Nu heeft de heer Bijkersma gevraagd: Hoe kan dat nu, jullie gaan reorganiseren en nu kost het al
leen nog maar weer meer personeel, er moeten meer mensen worden aangetrokken in de overgansperiode.
Dat is inderdaad juist, want wij zitten voor een betrekkelijk korte spanne tijds met de situatie dat er 2
systemen naast elkaar moeten functioneren en dat maakt gewoon dat er extra werk moet gebeuren. Wij
moeten op een volledig verantwoorde wijze proberen tot het uittesten van het nieuwe systeem te komen,
terwijl het oude daarnaast nog moet functioneren en dit vraagt gedurende enige tijd extra mankracht. Ik
geloof stellig dat, wanneer deze zaak op een goede manier in elkaar schuift - de oude situatie naar de
nieuwe -, deze extra mankracht van betrekkelijk korte duur zal zijn.
Mevr. Visser-van den Bos heeft zich nog afgevraagd waarom de uitbreiding van het personeel in de
buitendienst zo aan de orde is terwijl aan de andere kant de huidige directie bezig is bepaalde taken uit
te zuiveren. Zij zei er bij: Ik had dat ook wel willen bewaren tot 17 november maar nu deze zaak hier
aan de orde is kan ik het toch niet laten dit op dit moment al te melden. Het is inderdaad juist dat er met
de komst van de nieuwe directeur m.b.t. de werkwijze van de dienst een aantal problemen nog eens zijn
geanalyseerd; dit heeft er toe geleid dat de directeur m.b.t. de begeleiding van een aantal cliënten ge
zegd heeft: Wij zullen hier op een gegeven moment gewoon mee moeten kappen. Ik wil een eenvoudig
voorbeeld noemen: Er is een gezin A waarin moeder niet kan budgetteren en waarin vader ook niet zo
veel verstand heeft van centen en dat gezin loopt al ettelijke jaren aan de hand van een maatschappe
lijk werker of maatschappelijk werkster van de Gemeentelijke Sociale Dienst. Daarvan zegt nu de nieu
we directeur - ik kan hem daarin volgen -: Een dergelijke begeleiding behoort niet tot de wezenlijke
taak van de G.S.D., wij verrichten bijstandsmaatschappelijk werk, maar wanneer een gezin dermate af
hankelijk is van permanente begeleiding dan is dat niet een taak van de dienst, dan zullen daar andere
hulpmogelijkheden voor in het leven moeten worden geroepen. Morgenochtend hebben wij over deze zaak
een gesprek en ik zou mevr. Visser-van den Bos op dit moment willen vragen om de discussie over deze
zaak toch te willen opschorten tot 17 november, wij hebben dan de afdelingsvergadering, daarbij is de
directeur van de G.S.D. aanwezig en dan kan zij juist wat deze zaak betreft rekenen op een goed stuk
argumentatie, ook van de kant van de onmiddellijk verantwoordelijke directeur. Misschien zal zij er dan
nog moeite mee hebben, maar ik heb toch eigenlijk de indruk dat wij juist m.b.t. de taakstelling van de
G.S.D. op moeten passen dat wij gezinnen niet permanent in zo'n afhankelijke situatie plaatsen dat de
gemeente daarvoor steeds maar weer en permanent dure functionarissen - ook maatschappelijk werkers
zijn duur - beschikbaar moet hebben.
Ik dacht dat ik op dit moment op de gemaakte opmerkingen ben ingegaan. Wanneer ik nog iets ver
geten mocht hebben dan hoor ik dat bij de tweede ronde wel.
De heer De Beer is inmiddels ter vergadering gekomen.
De heer Meijerhof: Ik zal mijn lijstje dan maar even afchecken, ik begin maar even van achteren af
aan. De wethouder heeft gereageerd op de automatisering. Hij heeft dat eveneens gedaan m.b.t. de na
dere voorschriften die voor een administrateur van een tak van dienst moeten gelden. De wethouder zegt
dat de verordening die betrekking heeft op de boekhouding en het geldelijk beheer globaal is. Dat is ook
zo en ik dacht dat het daar ook wel bij kon blijven. In de verordening wordt n.l. gesproken over nadere
voorschriften en wij weten dat dit niet het eerste onderzoek is geweest dat bij de G.S.D. heeft plaats ge
vonden, wij hebben daar ook een extern bureau gehad, daarvoor is er, dacht ik, ook nog een intern on
derzoek geweest. Als wij dan naar het schemaatje kijken, wij hadden een administratie die 36 mensen
groot was en als ik nu kijk en ik tel de chef uitkering, de automatische verwerking en de nieuwe adjunct
directeur er ook nog bij dan kom ik op 22 mensen, daar zou dus een besparing van 14 op zitten. Nu zal
er hier en daar wel sprake zijn van een verschuiving van taken, dus die besparing van 14 op de admini
stratie zal nog wel een klein beetje anders liggen. Het is, dacht ik, wel duidelijk dat de wijze van admi
nistreren bij deze dienst - mevr. Visser heeft op een gegeven moment gesproken over meer dan perfect -
mogelijk was omdat het college van b. en w. dat verantwoordelijk is voor deze zaak daar binnen de voor
schriften de ruimte voor gaf. Ik zou u dan ook als een soort waarschuwing mee willen geven dat u op kor
te termijn toch eens bekijkt of die andere voorschriften niet herzien moeten worden; dat geldt niet alleen
voor deze dienst, dat zou ook wel eens voor andere diensten kunnen gelden. U bent als college dus in
feite verantwoordelijk voor de situatie. Er wordt op dit moment wel even gesproken over de besparingen
die er wel en de besparingen die er niet zijn, maar als wij ons eens even afvragen wat het ons allemaal
gekost heeft al die jaren dat er een dienst was die in feite een te grote bezetting had dan slaat dat, dacht
ik, behoorlijk de bedragen zoals wij die nu op papier hebben.
De wethouder heeft veel gezegd en daardoor is het mij misschien ontgaan, maar ik dacht dat er ei
genlijk niet een duidelijk antwoord is gekomen op mijn vraag of er een kwantitatief onderzoek is geweest,
waardoor men op dat aantal personeelsleden van 101 komt.
•7 <-}5
Een andere vraag die ik gesteld had ging over het elders emplooi vinden, hoe zit het met die mate
rie, wat verstaat u onder elders, verstaat u daar ook onder andere takken van dienst? Misschien heeft de
wethouder daar wel op geantwoord en is het mij ontgaan.
De heer Bijkersma: Wij hebben de vraag over de stelling dat een organisatiewijziging altijd extra
mankracht vergt gesteld en u hebt daarop geantwoord dat er bij de G.S.D. twee systemen naast elkaar
gaan lopen voor korte tijd. Daar kan ik wel mee akkoord gaan. Maar het moet niet te vanzelfsprekend
zijn dat iedere organisatiewijziging meer mankracht vraagt en zo staat het hier wel. (De heer De Vries
(weth.): Het gaat om een organisatie-onderzoek in deze vorm.) Dat begrijp ik nu wel, maar dat was de
kern van onze vraag.
Dan nog even iets over de terugkoppeling naar de vergelijkbare gemeenten. U bent daar op ingegaan
en u hebt gezegd dat er een vergelijking is gemaakt met Zwolle, Den Bosch en Arnhem. Mijn vraag is:
Waren de vergelijkbare gemeenten destijds ook Zwolle, Den Bosch en Arnhem? Want daar draait het na-
tuulijk om, je moet niet de tweede keer andere gemeenten nemen. Als u zegt dat het dezelfde gemeen
ten waren dan begrijp ik het wel. Ik dacht dat wij gewoon de gemeenten waarmee wij toen vergeleken
hebben in de gaten moeten houden en na een bepaalde tijd weer moeten vergelijken met die gemeenten;
dan lopen wij goed in de pas.
Mevr. Visser—van den Bos: Ik meen dat er nog een vraagje is blijven liggen, n.lof de betreffende
ambtenaren op de hoogte zijn van hun verplaatsing of plaatsing elders of hoe u zich dat maar voorstelf.
Dan is er de vraag hoe hef zit met de ambtenaren van de V.N.G. die er op het ogenblik aan hef werk
zijn om de administratieve achterstand weg te werken, waar zijn die kosten eigenlijk ondergebracht, ik
kan die in dit stuk niet vinden. Verder is er nog de vraag of hef niet zinvoller was geweest om te wach
ten tot zij de achterstand zo goed als bijgewerkt hadden zodat u uit hun ervaringen nog lering had kun
nen trekken en misschien daarmee bij indelingen nog rekening had kunnen houden.
Ik zal graag op 17 november geïnformeerd worden over het probleem dat ons natuurlijk allemaal ter
harte gaat, dat bewaren wij wel.
Ik dank overigens de wethouder voor de uitvoerige informatie waarbij ik opmerk dat ik de door hem
genoemde cijfers t.z.t. nog graag tegemoet zie.
De h eer De Vries (weth.): De heer Meijerhof haakt nog even weer in op de situatie van de voor
schriften m.b.t. de functie van de administrateur en de scheiding van faken die daarbij aan de orde is.
Hij heeft gelijk als hij zegt dat b. en w. daarvoor verantwoordelijk zijn geweest, zo is het formeel in
derdaad. Aan de andere kant is het natuurlijk zo dat de directeur van de dienst daarnaast weer verant
woordelijk is voor de wijze waarop intern de zaak wordt geregeld. Ook in vorige organisatie-onderzoe
ken die wij successievelijk hebben gehad - er is nogal eens wat onderzocht bij de G.S.D., maar dan stel
ik vast dat wij nog nooit zo ver zijn geweest als op dit moment, want het gaat nu werkelijk gebeuren -
is op deze zaak geattendeerd. U zegt dan natuurlijk: Waarom hebben b. en w. deze zaak niet efficiën
ter en in overeenstemming met de aanbevelingen van toen aangepakt? Dat is vaak een zaak die niet zo
gemakkellijk ligt, omdat je bij hef aanpakken er van de hele zaak ondersteboven moet halen. Wij stuit
ten toen - daar stonden wij toen net voor - op de moeilijkheden die onderweg waren m.b.t. het gehele
automatiseringsproces. Bosboom en Hegener hebben afgehaakt op een moment dat er gezegd werd: Laaf
nu eerst die automatisering verder zijn beslag krijgen en laten wij dan kijken hoe de administratieve pro
cedures precies verder geregeld moeten worden. Wel, wij zijn wat dat betreft eigenlijk met elkaar wat
in de versukkeling geraakt tot het moment - dat was niet zo lang daarna - dat wij voor de artikel 1 2-si
tuatie stonden en vrij rigoureus op deze zaak moesten inschieten. Ik zeg de heer Meijerhof graag toe dat
wij juist m.b.t. de comptabiliteitsvoorschriften de zaak nog eens extra zullen wegen en zullen nagaan op
welke manier er een zo efficiënt mogelijke controle f.a.v. deze zaak tof stand gebracht kan worden met
toepassing of wijziging van onze verordening. Wij komen hier t.z.t. stellig op terug.
De heer Bijkersma moet ik in zoverre gelijk geven dat wij hadden moeten stellen dat hef ging om een
organisatie-onderzoek als hier aan de orde is; dan zouden wij het volkomen met elkaar eens zijn geweest.
Waf die vergelijkingen betreft uit hef Divosa-rapport van 1971 daarvan kennen wij de gemeenten
niet die daaraan hebben deelgenomen, dat waren anonieme gegevens; daar stond toen in: gemeenten van
zoveel tof zoveel inwoners hebben die personeelsformatie enz. Waar ik op doelde zijn rechtstreekse per
soonlijke contacten die wij als gemeenteraden en colleges van b. en w. van gemeenten in het oosten en
noorden van Nederland hebben.
Mevr. Visser-van den Bos heeft gelijk als zij constateert dat zij geen antwoord heeft gekregen op de
vraag wie de mensen zijn die af moeten vloeien; wij weten wel hoeveel het er zijn, maar niet wie; ik
betrek hierbij meteen de opmerking van de heer Meijerhof die gevraagd heeft wat er gebeuren gaaf met