72/ 20// dra wij een voorstel hebben komen wij bij de raad want wij mogen er niet over beslissen, de beslissing over de verkoop is aan de raad. U zult straks moeten zeggen of u al dan niet akkoord gaat met de voorge stelde verkoop. Wij zijn hier niet te haastig mee. Wij hebben de indruk dat wij voor dit belangrijke pand wel een goede prijs kunnen maken en wij zijn niet van plan het zo maar aan de eerste de beste koper te gunnen voor de prijs die hij biedt. Wij doen dat tactvol, de uitgangspunten heb ik u genoemd. U ontdekt vanzelf hoe wij het doen want wij moeten altijd met een voorstel bij de raad komen. Overigens is het on verstandig om tijdens onderhandelingen meer over de zaak te zeggen.(De heer Bijkersma: U voert dus al onderhandelingen?) Als u goed geluisterd hebt dan kunt u voldoende uit het gegeven antwoord halen. Nu de politiepost in de binnenstad waar de heren De Jong en Visser over gesproken hebben. Ik be gin even met de heer Visser. Hij vraagt of ik er nog zo over denk als ik bij de opening van het nieuwe politiebureau naar voren heb gebracht. Ja, dat doe ik en in nog sterkere mate dan toen. Het is duidelijk dat het politie-technisch gezien het beste is geen wijkpost te hebben. Er is in feite maar één element ten aanzien waarvan de wijkpost direct een bepaald voordeel biedt; dat is het bieden van een werkplaats aan de parkeercontroleurs die in hoofdzaak in het centrum werken en toch zo nu en dan zich terug moeten kunnen trekken. Het is gewoon praktisch dat die in het centrum een lokaliteit hebben van waaruit zij kunnen werken. Dat is het enige. Dat wij met een studie bezig zijn klopt, wij zijn daarmee bezig want er zijn twee factoren die op het ogenblik in discussie zijn. Er is niet alleen in discussie wat pol itie-tech- nisch het meest gewenst zou zijn; daar zijn wij al uit want wat dat betreft is de uitkomst: opheffen. Er komt bijna niets meer op het politiebureau op de Nieuwestad. Ik had dat persoonlijk wel verwacht, maar anderen hadden daar andere gedachten over. De mensen stellen zich in op de nieuwe situatie en gaan naar het nieuwe politiebureau. Het heeft natuurlijk voor- en nadelen, maar laten wij wel zijn, mensen die b.v. met de auto naar het politiebureau moesten, ondervonden voordat het nieuwe bureau er was steeds de handicap dat er aan de Nieuwestad geen parkeerruimte was en die parkeerruimte is er bij het nieuwe bureau wel. Alleen voor mensen die lopend in de binnenstad zijn en naar het politiebureau willen is het lastiger geworden dan voorheen, want ook voor fietsers en brommers is de zaak niet lastiger geworden. Maar waar slaat nu die studie op? De commissaris en ik zijn op het ogenblik in gesprek over de vraag of het toch niet 'van belang is dat wij aan het hebben van een lokaliteit voor de parkeerwachten nog iets vasthaken, maar ik weet nog niet wat. Ik kan u wel zeggen dat het beslist niet zal zijn wat de heer De Jong graag zou zien; dat zou wel aantrekkelijk zijn maar dat kan niet. De bezetting waar wij 's nachts over beschikken is zodanig dat wij daar niet een deel van op een afzonderlijke plaats kunnen laten ope reren. Dat zou een slechte zaak zijn, dat kan echt niet, ook niet i.v.m. de verbindingen. De mensen zit ten klaar op het politiebureau of rijden in een surveillancewagen, maar pas op, het rijden in een sur veillancewagen betekent ook - u hebt dat kunnen constateren - dat er een continue verbinding is met het politiebureau. Het is niet een goede zaak om een aantal mensen op een aparte post te hebben zitten. Een permanente bezetting in die zin dat men met een kleinere eenheid van daaruit opereert zoals vanuit het politiebureau kan niet en zal dus ook niet gebeuren. Daarmee doe ik echter geen enkele uitspraak over wat er wel zal gebeuren want dat is nog in studie. Ik kan u wel zeggen dat ik er persoonlijk erg veel voor voel om iets meer met de binnenstadspost te doen, ook weer in samenhang met het instituut wijkagent en ook uit andere overwegingen waar de heer De Jong op doelde. Maar op dit moment zijn wij nog niet zo ver. Zodra een beslissing is genomen zullen wij de raad daarvan mededeling doen, maar wij zijn er nu nog mee bezig. De heer De Jong: Ik pleit voor een dag- en nachtbezetting omdat de ervaring heeft geleerd dat, als de politie midden in de nacht iemand mee moet nemen om op het bureau een proces-verbaal op te ma ken, de betreffende persoon s nachts 3 uur of half 4 op de Holstmeerweg staat en dan maar moet zien dat hij thuis komt. Is er een post in de binnenstad waar dat kan gebeuren dan heeft de man meer mogelijkhe den van vervoer. De Voorzitter. Als dat de reden zou zijn dan zouden wij beslist geen enkele binnenstadspost krijgen; dat kan ik u bij deze wel zeggen. Daarvoor zouden wij geen nachtpost maar ook geen dagpost krijgen. Ik heb argumenten om wel een post in te richten maar dit argument is er niet bij. (De heer De Jong: Ik zou dit argument er wel bij willen voegen. Iemand die om niet zulke erg kwalijke redenen om half 4 op de Holstmeerweg komt te staan en maar moet zien dat hij thuis komt, dat vind ik niet erg hoffelijk.) Ik wil de hier nu maar van afstappen. E. Civiele verdediging. De heer Bijkersma: In het antwoord op vraag 57 staat dat er een rampenplan is. Nu is de ervaring dat zo n rampenplan toch ook wel eens uitgeprobeerd moet worden. In de afgelopen tijd zijn er wel wat ram pen geweest maar niet de rampen die wij ons voorstellen bij een rampenplan. Bij het oefenen met een rampenplan en ook in de werkelijkheid kom je enorme competentieverschiIlen tegen. Er is gebleken dat de oplossing van problemen daardoor vaak verstoord wordt. Mijn vraag is of er wel eens mee geoefend wordt en als dat niet het geval is of het niet nodig is dat dat wel gebeurt. De Voorzitter: Ik moet u eerlijk zeggen dat het een goede zaak zou zijn, maar bij gebrek aan tijd oefenen wij niet al te veel, ik zal maar niet het aantal keren noemen dat er in de tijd dat ik hier ben geoefend is, het is niet verstandig dat publiek te maken, het is in ieder geval niet een groot aantal ma len geweest. Het zou wel vaker moeten; het is geen onwil dat het niet gebeurt, het is niet dat wij het belang er niet van inzien, maar je hebt daar een aantal mensen beslist bij nodig. Ik moet dan beginnen met een aantal wethouders te vangen, maar ik geef u op een briefje dat het een van de moeilijkste taken is om die heren te vangen om mee te doen aan zo'n rampenoefening. (Mevr. Brandenburg— Sjoerdsma: Dat is een ramp.) (Gelach) Die conclusie heb ik ook wel eens getrokken. Even heel serieus, die heren moe ten er bij want die hebben - een aantal althans - ook een taak. Verder moeten er een aantal hoofdamb tenaren aan te pas komen. Als ik over dit onderwerp begin dan kijken zij mij aan met een blik alsof zij willen zeggen: Burgemeester, hebt u nu echt geen zinvoller dingen voor ons te doen bij het vele dat wij al moeten doen? Nou dit ook nog. Daar moet ik natuurlijk ook een beetje rekening mee houden. Ik ver tel u gewoon even hoe het in de praktijk ligt. Er komt echter een nieuw rampenplan en ik heb al met hei hoofd van de afdeling K.A.Z. afgesproken dat, als dat plan er is - dat duurt nog wel even -wij de men sen die er bij betrokken zijn bij elkaar zullen roepen en datgene wat de heer Bijkersma heeft gesteld on der ogen zullen zien. Ik zeg u ook toe dat wij dat zullen doen, want dat is natuurlijk de bedoeling; het is echt wel een belangrijke zaak. Wij zijn hiermee aan het einde van deze vergadering gekomen, ik zeg u hartelijk dank voor uw me dewerking. De Voorzitter sluit, om 23.30 uur, de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 37