27ty der al komt en hwat der dan noch oerbliuwt fan it bilied fan de gemeente. Ik tocht dochs dat it in goede saek wie as it kolleezje dizze saek noch ris op'e nij biseach en eventueel mei foorstellen by de ried kaem yn it kommende bigreatingsjier. Al hoe moai lokaesjesubsydzje us ek foarspegele is, it blykt yn de utfiering in punt to wezen dêr't in hiel soad plannen troch ophalden wurde. Dat binearet ós fraksje wol hwat en ik wol der by dizze gelegenheit utering oan jaen. Ik haw it idé dat wy miskien in oare wei gean moatte en dat wy net alles op de kaert fan lokaesjesubsydz je sette moatte. Ik soe hjir graech it stan- punt fan it kolleezje oer hearre. Dan kom ik nou even by punt 63. De fraech is oft it ut in eachpunt fan de opbou fan de stêd net ne- dich is dat de grinzen fan Ljouwert nei de westkant forlein wurde. It antwurd is dat der oer praet wurde kin as de ried bisletten hat hwer't it kommende ótwreidingsplan komt. Jo soenen sizze: Dat is in tige dud- Iik antwurd. It is lykwols al sa dat der by de leste bigreatingsgearkomste fanut us fraksje op oandrongen is om yn it kommende jier - dat is nou hast foarby - foorstellen to dwaen oan de ried om ta in utspraek oer dizze saek to kommen. Ik haw der bigryp foar dat it kolleezje dat net dien hat, de motiven dat it net dien is binne my bikend. Myn fraech is allinnich: Hoefolle tiid hawwe wy noch en is der ek to sizzen op hokker termyn it kolleezje wol mei foorstellen yn de ried komme kin? De heer P.D. van der Wal: De heer Miedema is al vrij diep ingegaan op punt 62. Onder punt 62 staat als laatste zin in de vraag: „Hoe denkt het college deze gevolgen op te vangen?" En daar komt eigen lijk geen antwoord op. U bevestigt wel de probleemstelling in grote lijnen, maar hoe de gevolgen opge vangen moeten worden komt er niet uit. Ik begrijp dat u nog wel nader in zult gaan op de vragen van de heer Miedema en dat wacht ik met belangstelling af. De heer Rijpma (weth.): De vraag over de problematiek van lokatiesubsidie is, dacht ik, gemakke lijker gesteld dan het antwoord gegeven kan worden. Het probleem is vrij complex. Ik dacht dat je het ook gebied voor gebied zult moeten benaderen. Wat wij tot dusverre gedaan hebben is een aantal gebie den voor lokatiesubsidie aanmelden. De heer Van der Wal, hoofddirecteur van de D.S.O., heeft kort ge leden een gesprek gehad op het ministerie met de directeur Stadsvernieuwing. Hij heeft met hem gespro ken over een aantal van onze knelgebieden. De betrokken directeur heeft toegezegd dat hij de zaak per soonlijk zal komen bespreken op de Willemskade, als u begrijpt wat ik bedoel; dat heeft hij inmiddels gedaan. Wij hebben uit zijn mededelingen de conclusie getrokken dat in dit geval de periode van 3 tot 5 macfnden die in het algemeen gesteld wordt om een antwoord te kunnen verwachten beperkt zal worden tot enkele weken. Dat geldt niet voor het lokatiesubsidie voor Camminghaburen, want dat subsidie wordt in een speciale club besproken, ik geloof ook dat dat probleem een andere aanpak verdient dan kleine re stadsvernieuwingsgebieden. Ik hoop dat het antwoord dat wij binnenkort verwachten t.a.v. de gebie den die u ook bij een andere vraag opgevoerd hebt gezien snel komt en dat in dat antwoord mede begre pen is een aanwijzing, directelijk of indirectelijk, wat wij in de toekomst van de lokatiesubsidiepot kun nen verwachten. Wij hebben op geen enkele wijze een indicatie hoe het Haagse beleid werkelijk is; er zijn een aantal gesprekken geweest en daar heb ik u ook bij bepaalde gelegenheden wel mededelingen over gedaan, maar een schriftelijke definitieve uitspraak is er nog niet geweest. Wij hopen die dus op korte termijn te hebben. Dat zal mede aanleiding moeten zijn om ons standpunt te bepalen. In hoeverre wij dan zullen moeten overwegen om meer ten laste van onze eigen middelen te brengen is nog niet te zeggen, dan moet je ook weten welke lasten je kunt voorzien, dan zal je ze eerst op moeten tellen en je zult ook moeten kijken of je die middelen daarvoor beschikbaar hebt en als je ze er voor beschikbaar hebt waarvoor je ze dan niet meer beschikbaar hebt; dat laatste is natuurlijk ook een erg belangrijk punt van overweging. Dan iets over het invoegen van sterke elementen. U weet dat dat ook nog wel eens op problemen stuit. De raad krijgt daarover binnenkort een plan waarin een aantal sterke elementen verwerkt kunnen zijn en op dat moment zal wel blijken hoe college en raad dit gebied met mogelijkheden in ster ke en zwakke sectoren kunnen, willen en zullen benaderen. Er is nog geen uitspraak gedaan over een nieuwe bouwlokatie. De dienst heeft opdracht om voor 1 maart a.s. te rapporteren. (De hear Miedema: Dan hat it kolleezje dus in rapport.) (De Foarsitter: Dan moat te wy sa gau mooglik meiinoar ta in utspraek komme, dat is de bidoeling.) (De hear Miedema: Dat wie fansels myn fraech.) Mar jo koenen de punfsjes net ynfolje. 2. Bestemmingsplannen. Punten 69 t.e.m. 76. De heer Janssen: In het antwoord op de vragen 70 en 71 stelt u dat de architecten en de opdrachtge vers alle ruimte krijgen om binnen het door de raad vastgestelde of nog vast te stellen stedebouwkundige 3 7S kader in Camminghaburen experimentele woningbouw te plegen. Maar hoe strak wordt dat kader? Er drei gen nu in Aldlan moeilijkheden te komen omdat iemand daar niet experimenteel kan bouwen omdat het daar niet past. Krijgen wij nu een klein gedeelte van Camminghaburen waar het wel mogelijk is of is het in geheel Camminghaburen mogelijk om experimentele woonvormen te creëren? Mevr. Van Dijk-van Terwisga: Ik heb een vraag over hetzelfde onderwerp. Wij zijn verheugd over dit antwoord maar ik zou nog graag iets meer nadruk willen zien gelegd op de bevordering van het tot stand komen van bijzondere woonvormen. Zou de wethouder kunnen zeggen of er ook plannen zijn voor een wat actiever beleid m.b.t. deze bijzondere woonvormen? Verder heb ik nog een vraag over punt 72. In het antwoord staat dat volgens de prognoses in het jaar 2000 bijna 60% van de huishoudens uit niet meer dan twee personen zal bestaan. Voorts staat er dat de huidige behoefte aan kleine woningen ten behoeve van deze kleinere huishoudens 25% zou zijn en dat die behoefte in Leeuwarden geringer zou zijn. Mijn vraag is nu: Verwacht men dat die kleine huishou dens dan toch in grotere woningen gaan wonen? Ik zie toch nog een vrij groot verschil tussen die per centages. De heer P.D. van der Wal: Vraag 73 luidt: In hoeverre worden beeldende kunstenaars betrokken bij de opzet van de wijk Camminghaburen? Dat is eigenlijk een beetje een eigenaardige vraag omdat een jaar geleden toen wij deze kwestie in een motie aan de orde stelden er totaal geen reactie uit de raad kwam, ook niet van de vragenstellers van vraag 73. Nu blijkt er dus geen geld te zijn gereserveerd in de exploitatie-opzet. (De heer Ten Brug (weth.): Toen ook niet.) Nee, toen ook niet, maar het gevolg van de motie had kunnen zijn dat het wel gebeurd was. Maar was dit al een antwoord van het college of was het zo maar een losse opmerking? (De heer Ten Brug (weth.): Daar mag je naar raden.) Mijn vraag is deze. Stel het uitzonderlijke geval dat de projectgroep Camminghaburen zegt: Wij willen er beeldende kunstenaars bij hebben, hoe regelen wij dan de financiën? Wordt dat dan alsnog opgenomen in de ex ploitatie-opzet? Ik wil graag weten hoe het college tegen dit idee aan kijkt. De heer Rijpma (weth.): Eerst iets over de punten 70 en 71 m.b.t. de woonvormen. Tot dusverre is de activiteit van zowel stuurgroep als projectgroep gericht geweest op het zo snel mogelijk tot overeenstem ming komen over het bouwprogramma van deelplan I. Deelplan II is daar heel snel op gevolgd want een van de eerste taken die wij ons gesteld hadden was er voor te zorgen dat er vanaf half 1979 weer een constante bouwstroom op gang komt voor woningen in alle sectoren. Op dit moment liggen de richtlijnen voor de deelplannen III en IV in concept klaar. De grote opgave die nu voor ons ligt is de aanpak van het centrumgebeuren, daar is door de raad ook nadrukkelijk op aangedrongen. Over de school spreek ik niet meer want daarvan is inmiddels het bestekplan binnen. Wanneer er - het lijkt er op dat dat niet zo lang meer duurt - in de stuurgroep zowel als in de projectgroep maar m.n. in de projectgroep enige ruim te komt wat de tijd betreft staat de beantwoording van deze punten op het programma. Het is dus niet zo dat dit weg geschoven wordt, maar het is het op een rijtje zetten van wat eerst moet en wat daarna moet. Wat eerst moet heeft de raad in vorige vergaderingen duidelijk aangegeven en nu zijn wij bijna zo ver dat wij ook aan wat bijzondere zaken aandacht kunnen besteden. Dat geldt ook voor het eventueel in schakelen van andere mensen bij het gebeuren. De financiën zijn een knelpunt. Hoe groot het knelpunt zal zijn hangt ook af van het lokatiesubsidie en wat men in het lokatiesubsidie wil meenemen, het hangt ook af van de vraag die beantwoord moet worden, n.l. welke additionele posten in de bouwsom meege nomen kunnen worden. Een van de zaken b.v. die bij Camminghaburen spelen door de inschakeling van architecten bij het stedebouwkundige werk is dat er ook aan de architecten een tegemoetkoming betaald moet worden voor dat meewerken aan het stedebouwkundige plan. Daarvoor zijn in de grondexploitatie geen middelen. Die middelen moeten komen uit de toezegging die aan het ministerie gevraagd is m.b.t. een additioneel bedrag in de omvang van enkele honderden guldens te verrekenen in de bouwsom, m.n. geldt dit voor de woningwet- en de premiesector, in de andere sectoren kunnen wij met de ontwikkelaar overeen komen dat er een zekere vergoeding in de bouwsom opgenomen wordt die bestemd is voor addi tionele voorzieningen en dus ook additionele betalingen. Dan het laatste punt, grotere woningen voor kleine gezinnen en kleine woningen voor kleine gezin nen. Ik dacht dat het antwoord duidelijk aangaf dat wij over voorlopige gegevens beschikken. U vindt in de nota die op 28 november a.s. aan de orde komt, de Nota Woningbouw, ook iets over één- en twee persoons huishoudingen. Het was mooi geweest als wij nu het rapport hadden gehad dat in de maak is, maar dat duurt, meen ik, nog tot maart. Tot die tijd kunnen wij er heel lang over discussiëren maar ko men wij, neem ik aan, niet „to the point".

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 39