14 Q(> ook de voorwaarden die zij stellen. Ik noem twee voorbeelden. Als er een opslagplaats voor autobanden komt dan moet de grondprijs naar mijn idee anders worden dan wanneer er een arbeidsintensief bedrijf wordt gevestigd, ik dacht dat je dat ook gewoon moet honoreren. Ook hier is het weer de eenheid en de gemakkelijke prijsberekening die wordt gehanteerd zonder verdere normen, ook zonder normen m.b.t. mi lieu, geen jaarlijkse aanpassing aan de gestegen inflatie; dat soort dingen wordt helemaal niet in acht genomen. Als een terrein 10 jaar lang kan worden uitgegeven dan neem ik aan dat net als bij andere in dustrieterreinen ook 10 jaar lang weer dezelfde prijs wordt gehanteerd. Mevr. Brandenburg—Sjoerdsma: Ik wil iets zeggen over punt 102. Eerst even iets over de Stichting Ad viesbureau Onroerende Zaken in Rotterdam. Is het niet mogelijk om die kennis wat dichter bij huis van daan te halen, zitten wij zo aan dat bureau in Rotterdam gebakken? Mijn tweede punt is dit. Er staat: „De taak van de secretarie-afdelingen strekt zich formeel niet zo ver uit" enz. Nu gaat het hier over grote aankopen en die komen niet zo verschrikkelijk vaak voor. Ik zou graag willen dat wij ons niet op hangen aan allerlei formele zaken maar dat wij met elkaar proberen die prijsstelling bij het uitkopen van bedrijven zo goed mogelijk te doen. Ik herinner mij dat er een advies lag bij de aankoop van het bedrijf Van Duysen en dat ik toch het gevoel kreeg dat de financiële afdeling en het Grondbedrijf wat langs el kaar heen hadden geredeneerd. Het lijkt mij beter dat er van te voren een samenspraak komt tussen ie dereen die er bij betrokken is. Het lijkt mij dat de verschillen dan niet zo hoog zouden oplopen. Ik zou dus niet zo erg vast willen houden aan dat formele. Dan nog iets over punt 104. Dat gaat over grondprijzen. U zet eerst uiteen hoe moeilijk het is; dat neem ik ook onmiddellijk aan. Ik wil ook niet zo zeer praten over de plannen in stadsvernieuwingsgebie den, want daar kunnen wij nooit mee uit. Maar je moet je dan dus afvragen: Waar kunnen wij wel uit of waar kunnen wij wat verdienen? Wanneer nu een hercalculatie plaats vindt in nieuwbouwgebieden - Ald ldn of Goutum of misschien in de toekomst Camminghaburen - dan wordt er toch steeds weer van uitge gaan dat je uit moet komen op nul, dat het plan glad moet lopen. Ik zou willen dat wij in die situatie ook keken naar wat haalbaar is, hoe de markt ligt. Ik vind het n.l. voor een gemeente helemaal niet on fatsoenlijk om op grond zo nu en dan wat te verdienen. Wij doen dat ook wel eens maar dat is dan min of meer toevallig. Ik zou willen dat wij dat plannen, dat wij gewoon proberen in bepaalde gebieden geld over te houden aan de grond. Ik heb n.l. ook het gevoel dat wij in het verleden in Goutum en in Aldldn wel eens een beetje beneden de marktwaarde grond hebben verkocht. Dat was eigenlijk de strekking van mijn vraag. Punt 105 gaat over een anti-speculatiebepaling in koopcontracten bij grondverkopen. Ik heb wat materiaal verzameld via de V.N.G. Daar blijkt eigenlijk uit dat het tot nu toe wordt toegepast in ge meenten van een beetje een andere soort dan Leeuwarden, het gaat daarbij om gemeenten in de over- loopgebieden in de randstad, niet geliberaliseerde gebieden dus, waar men zit met het probleem van in woners die daar naar toe komen en geen economische binding hebben met de betreffende gemeente. Dat probleem speelt hier niet, het is voor ons in ieder geval geen probleem. U schrijft dat momenteel wordt onderzocht of er zo'n beding moet komen. Ik zou graag van u willen weten of u dat onderzoek klaar hebt op het tijdstip dat wij grond gaan verkopen in Camminghaburen. Eén voorbeeld van hoe men dat regelt wil ik wel noemen. Wij stellen nu de voorwaarde dat de terreinen binnen 2 of 3 jaar moeten worden be bouwd en niet onbebouwd mogen worden doorverkocht. In sommige gemeenten zegt men: Het onbebouw de mag niet worden doorverkocht en vervolgens mag het bebouwde niet binnen 5 jaar dan met ontheffing worden doorverkocht. Dit zou een mogelijkheid voor ons zijn. De heer Rijpma (weth.): Wij hebben voor de Hemrik een differentiatie aangebracht naar een aantal factoren, maar die factoren zijn niet gerelateerd aan autobanden of mensen, die zijn gerelateerd aan de liggingsfactoren. Het gaat dus om objectieve gegevens, o.a. waar ligt het bedrijf. Er wordt ook getracht het gebied zodanig te structureren dat er enige verwantschap ontstaat wat de aard van het bedrijf betreft. Een bedrijf dat sterk op produktie gericht is zal dus wat anders gesitueerd moeten worden dan een bedrijf dat nog enige relatie heeft met publiek, om maar eens een zekere tegenstelling te noemen. Maar het is dus een differentiatie rondom de gemiddelde prijs, dat is ook in overeenstemming met de afspraken die met het Ministerie van Economische Zaken zijn gemaakt op het moment dat wij een tegemoetkoming kre gen in de kosten voor het bouwrijp maken van dit gebied. Aan het subsidie is ook de verplichting verbon den om jaarlijks te rapporteren. Het is niet de bedoeling om de prijzen eeuwig constant te laten, er ligt op het ogenblik zelfs een heel vergaand voorstel van de directeur van het Grondbedrijf om ze iedere 3 maanden aan te passen aan het gestegen prijspeil, ik moet zeggen, dat gaat mij „grou genoch". Dat zou betekenen dat er administratief nogal wat probleempjes op kunnen doemen. Ik geloof persoonlijk niet - ik spreek dan eigenlijk voor mijn beurt - dat wij weer de toer op moeten van het afgelopen gebied ten aan zien waarvan constant 26,is gehandhaafd, er zal een zekere aanpassing plaats moeten vinden, ook 15 8? omdat de investeringskosten die later gemaakt moeten worden hoger zijn dan de kosten die nu gemaakt zijn en omdat er rente betaald moet worden die wel voor een deel in de opzet verrekend is; een zekere aanpassing zal naar mijn gevoel in ieder geval van jaar tot jaar plaats moeten vinden. M.b.t. de prijsstelling zou ik willen zeggen dat er in vrijwel iedere vroegere raadsvergadering angst was dat wij de opbrengsten van een bestemmingsplan niet zouden halen omdat de kosten die wij per ka vel, of dat nu woningwetbouw of premiebouw of vrije sector-bouw was, moesten maken hoger zouden zijn dan de prijs die men zou willen betalen. Ik herinner mij de onderhandelingen die b.v. met het So ciaal Fonds Bouwnijverheid en met anderen zijn gevoerd en ook de onderhandelingen die met het rijk zijn gevoerd over de realisering van 900 woningen in Aldldn. Wij hebben pas de laatste 2 jaar het gevoel dat de prijs daar wel wat hoger had gekund. Maar daarvoor overheerste de vraag: Raken wij ze wel kwijt? Ik herinner mij nog dat wij een paar jaar geleden in het bestemmingsplan Goutum een differentiatie hebben aangebracht zodanig dat de terreinen die aan de buitenkant van de lokaties lagen aanzienlijk hoger wer den geprijsd dan de kavels die midden in de lokaties lagen. Wij hebben dat toen gedaan met het idee: Dit kon wel eens boven de markt uit gaan. Het is ondanks het feit dat wij wat onze vrije kavels en onze premie-kavels betreft duurder zijn dan de ons omringende gemeenten - in sommige gevallen zijn wij zelfs aanzienlijk duurder - gelukt om de kavels tegen de prijzen die wij stelden te verkopen. Nu zitten wij met Camminghaburen niet met de vreugde: Daar zullen wij wel wat aan overhouden, daar zitten wij weer met de vraag: Hoe redden wij het. Daar is het zelfs zo dat wij een lokatiesubsidie van 5.000,— aan vragen. Als er over de vrije kavels aan het water gepraat wordt dan is er eerder angst dat wij die kavels tegen de prijzen die daarvoor gevraagd moeten worden niet kwijt raken dan dat wij verwachten dat wij ze wel kwijt raken. Nog heel recentelijk is de waarschuwende vinger opgeheven: Is dit wel een concur- rentieprijs t.o.v. de omliggende gemeenten? Ik zie dus op dit moment heel weinig mogelijkheden om in normale bestemmingsplannen over te houden, afgezien van de moeilijkheden die daar misschien ook pro cedureel nog aan vast zouden kunnen zitten. U weet dat er bruine en blauwe boekjes zijn uitgegeven vanwege het ministerie, ik weet niet of er nog anders gekleurde boekjes zijn, rode niet. (De heer Knol: Dat is 1 5 jaar geleden al uitgegeven.) (De Voorzitter: Er zijn wel rode boekjes, maar die zijn niet van het departement.) Ja, maar daar neemt niet iedereen op dezelfde wijze kennis van. (De Voorzitter: Nee, misschien zou het voor sommigen wel goed zijn dat te doen.) Inderdaad, sommigen zouden het be ter moeten lezen. Goed, ik verkondig dus op dit moment niet een duidelijk standpunt,'maar ik zet wel vraagtekens t.a.v. de vraag hoe het anders zou kunnen. Voor een aantal bedrijfsterreinen zijn wij wat de prijzen betreft ook al aanzienlijk omhoog gegaan. U weet dat wij voor het Lijempf-terrein voor het blok gezet zijn in die zin dat het lokatiesubsidie niet afgestemd is op de prijzen die wij normaal vragen, maar meer op prijzen die een relatie hebben met andere situaties dan met onze situatie. Dan nog iets over de anti-speculatiebepalingen. Wij hebben er een korte discussie over gehad i.v.m. Oldegalileën t.a.v. het plan Mariahof. Ten aanzien daarvan zijn wij tot de conclusie gekomen dat het voor die woningen niet voldoende relevant was. Maar ik dacht wel dat wij nog eens zouden moeten be kijken of wij voor Camminghaburen hier toch nog wat meer aandacht aan zouden moeten besteden. Dat betekent dat wij, als wij van mening zijn dat wij dat moeten bekijken, daarmee zeker klaar zullen moe ten zijn voordat wij de verkopen in Camminghaburen realiseren. 4. Stadsvernieuwing. a. organisatie. De heer Janssen: In het antwoord op vraag 107 schrijft u o.a.: „In incidentele gevallen zou het prak tisch kunnen zijn de Stadsvernieuwingskorporatie in te schakelen." Men doelt dan op het verrichten van een bouwtechnisch onderzoek. Is de Stadsvernieuwingskorporatie daar wel voldoende voor toegerust? Zou u een voorbeeld kunnen noemen van een incidenteel geval, ik bedoel, wanneer kunnen wij de Stadsver nieuwingskorporatie dan inschakelen, wanneer is dat het beste? Dan heb ik nog een vraag over de punten 109 t.e.m. 111 U schrijft in het antwoord op deze vragen dat er 2 rapporten uit zullen komen. Uit het antwoord begrijp ik dat die rapporten in de Commissie Ruim telijke Ordening besproken zullen worden. Ik begrijp dit misschien verkeerd, misschien is het de bedoe ling dat die rapporten in de raad besproken zullen worden. Als dat laatste het geval is en als die rapporten niet alleen besproken worden in de Commissie R.O. dan wacht ik liever eerst die rapportage af. Mevr. Visscher-Bouwer: Het is, dacht ik, wel bekend dat op het moment in een paar wijken, n.l. in Bornia en in Oldegalileën, het contact tussen de projectgroep en de contactgroep niet zo verloopt als gewenst is. Men is daar vrij ver uit elkaar gegroeid wat de ideeën betreft en daardoor is er in deze wij ken een pat-stelling ontstaan. Wij gaan straks wel over het functioneren van de project- en contactgroe-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 45