i
30
ingegaan. Met smart zitten wij te wachten op de nieuwe rijksbijdrageregeling voor sociaal-cultureel
werk waarin de gemeente weliswaar ook zal moeten bijbetalen maar op basis waarvan misschien wat hel
derder het geld zal kunnen worden verdeeld. Duidelijk wordt al als wij het raadsvoorstel zien dat er een
hoop kosten zullen worden gemaakt en dat wordt b.v. ook duidelijk bij de administratiekosten waarvan
voor het C.O.L. een bepaald deel dat niet meer door de provincie wordt bijbetaald op de nek van de
gemeente terecht komt. Als ik goed ben ingelicht zal dat ook gelden voor het jeugd- en jongerenwerk
dat van hetzelfde centrum gebruik maakt. Dit zal dus een aanzienlijke post zijn die uit het totale bud
get zal moeten worden gelicht. Mijn vraag is of dit in de toekomst ook zal gelden.
In algemene zin kunnen wij akkoord gaan met de voorstellen die het college doet. Wel is het zo
dat wij op één punt niet akkoord kunnen gaan en dat betreft dan de verbouw van de wijkaccommodaties.
Wij vinden het terecht dat de heer Heidinga een onderscheid heeft gemaakt tussen Bilgaard enerzijds en
Wielenpólle en Rengerspark anderzijds. Wij zijn van mening dat de betrokken organisaties werkelijk
niet in staat zijn om geld te reserveren, ze hebben al moeite genoeg om hun hoofd boven water te hou
den. De noodzaak om die panden te verbouwen is duidelijk aangetoond door de toestand waarin ze nu
verkeren, de bewoners willen zelf met behulp van zelfwerkzaamheid meehelpen om de kosten zo laag
mogelijk te houden. Wat wij dan ook willen is dat er geld wordt vrij gemaakt om deze accommodaties
op korte termijn te verbouwen. Volgens ons is het niet helemaal correct dat er geen geld is, er is wel
geld, alleen het moet voor dit doel worden aangewend, wij wijzen daarbij op de stelpost Kapitaal las
ten accommodaties, volgno. 572h. Wij hebben begrepen dat die stelpost in principe gebruikt wordt voor
nieuwe accommodaties. Het is echter zo dat dat wat moeilijk is omdat een accommodatienota, een be
leid dat dat zou steunen, eigenlijk ontbreekt. Je zou je dus voor kunnen stellen dat, gezien de aanvra
gen die er voor dit jaar liggen, je dat geld dat nog beschikbaar is in dat fonds - naar wij hebben be
grepen is dat een 60.000,- b.v. voor dit jaar a fonds perdu bestemt voor zowel het Rengerspark
als de Wielenpólle. Als je de kosten optelt dan kan het net, het is begroot op 59.000, in het
fonds zit 60.000, dus het is mogelijk. Dan zou u voor Bilgaard gebruik kunnen maken van het
voorstel zoals u dat in de raadsbrief doet. Dit zou geen consequenties hebben voor het fonds volgend
jaar, want je gebruikt het dit jaar. Er is ons niet gebleken dat er andere aanvragen op dit punt zijn zo
dat met recht - het jaar is nog maar kort - van dit fonds gebruik kan worden gemaakt en de betrokken
wijken uit de problemen zijn. Ik heb daarvoor een voorstel gemaakt. Ik dien dat nog niet in, ik wacht
eerst het antwoord van de wethouder af.
De Voorzitter schorst, om 23.10 uur, de vergadering voor de tweede pauze.
De Voorzitter heropent, om 23.25 uur, de vergadering.
Punt 12 (vervolg).
De Voorzitter: Ik geef nu eerst weth. Ten Brug het woord om antwoord te geven op de opmerkingen
die mevr. Visser-van den Bos eerder op de avond heeft gemaakt.
De heer Ten Brug (weth.): De opmerkingen van mevr. Visser betroffen twee zaken. In de eerste
plaats was er de vraag waarom wij niet pleiten voor een verhoging van meer dan 5% omdat er op de
begraafplaatsen al een groot tekort is. Dat is bij de minister niet een voldoende argument, dat is één,
maar in de tweede plaats zal moeten blijken dat in het kader van het totale gemeentelijke beleid dat
verschil niet haalbaar is en dat kunnen wij moeilijk aantonen. Wanneer de 5% die de minister aanhoudt
voor loon- en prijsstijgingen waar wordt dan betekent dat dat wij met name aan de loonkostenkant dui
delijk minder uitgaven hebben. Wij zullen het wel kunnen aantonen voor dit onderdeel maar niet voor
het totale beleid. Het lijkt een beetje tegenstrijdig met wat ik straks m.b.t. de reinigingsrechten heb
gezegd, maar daar speelt bij dat expliciet naast de 5% de artikel 12-norm is genoemd van 60% dekking
en minimaal ƒ55,--. Bovendien - dat speelt hier natuurlijk een rol mee - gingen wij er van uit dat de
totale kostenstijging 7j% zou zijn; de minister neemt aan - ik hoop dat het zo zal zijn; dat zou voor
het hele land veel beter zijn - dat het in de buurt van de 5% zal komen. Er is alle reden om te zeggen
dat, als het niet strikt noodzakelijk is, de tarieven met niet meer dan 5% verhoogd moeten worden. De
tarieven voor begraven zijn hoog, ook de kosten zijn hoog - daar moet geen misverstand over bestaan -,
maar om er aan mee te werken dat het verschil in kosten van begraven en cremeren ten ongunste van
begraven nog groter wordt lijkt mij minder juist. Dat is de algemene opmerking.
De tweede opmerking van mevr. Visser betrof het bepaalde in artikel 11 van de verordening; dat is
ook artikel XI van dit besluit tot wijziging. In artikel XI wordt voorgesteld om de bedragen voor onder
houd - maar dat zijn dan afkoopsommen waar het hier om gaat - voor 10 jaar te stellen op 117,
31
voor 20 jaar op 1 91 en voor 40 jaar op 270, Mevr. Visser zegt: Dat indexeert u niet, waarom
neemt u eigenlijk niet in het contract op dat er gerekend wordt met een bepaalde indexering. Dat is een
redenering die je inderdaad op kunt zetten, maar die is wel duidelijk in strijd met het feit dat het hier
gaat om afkoopsommen. Je mag aannemen dat dit in die afkoopsommen is verdisconteerd. Ik geloof ook
niet dat dit in de praktijk gemakkelijk zal zijn. Bij het betalen van het huurrecht van een graf wordt
meteen ook dit onderhoud afgekocht en het lijkt mij in de praktijk moeilijk realiseerbaar daar b.v. om
de twee jaar met de mensen over te praten. Wij hebben eigenlijk wel belang bij die afkoopsom die, als
het kan, een beetje gelijk loopt met de termijn van huur omdat vaak door verhuizingen of anderszins
moeilijk te achterhalen is waar je voor het indienen van een hogere rekening dan eerst genoemd is zou
moeten zijn. Maar ten principale houd ik vol dat het in strijd is met het karakter van een afkoopsom.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 24 (vervolg).
De heer De Vries (weth.): Ik ben mij er van bewust dat vanavond in de raad de samenlevingsopbouw
toch wel helemaal in het centrum van de belangstelling van alle fracties heeft gestaan. Hoe dat zo pre
cies gekomen is weet ik niet, maar een feit is dat iedereen vrij gedetailleerd en ook goed geïnformeerd
is over de achtergronden en feiten. Ik wil proberen de opmerkingen die gemaakt zijn zo goed mogelijk
te volgen en daarbij dacht ik dat ik er het beste aan doe om de raadsbrief te volgen en dan te proberen
aansluiting te vinden bij de diverse opmerkingen die door de respectievelijke spreeksters en sprekers
zijn gemaakt.
Ik begin dan bij mevr. Visser-van den Bos die t.a.v. de punten op bladzijde 1 m.b.t. de onderdelen
a. en b. bezwaren heeft gemaakt en heeft gezegd: "Gemeente, neem dat nu maar voor je rekening."
M.b.t. de premie ziektewet en de uitkering ziektewet is het doorgaans in de praktijk zo dat de uitgaven
en de inkomsten elkaar opheffen, als dat niet in enig jaar het geval is dan bereik je deze situatie wel
over enkele jaren verdeeld. Wij maakten gesubsidieerde instellingen mee die hier kapitalen aan over
hielden, ook dat kan in de praktijk het geval zijn. M.b.t. de huisvestings- en organisatiekosten ligt de
situatie zo dat wij menen dat het C.O.L. vooraf in staat moet zijn om deze vrij geringe verschilkosten
door te berekenen aan de afzonderlijke eenheden. Het moet mogelijk zijn om op de servicekosten die
men heeft een geringe opslag te zetten om daarmee dekking te vinden voor de betrekkelijk geringe be
dragen die men op deze posten tekort komt. M.b.t. punt c. hebben wij gemeend hiervoor een uitzonde
ring te moeten maken tot en met 1977, maar wij zullen met het bestuur van het C.O.L. gaan overleg
gen zodat voor 1978 deze activiteitenkosten op een bepaalde wijze toegerekend kunnen worden aan de
afzonderlijke eenheden.
Als ik dan naar bladzijde 2 ga dan kom ik bij de opmerkingen van de heer Meijerhof die gewezen
heeft op de ombuiging van het beleid van de provincie door vrij abrupt de subsidies die men aan het
B.O.F. verstrekte in de kosten van administratie rü'cksichtlos terug te trekken. Daarop heeft ook de heer
De Greef gewezen en hij heeft gezegd dat wat voor de samenlevingsopbouw geldt ook geldt voor het
jeugd- en jongerenwerk; de gemeente zal op dit stuk van zaken de rekening gepresenteerd krijgen. Dat
laatste moet nog, t.a.v. de samenlevingsopbouw staan wij op dit moment wel voor die situatie en wij
stellen u voor om deze kosten mee te nemen in de subsidiëring van de afzonderlijke eenheden waardoor
wij hopen te bereiken dat via de factor sociale zorg de zaak op dat stuk van zaken weer declarabel kan
worden.
Over de stadsvernieuwingsprojecten heeft mevr. Visser-van den Bos een opmerking gemaakt m.b.t.
de Schoolstraat; zij heeft gezegd: Hebben wij daar nu zoveel geld voor over, bijna 25.000,daar
wonen nauwelijks kinderen. Aan het laatste heeft zij gelijk, maar aan de andere kant is het zo dat dit
een project is dat toch wel in belangrijke mate, menen wij, hoe klein het op zichzelf ook is, kan bij
dragen aan de leefbaarheid van dat deel van de stad waar verder niets anders bestaat dan dit. (De heer
Heidinga: Hippo is daar ook.) Hippo is daar inderdaad maar die verhoogt de levendigheid op een andere
manier. (Mevr. Visser—van den Bos: En de auto's die daar geparkeerd staan.) Bovendien stikt het er van
de parkeerplaatsen, de buurt is onleefbaar vanwege het feit dat iedereen maar meent dat hij daar zijn
auto neer kan zetten, men ziet ze er zelfs dubbel geparkeerd staan, de zaak verstikt daar in het blik.
Wij staan op het standpunt dat deze voorziening daar wel door moet gaan, zo niet voor het bescheiden
aantal kinderen dat daar is dan wel voor de mensen die daar wonen, het krikt in ieder geval de woon
omgeving enigermate op. Wij zouden mevr. Visser graag willen vragen ook deze overweging nog eens
in haar beschouwingen te betrekken.
Dan kom ik nu terecht bij dat deel van de raadsbrief dat het klapstuk van de veiling is geworden,
n.l. het deel van de raadsbrief dat handelt over de 3 projecten Wielenpólle, Rengerspark en Bilgaard.