"De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 7 november 1 977, overwegende dat de budgettaire positie voor 1978 zodanig is dat in het algemeen kan worden volstaan met de toegestane tariefverhoging van 5%, besluit om ook de reinigingsrechten voor het ophalen van particulier huisvuil te verhogen met 5%." Deze motie is mede-ondertekend door de heer Geerts. Mocht deze motie het onverhoopt niet halen dan ben ik zo vrij om op persoonlijke titel deze verho ging van 15% aan het Ministerie van Economische Zaken te melden om eens na te gaan of dit inderdaad past in het centrale beleid(De Voorzitter: Dat doet u dan als burger en niet als raadslid.) Op persoonlijke titel, heb ik gezegd. (De Voorzitter: Daar hoeven wij hier dan niet over te discussieren, dat zou u morgen op straat kunnen vertellen.) Ik vermeld het alleen maar even. De heer Bijkersma: Mijn fractie heeft geen moeite met het voorstel van het college, maar de heer Knol heeft de landsregering er bij gehaald en als ik daar niets van zou zeggen dan zou u misschien den ken dat ik het daarmee eens ben. (De heer Ten Brug (weth.): Nu krijgen wij het nationaal kabinet.) (Gelach) Het stringente prijsbeleid van de landsregering heb ik "op in pypfol", de landsregering voert een politiek van "laat de linkerhand niet weten wat de rechterhand doet". Als de heer Knol zo graag wil dat de landsregering iets doet aan een stringent prijsbeleid dan wil ik de heer Knol vragen om eens een congres bijeen te roepen om te kijken of zij iets aan de b.t.w.-verhoging voor aardgas kunnen doen, want dat hakt er in volgend jaar en niet deze paar procenten. Dat wilde ik even zeggen. De Voorzitter: Het was buiten de orde, maar dat is een ander punt. De heer De Jong: Twee jaar geleden en ook vorig jaar heb ik gepleit voor het loslaten van de rege ling voor de artikel 12-gemeenten. Wij hebben er vorig jaar al voor gepleit om te komen tot een dek kingspercentage van 60. Toen was de wethouder daar in principe niet voor. Nu de heer Knol komt met de suggestie om de regeling voor artikel 12-gemeenten los te laten en met een verhoging van 5% te ko men zegt de wethouder dat hij het daar in principe mee eens is. Ik vind dat een vreemde gang van za ken. Vorig jaar heb ik er duidelijk voor gepleit de artikel 12-situatie los te laten en naar 60% dekking te gaan; dat kon toen niet. Nu gaan wij naar 60% dekking en nu is het ach en wee en kost het ons 5,— per jaar en moet er een motie op tafel komen. De heer De Greef: Ik ben geen wethouder, maar ik dacht dat deze verhoging juist voortkwam uit het feit dat wij nog artikel 12-gemeente zijn, maar dat is dan waarschijnlijk door de heer De Jong ver keerd begrepen. Het gaat eigenlijk om een principe-besluit: 15% of 5%. Ik vind dat wij 5% moeten aanhouden en dat vind ik omdat de wethouder in zijn beantwoording eigenlijk niet zo overtuigend is ge weest. Hij geeft allerlei maren aan die vastzitten aan die 15% verhoging, die norm zou nog eens moeten worden bekeken, in het kader van de meerjarenraming is het nog onduidelijk hoe wij uitkomen. Er wordt over 4 jaar een overschot geraamd van 82.000,Elke keer blijken er echter enorme meevallers te zijn, die kunnen wij niet helemaal plannen, maar wij zijn behoorlijk gezond, dacht ik. Ik stel voor dit jaar gewoon op 5% te blijven en te bekijken in hoeverre wij naar die 60% moeten gaan, mede in be schouwing nemend het verhaal van de heer Knol, n.l. de basis waarop wij die 60% ramen. Het zou best eens kunnen zijn dat wij voor de kosten die wij maken - wij zitten vrij hoog - een andere normbereke ning zouden moeten hanteren zodat wij mogelijkerwijs nu al op die 60% zitten. Dat zou eerst eens beter uitgezocht kunnen worden, volgend jaar zouden wij dan kunnen bekijken in hoeverre wij misschien met een kleine verhoging binnen een bepaald percentage toch niet aan die 60% zouden kunnen voldoen. Wij steunen de motie van de heer Knol. Mevr. Smit: Mijn fractie zal de motie van de heer Knol niet steunen, dat zal u duidelijk zijn ook uit de dingen die wij hier al eerder over gezegd hebben. Het bevreemdt mij bovendien dat over het par ticuliere tarief, als ik het zo even mag noemen, erg roerend gedaan wordt, over de 9% kostenstijging voor het bedrijfsleven hoor ik helemaal niets. (De heer Knol: Dat laat ik aan u over.) Dat zal kosten dekkend moeten zijn en dat zal het nu ook zijn. Ik vind dat het bij de reinigingsrechten niet hoort te gaan om een onderdeel van de belastingheffing als totaal, maar om een dienstverlening die betaald moet worden door degenen die van die dienstverlening gebruik maken. De heer Ten Brug (weth.): Ik geloof niet dat ik nog lang met de heer Knol hoef te discussiëren. Hij geeft toe dat wij inderdaad ongeveer op het gemiddelde zitten, die 55,— en die 60% maken heel weinig uit. Het kan zijn dat Zwolle en Groningen op dit moment lagere kosten hebben, maar ga ik naar het gemiddelde toe(De heer Knol: Dat onderschrijft u zelf.) Ja, maar als ik naar het lands- gemiddelde kijk dan kunnen wij nooit zo verschrikkelijk hoog zitten. Als ik met 60% ongeveer uitkom op de bedragen die de minister vroeger noemde - hij heeft daar niet ver bovenuit willen gaan - dan moe ten wij ongeveer in de buurt van het gemiddelde zitten. De heer De Jong begrijpt het niet helemaal, hij heeft het idee dat het bij mij zo is dat het scheelt wie het zegt; dat is natuurlijk ook zo, maar het zou dom zijn als ik dat zo duidelijk liet blijken dat men daar direct over zou moeten vallen. Ik geloof trouwens dat er een misverstand aan de orde is. ik pleitte er vorig jaar en nu op dit moment voor om de norm van de artikel 12-gemeenten aan te houden, vorig jaar was dat een bedrag van ruim 50, nu is dat, omgerekend, 60%; dit is de eerste keer, heb ik ook gezegd, dat de minister naar die 60% toe wijst. Dat is punt een. Het tweede is - nu gaan, dacht ik, onze wegen uiteen; u zult dan begrijpen dat ik toch weer gemakkelijk in de buurt van de heer Knol kom, hoe kan het ook anders - dat, toen wij indertijd over de reinigingsrechten discussieerden, wij gepoogd hebben, de meerderheid van de raad van mening zijnde dat een streven naar een 100% dekking niet zou moeten, een objectieve maatstaf te krijgen om het bedrag van de reinigingsrechten te bepalen. Dat vonden wij toen in aansluiting op het artikel 12-tarief dat de minister noemde. Ik ben dat nog van mening, alleen, ik moet wel zeggen - dat bezwaar noemt de heer Knol ten principale en dat geef ik toe - dat wanneer je naar dekkingspercenta ges gaat, dit tussen de verschillende gemeenten door toevallige omstandigheden heel ver uiteen kan lo pen. Het is de vraag of het publiek dat voldoende zou begrijpen. Dan kom ik op het punt dat mevr. Smit en ik verschillend denken over de kwestie van de reinigingsrechten en de onroerend goedbelasting; dat is hier al eens eerder aan de orde geweest. (Mevr. Smit: Ik heb de onroerend goedbelasting niet ge noemd.) Goed, laat ik het anders zeggen, wij verschillen van mening over het feit dat de reinigings rechten - zo werkt het toch zo langzamerhand - gewoon een inkomst van de gemeente is. Als je daar nog een stuk verlies op lijdt en je wilt de zaak aan elkaar knopen dan moet je het ergens anders van daan halen. Het is voor de burgerij ook een soort belasting, het zal de burger ook een zorg zijn of de gemeente wat de reiniging betreft met die 55,-- uitkomt of niet, de burger kijkt alleen naar die 55,-- en dat kan ik mij ook wel voorstellen want het totale beleid en de totale rechten zijn een zaak van de burgerij in zijn totaliteit. De heer De Greef heeft mij, dacht ik, niet goed begrepen; dat zou natuurlijk mee aan mij kunnen liggen, hetzelfde geldt t.a.v. de heer De Jong, nu ik dat t.a.v. de heer De Greef zeg moet ik het m.i. ook even t.a.v. de heer De Jong zeggen. Ik heb verwezen naar de meerjarenraming omdat wij in het totaal beeld - zo doen wij dat met alles, dat is niets vreemds - tot een sluitende begroting moeten komen. (De heer De Greef: Voor 1978.) Ja, voor 1978, maar ook inhou dende een sluitende meerjarenraming. (De heer De GreefVorig jaar niet.) Ja, vorig jaar ook, want toen hebben wij daarbij gezegd dat dat dan sluitend te maken zou zijn door een extra verhoging van de on roerend goedbelasting. Daar hoefde op dat moment geen besluit over genomen te worden, dat is wat an ders, en dat geldt hier ook, als je nu zegt dat er in onze berekening in 1982 een tekort komt dan moet je zeggen dat je dat t.z.t. zo of zo zult dekken. Ik geloof dat het terecht is dat ik daar op wijs. Ik wil al tweede zeggen dat, als je niets doet en op dit moment meent - dat kan als je alleen naar 1978 kijkt - dat wij die 150.000,wel kunnen missen, wij wat de meerjarenraming betreft, als wij kijken naar de ontwikkeling van onze meerjarenraming, om het beeld dat wij daarin vinden vast te houden t.z.t. die 10% zouden moeten inhalen. (De heer De Greef: Maar dat stel ik ook voor.) Dat betekent dan dat je in enig jaar een nog zwaardere klap er op moet doen dan nu en daar heb ik toch wel bezwaar tegen. (De heer De Greef: Ik suggereer te bekijken in hoeverre dat in verhouding is. Je zou nu 5% kunnen ne men omdat dat past in het totale beeld en in de komende jaren zou je dan kunnen bekijken hoe die ver houdingen er dan uitzien. Dat is, dacht ik, een andere strategie. Ik dacht dat het voor het publiek wel degelijk uitmaakt of het 5,meer of minder is, dat geldt voor een hoop zaken. Dat is volgens mij niet een argument dat je gemakkelijk kunt gebruiken.) Je kunt moeilijk discussiëren over de vraag of 5,--wat uitmaakt, off 1 0,-- wat uitmaakt, of 2,50 wat uitmaakt, ik dacht dat wij daar maar niet verder over zouden moeten praten. Ik wil alleen nog dit herhalen dat wij met die 60% op moeten passen; dat heb ik de heer Knol ook toegegeven. Het kan zijn dat, nu men naar percentages gaat en er in de toekomst wel kostenstijgingen zijn te verwachten, men zich op een bepaald moment af moet vra gen of het aanhouden van de artikel 12-norm nog wel redelijk werkt. Ik zie dat in het beleidsplan voor 1979 en 1980 bedragen zijn uitgetrokken voor nieuwbouw van het kantoor van de Reinigingsdienst en ik kan mij voorstellen dat, als je die 60% laat vallen en terug gaat naar die 5%, het dan meer betekent dan die 150.000,-- want dan moet het toch wel gauw in de buurt liggen van - en dat zit in de meer jarenraming verwerkt - 250.000,— a 300.000,--. Als je dat weet dan vind ik dat wij volgend jaar eens moeten bekijken hoe je dat, als wij naar een ander systeem willen, op kunt vangen, want daar zal je dan wel wat van moeten zeggen. De Voorzitter: Ik stel voor de discussies hiermee te besluiten. Hebben de heren Knol en Geerts aan leiding kunnen vinden hun motie in te trekken? (De heer Knol: Nee, geen enkele.) Dan stel ik voor

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 13