelijke achterstandsituatie verkeren? Hoe wilt u die groepen, die ouders en kinderen, opsporen en bereiken? Uit de omschrijving van een kinderdagverblijf heb ik begrepen dat het gaat om een ruimtelijke voorziening waar aan kinderen gedurende de dag mogelijkheden worden geboden tot harmonische ont plooiing. Nu is de exploitatie wel rond en zullen plan en programma worden opgesteld, maar de ruim telijke voorziening in Leeuwarden voldoet niet aan de definitie. Het Kinderdagverblijf in Leeuwarden vindt al 30 jaar zijn onderdak in het voormalige Stadsweeshuis. Dit pand staat terecht op de lijst van monumenten, maar het is de vraag of het in zijn huidige vorm wel zo geschikt is voor een goede accom modatie voor kinderen. Wanneer men een rondwandeling door het Kinderdagverblijf maakt vallen de volgende situaties op. De entree ligt op het oosten, het is een grote, zware deur die nauwelijks sluit, waardoor deze' voor een voortdurende tocht door het gebouw zorgt. De regentenkamer is als bestuurs kamer het beste vertrek in het Kinderdagverblijf. De 10 leidsters hebben één oude w.c. en geen garde robe. Twee gekraakte hokken zijn door de ouders op de vrije zaterdag veranderd in gezellige eetzaal- tjes, het keukentje bestaat slechts uit één wastafel. In de peuterzaal is geen water, bovendien liggen de w.c.'s ver weg in het gebouw. Wat verder ook een trieste situatie is is dat 50 kinderen gebruik moe ten maken van 4 w.c.'s die bovendien ook nog koud en tochtig zijn. Het prachtige omsloten plein ligt vol zand omdat de zandbakrand te laag is. De waterafvoer is onvoldoende geregeld. Het plein wordt veel gebruikt als loopruimte tussen de verschillende gebouwen omdat een gang in het pand ontbreekt. Overal in het gebouw ligt dan ook zand. Het merendeel van de vloeren is van hout, onhygiënisch en het veroorzaakt lawaai. De keuken is uit historisch oogpunt prachtig, maar onpraktisch om in te werken. De geiser is te klein, het aanrecht veel te laag en op het gasfornuis valt niet te koken. Het eten voor de kinderen komt van het dienstencentrum in Menaldum. Men wil echter liever zelf in het Kinderdag verblijf weer gaan koken, het eten blijft dan langer warm en men kan wat meer variatie aanbrengen. Het gebouw is oud en er is veel achterstallig onderhoud. De centrale verwarming is onhygiënisch en gevaarlijk voor kinderen. Door de hoge en grote vertrekken is men nauwelijks in staat een gezellige en huiselijke sfeer voor de kinderen te maken. Het gebouw biedt vrijwel geen mogelijkheid voor de kinde ren om zich eens eventjes ergens terug te trekken. Het pand heeft een aantal oude en onrendabele hok ken en ruimten die best bij het Kinderdagverblijf getrokken zouden kunnen worden. Dit alles is een greep uit de slechte accommodatie van het Kinderdagverblijf in Leeuwarden. Kunt u ons meedelen wat de gemeente kan doen om van het huidige sterk verouderde gebouw met al zijn gebreken een ruimtelijke voorziening te maken waar aan kinderen gedurende de dag mogelijkheden worden geboden tot harmoni sche ontplooiing? Mevr. Smit: Mijn verhaal is aanzienlijk minder positief dan het verhaal van de vorige spreekster. (De heer De Vries (weth.): Haar verhaal was nogal negatief.) Ik zal mij beperken tot de financiële kant van de zaak, want ik dacht dat het daar in de raadsbrief in feite om gaat en wat dat betreft ben ik aanzienlijk minder positief dan de vorige spreekster. Tot 1 januari 1974 subsidieerde de gemeente Leeuwarden het Kinderdagverblijf op basis van onge veer 45% van de exploitatielasten. Dit subsidie bleef geheel voor rekening van de gemeente. Vanaf januari 1974 moest in verband met de financié'le positie van de gemeente een andere wijze van finan ciering gezocht worden zonder dat het functioneren van het Kinderdagverblijf in het gedrang zou ko men. Verantwoord was toen een oplossing met toepassing van de Algemene Bijstandswet. De tarieven werden op kostprijsbasis berekend en de betrokkenen konden naar gelang hun draagkracht en inkomen een beroep op de Algemene Bijstandswet doen en deze door de gemeente verleende bijstand was dan 15 weer voor 90% declarabel op grond van de Financiële Verhoudingswet. Nu is per 1 januari 1977 met terugwerkende kracht de Rijksbijdrageregeling Kinderdagverblijven in werking getreden die voorziet in een 100% rijksbijdrage in de aanvaarde personeelslasten alsmede in een maximum tabel voor de ouder bijdragen naar draagkracht. Verder moet de gemeente voor een sluitende exploitatie zorg dragen. Ge zien de maximum ouderbijdrage betekent dit dat een gemeentelijk subsidie moet worden verleend. Deze regeling betekent een extra financiële belasting voor onze gemeente van een kleine 80.000,op jaarbasis 1977. De rijksbijdrageregeling geldt als totaal vanaf 1 januari 1977, maar wat betreft de ou derbijdrage en het gemeentelijk subsidie en het sluitend maken van de exploitatie tot 1 september 1 977 wordt door C.R.M. 93.000,-- bijgedragen; de ouderbijdrage over de laatste periode is echter maar 9.000, Alle overige kosten buiten de aanvaarde personeelslasten, totaal 28.000, zijn onge dekt. Eens te meer wordt van hogerhand een regeling opgelegd met zware financiële consequenties voor de gemeenten. Thans kan het extra gevraagde bedrag uit het begrotingsoverschot worden gedekt, maar als binnenkort meer rijksbijdrageregelingen in werking treden zal het begrotingsoverschot voor de ko mende jaren daarmee mogelijk goeddeels op gaan. Opnieuw worden de gemeenten beperkt in hun be stedingspatroon en bestedingsbevoegdheid. Het mag duidelijk zijn dat wij niet willen tornen aan het bestaansrecht van het Kinderdagverblijf, dat vervult nog steeds, ook naar ons oordeel, een zeer nuttige functie. De hear iVliedema: Ik haw it idé dat mefr. Smit hwat soargen hot oer de sinten. It is my net hielen dal düdlik wurden hwer't dy soarch wei komt, mar dat hear ik dan miskien yn twadde ynstarsje noch wol Juffr. De Vos hat, tocht ik, in goed forhael halden, miskien in bytsje kleure hwat de taston fan it gebou oanbilanget, mar al soe it hwat oerdreaun wêze, de tastan is min, dêr sil eltsenien it wol mei iens wêze. Wy binne tige binijd nei it antwurd op de fragen dy't troch juffr. De Vos steld binne. Hwat de saek seis oanbilanget dit. Jimme skriuwe yn it riedsbrief dat dizze ynstelling nedich is foar it pleatsen fan bern hwaens alders troch oermacht of as gefolch fan sykte, ynfaliditeit of in need- saek ta wurkjen net by steat binne oerdei foar de bern to soarcjen. As it om dit soarte bern giet dan moatte wy der allegearre foar wêze en dan moatte wy ek bisykje dêr in ridlik akseptabele husfêsting foor to kréearjen of de husfêsting dêr geskikt foar to meitsjen. Hwat dit foorstel oangiet hawwe wy dan ek net folie problemen. De reden dat ik dochs it wurd fier is de fraech hoe't men oanfragen foar pleat- sing bioardielet. Juffr. De Vos bigoun har forhael mei: Der is nou in lannelike regeling en wy moatte yn de pas rinne. Myn fraksje set in fraechteken by dat "moatten", hwant wy moatte neat. (De heer Ten Brug (weth.): Er staat geschreven, en dan moet het wel gebeuren.) Né, wy moatte neat, wy bipale as ried üs eigen bilied oangeande de fraech fan hokker regelingen fan it regear de gemeente gebruk meit- sje wol. En as it dan giet om in "kinderdagverblijf" foar bern dy't it wier nedich hawwe, bern fan al ders dy't it swier hawwe, dan seit us fraksje: Folslein akkoart, wy dogge graech mei, geane jimme jim gong. Mar wy sille, tocht ik, ek yn de jierren dy't foar us lizze wol goed yn'e gaten halde moatte hoe't de untjowing is. As men fan de kant fan it regear oer in skoft seit: Wy moatte dit dochs in bytsje oanmoedigje hwant dit is in goede saek, der moatte mear mooglikheden komme, dan soe it bést ris wê ze kinne dat myn fraksje, hoewol't der in subsydzjeregeling is, dêr gjin gebruk fan meitsje wol. De heer De Greet: Ik wil even ingaan op de opmerkingen van de heer Miedema. Wij zijn van me ning dat het toelatingsbeleid moet worden geregeld in het beleidsplan en dat het beleidsplan moet wor den vastgesteld door deze raad. Uit de memorie van toelichting op deze rijksbijdrageregeling die ik heb gelezen heb ik begrepen dat de intentie van deze rijksbijdrageregeling is dat de gemeente een bepaald beleid voert. Ik denk daarom dat deze vraag als wij er over gaan praten aan de orde zal komen. Ik vraag mij wel af wat de procedure zal zijn bij het vaststellen van het beleidsplan, maar ik denk dat de wethouder daar zo wel even op zal antwoorden naar aanleiding van een vraag van mej. De Vos. Het voorstel dat gedaan wordt vind ik vrij logisch, het betreft de ontwikkelingen die tot nu toe zijn gevolgd m.b.t. het Kinderdagverblijf. Ik heb alleen nog een vraag betreffende de accommodatie. De accommodatie is slecht. Ik denk dat het verhaal van mej. De Vos helemaal niet gekleurd is. Ik kom er zelf dagelijks, ik maak gebruik van deze voorziening. Ik kan alleen maar zeggen dat de accommoda tie eigenlijk op dit moment niet waard is om accommodatie te heten. Ik heb begrepen dat er al plannen liggen om daar wat aan te doen. Mijn vraag is of er een termijn bekend is binnen welke er wat aan ver nieuwing van de accommodatie gedaan zal worden ook waar deze zal komen, of het inderdaad een centrumvoorziening is of dat die bij wijze van spreken op een andere plaats zal komen. De Voorzitter schorst, om 21 .05 uur, de vergadering voor de pauze. De Voorzitter heropent, om 21.25 uur, de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 9