33
Misschien leeft bij u de gedachte dat er m.b.t. de subsidiëring van deze wijkaccommodaties nauwelijks
sprake is van enige lijn in het beleid. M.n. de heer Meijerhof heeft daar op gewezen. Ik geloof dat het
goed is om nog eens even aan te geven wat hier precies aan de hand is. Wij hebben t.a.v. Wielenpólle
en Rengerspark te maken met samenlevingsopbouwprojecten die een subsidietitel hebben waarbij wij
overeen zijn gekomen dat de gemeente zich conformeert aan de rijkssubsidieregelingen en conform de
maximale vaststelling op begrotingsbasis jaarlijks mee subsidieert. Anders ligt dat voor Bilgaard. Ik zou
daarbij ook willen verwijzen naar alle mogelijke andere accommodaties die wij hebben en waarop geen
subsidietitel samenlevingsopbouw is geënt. Wij zijn er van uitgegaan dat wij vinden - dat is eigenlijk
het principe dat ik nog eens nadrukkelijk wil onderstrepen - dat het zo moet worden dat iedere wijk in
ieder geval de beschikking heeft over een adequate accommodatie waarin zich allerlei activiteiten op
het terrein van verenigingen en organisaties kunnen ontwikkelen. Daarbij zijn wij er van uitgegaan dat
wij - dat heeft de raad ook gezegd - de investeringskosten, de kapitaal lasten van deze wijk-accom-
modaties waar geen rijkssubsidietitel op zit voor rekening van de gemeente nemen wanneer dat nodig
mocht zijn. Ik wijs daarbij op Lekkumerend en op Bilgaard en nu is het zo dat deze twee instituten tot
stand zijn gebracht via B.R.W.-subsidie, het bijzonder regionaal welzijnsbeleid, en wij hebben het
C.O.L. hier tussen geschoven als kapstok om dit subsidie binnen te halen. Maar dat doet niets afvan
het feit dat daarmee toen gezegd is: Hier zijn deze accommodaties en wij rekenen er op dat de wijken
deze zaken zelf verder exploiteren. Hetzelfde is het geval met onze dorpshuizen in Wirdum en Lekkum,
ook daar hebben wij de kapitaal lasten voor onze rekening genomen en wij rekenen er op dat deze dor
pen verder zelf voor de exploitatie van de accommodaties zorg dragen. Als ik dan nog even een vergelij
king maak tussen Lekkumerend en Bilgaard dan is het zo dat Lekkumerend daar een wijkvereniging on
der heeft geschoven met leden en die zijn zo bijzonder actief dat die zelf kans hebben gezien om hun
gebouw enige malen intern te verbouwen. Bij Bilgaard ligt de situatie anders, daar is het meer een sa-
menlevingsopbouwproject geworden waarbij er niet zo zeer sprake is van leden, van individuele bin
ding aan de wijkorganisatie. Principieel gaan wij er echter van uit dat men ook in die wijk de exploi
tatie van het gebouw zelf rond moet trachten te breien. En omdat Bilgaard op dit moment geen kans
ziet om de zaak voor elkaar te krijgen stellen wij u voor om voor Bilgaard de z.g. clubhuisregeling van
toepassing te verklaren die wij ook voor sportorganisaties en jeugdorganisaties enz. toepassen, waarbij
de gemeente een bijdrage a fonds perdu verstrekt van 25%, waarbij ook nog een garantie voor een
geldlening kan worden gegeven tot een maximum van 50% en waarbij een stuk inbreng geleverd moet
worden in de vorm van zelfwerkzaamheid, van ingebrachte arbeid en dat wordt als eigen inbreng mee
gerekend. Uit uw reacties heb ik begrepen dat u ten aanzien van Bilgaard met dit voorstel wel akkoord
kunt gaan.
Anders ligt het m.b.t. de voorstellen t.a.v. Rengerspark en Wielenpólle. Eerst iets over de Wielen
pólle. De heer Heidinga heeft niet alleen met een timmermansoog maar ook met nog meer deskundig
heid en gevoel voor de inventaris de zaak daar bestudeerd; evenzo is dat het geval met diverse andere
sprekers. Men zegt: Die arme Wielenpólie toch! Wel, ik geloof dat wij niet zoveel aanleiding hebben
om zo dramatisch te reageren want zo ligt het in de prakti jk niet. Onze medewerkers hebben vastge
steld - dat hebben de leden van het wijkcomité ook bevestigd - dat men al gedurende enige jaren een
bepaald bedrag voor huur van de Stichting Sociaal Kultureel Werk voor de Jeugd in Leeuwarden buiten
de exploitatierekening heeft gehouden, menende dat dit bedrag weer afgedragen zou moeten worden
aan de subsidiegevers. Welnu, dat laatste is niet het geval, wij hebben geen enkele aanwijzing dat dit
zo is, zodat wij menen dat de Wielenpólle rustig deze gelden kan besteden voor het tot stand brengen
van de vernieuwingen die men op het ogenblik op het oog heeft. Ik dacht dat wij daarmee in één keer
deze zaak hebben opgevangen, waarbij ik er nog op wil wijzen dat bij de stukken die wij morgen in
b. en w. gaan behandelen een brief ligt van de kruisverenigingen waaruit blijkt dat voor het kleuter
en consultatiebureau door de Stichting Wielenpólle aan de kruisverenigingen geen huur in rekening
wordt gebracht. Ik dacht dat dat op zichzelf een ongezonde zaak is omdat het mogelijk moet zijn om
via dat huurbedrag ook de exploitatielasten weer wat te doen verminderen. Ik zou over het hoofd van
de raad heen aan de Stichting Wielenpólle het advies willen geven om deze zaak ook nog eens te gaan
bekijken.
Nu de zaak Rengerspark. Voor Rengerspark zouden wij de zaak eigenlijk in twee delen moeten vat
ten, aan de ene kant de wenselijkheden en aan de andere kant de noodzakelijkheden. De wenselijkhe
den bestaan hieruit dat men graag dit gebouw vrij ingrijpend wil verbouwen en er echt wel iets goeds van
wil maken; ik zeg niet dat het op het ogenblik niet functioneert, maar men wil het graag wat aanpassen,
moderniseren en vernieuwen en bovendien is het dak kapot zodat dat voorzieningen vraagt die noodza
kelijk zijn. Maar tussen wenselijkheden en noodzakelijkheden ligt een brede marge. Wij menen zelf dat
wij, zolang wij niet precies weten wat wij aan accommodaties elders nodig hebben, t.a.v. het Rengers
park enige terughoudendheid moeten betrachten, er daarbij van uitgaande dat men in staat is om uit
eigen middelen de reparaties die nodig zijn om het dak te maken te bekostigen. Zij hebben, als ik goed
heb gekeken, de beschikking over een eigen vermogen van zo'n 20.000, zodat het bedrag dat
nodig is om het dak te repareren stellig geen onoverkomelijk bezwaar is. Nu wat de vergroting van het
gebouw betreft. Ik wil u er op wijzen dat het zo is dat Rengerspark eertijds is gebouwd als een wijkcen
trum dat voor twee wijken dienst moest doen, zowel voor de Houtstraten en alles wat daar aan vastzat
als voor de Afrikaanse buurt. Momenteel is het zo dat de Houtstraten praktisch zijn weggevallen, aan de
andere kant is het zo dat men nu in de Afrikaansebuurt weer opnieuw probeert de zaak te reactiveren.
Ik geloof dat dat op zichzelf een goede zaak is, maar ik meen aan de andere kant dat wij eerst bestek
op zullen moeten maken wat voor voorzieningen wij elders nog nodig hebben. En daar wordt aan gewerkt.
Wij hebben eerder een T.A.P.-functionaris in dienst gehad die een begin heeft gemaakt met de Accom
modatienota, hij is in dat halfjaar niet gereed gekomen; wij hebben op het ogenblik opnieuw een aan
vraag lopen bij het arbeidsbureau die gehonoreerd zal worden en wij zullen proberen om in ieder geval
in de loop van het voorjaar van 1978 deze hele zaak af te ronden. En op dat moment kunnen wij bestek
opmaken en prioriteiten stellen t.a.v. de vraag waar wij de meest dringende behoefte hebben aan voor
zieningen voor sociaal-culturele activiteiten. Wanneer de heer De Greef er op dit moment op wijst dat
wij in het bezit zijn van een begrotingspost voor kapitaallasten voor wi jkaccommodaties die een restant
aanwijst van circa 60.000,dan heeft hij gelijk, maar als wij dit bedrag op dit moment ten behoeve
van het Rengerspark beschikbaar zouden stellen dan is die post uitgeput(De heer De Greef: Ik
bedoel een bijdrage fonds perdu voor dit jaar.) Ja, maar ik geloof niet dat het verstandig zou zijn
wanneer wij zo zonder meer een greep doen in deze accommodatiepost; daar heb ik persoonlijk erg veel
bezwaar tegen, want wij komen dan niet tot een afweging. Die bijdrage a fonds perdu voor dit jaar be
tekent dat wij dat geld dan kwijt zijn en dan zullen wij weer opnieuw moeten beginnen. Ik geloof niet
dat het Rengerspark op dit ogenblik het eerst aangewezen project is dat voor dit subsidie in aanmerking
komt. Ik dacht dat het zo is dat wij eerst onze Accommodatienota op moeten stellen en dat wij dan moe
ten nagaan hoe wij verder komen met het stellen van de prioriteiten.
De heer Meijerhof: Ik heb uit het verhaal van de wethouder opgemaakt dat m.b.t. de kwestie van de
administratiekosten overleg zal worden gepleegd met het C.O.L. en dat wij die zaak t.z.t. opnieuw in
de raad krijgen, misschien wel tegelijk met het resultaat van het onderzoek naar de accommodaties.
U hebt, dacht ik, van alle fracties wel gehoord dat men de reparaties, m.n. wat betreft Wielen
pólle en Rengerspark, noodzakelijk vindt. Ook onze fractie onderschrijft dat. Ik ben blij te horen dat
de 5.000,huur, waarvan het stichtingsbestuur van de Wielenpólle meende dat die weer terug zou
gaan naar de subsidiënt, door de Wielenpólle gebruikt kan worden, dat er zelfs nog meer huur in reke
ning gebracht kan worden. Ik zou het college eigenlijk willen vragen dit niet over het hoofd van de
raad naar de publieke tribune te zeggen, misschien kan hierover ook even een berichtje worden gezon
den naar het betreffende stichtingsbestuur, dan hebben zij daar ook een stuk zekerheid over. T.a.v. het
Rengerspark, waarbij het m.n. gaat om reparaties aan het dak - de heer Heidinga is daar uitvoerig op
ingegaan -, constateert u dat er een eigen vermogen aanwezig is waaruit deze noodzakelijke dingen
bekostigd kunnen worden. Dan blijven nog alleen de wenselijkheden over en ik dacht dat wij er wat
dat betreft wel mee akkoord kunnen gaan dat die zaak bij de Accommodatienota wordt betrokken; als
de prioriteiten op een rijtje zijn gezet komt dit weer aan de orde en dan kunnen wij een beslissing ne
men in een wat breder verband dan op dit moment mogelijk is.
T.a.v. hetgeen opgemerkt is m.b.t. bladzijde 1 de activiteitenkosten, is het, dacht ik, ook nood
zakelijk dat er uniformiteit komt, waarbij wij dus denken aan werkeenheden onder de vleugels van het
C.O.L. en zelfstandige werkeenheden. Het punt dat onder ad 1c. wordt genoemd wordt eigenlijk ver
oorzaakt doordat wij de zelfstandige werkeenheden in feite minder subsidiëren dan in het verleden het
geval was met de werkeenheden die onder de vleugels van het C.O.L. werkten; wij zullen hier toch een
bepaalde eenheid van gedrag moeten vertonen wat de subsidiekosten betreft.
Mevr. Visser—van den Bos: Ik begin maar even met bladzijde 1 en wel met de premie ziektewet. Het
kan best zijn dat, als men gelukkig is, in het verloop van een aantal jaren de kosten weer gedekt wor
den omdat er zich een lang ziektegeval voordoet van een duur personeelslid, maar meestal hebben der
gelijke organisaties geen kapitalen waaruit zij het kunnen financieren. Het lijkt mij dan ook een veel
gezondere opvatting wanneer de premie ziektewet gesubsidieerd wordt met aftrek van de uitkering
ziektewet. Wat elders is gebeurd is inmiddels al lang achterhaald zoals u weet, dat was ook ongezond,
maar daar kunnen nu eenmaal de organisaties die op het ogenblik met dit probleem worstelen niet de
dupe van worden. Ik hoop dat het voor iedereen duidelijk is waar het om gaat. Het ministerie heeft er
gens een bepaling gemaakt dat de premie van de ziektewet die van alle salarissen moet worden betaald
niet door het rijk gesubsidieerd hoeft te worden omdat men meent dat er altijd wel zoveel ziekte on-