Mr SS pen praten maar op dit moment zitten wij in deze wijken met een pat-stelling en mijn vraag is dan: Hoe moeten wij dit oplossen? Wanneer het zo blijft is er geen voortgang en dat is natuurlijk zeer ongewenst. Ook voor de mensen die daarmee bezig zijn in die wijken is het een heel nare zaak, maar van beide kan ten is het vervelend. Wat kunnen wij daar op het moment aan doen? Mevr. Brandenburg—Sjoerdsma: Punt 115. Als je zo'n vraag stelt ben je eigenlijk al een beetje bang voor het antwoord. Ik had gehoopt dat het antwoord niet zo uit zou vallen als het uitgevallen is, maar afijn. ik ben van mening dat het college de ambtenaren geen dienst bewijst met zo'n reactie en ik sta daarin niet alleen. In De Nederlandse Gemeente van de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten van 10 juni wordt de heer Rijpstra, de commissaris van de koningin, geciteerd. Het gaat dan over opleidin gen aan bestuursscholen. Hij zegt dat het CIVOB - het Centraal Instituut voor Opleidingen voor de Be stuursdienst van de lagere publiekrechtelijke lichamen - vormingsactiviteiten zal moeten ontwikkelen ge richt op de specifieke sociale vaardigheden voor inspraakambtenaren en voor ambtenaren ingeschakeld in de projectorganisatie. Op een congres van gemeentesecretarissen in 1977 worden soortgelijke geluiden gehoord, nIWillen de ambtenaren van gemeenten en provincies goed reageren op „nieuwigheden" zo als inspraak en openbaarheid dan zullen zij minstens zoveel behoefte hebben aan een vormingsproces als aan de al lang bestaande opleidingen. De stand van zaken is m.i. dat ambtenaren achter lopen in het aan kweken van vaardigheden op dit terrein t.o.v. mensen die werken in verbanden van samenlevingsopbouw en buurtopbouw en ook t.o.v. bestuurders die via hun politieke partijen scholing kunnen opdoen. Binnen genoemde groeperingen is men ook al veel meer gewend om door het publiek of door de burgers, hoe je het ook maar noemen wilt, ter verantwoording te worden geroepen. Het probleem ontkennen lost niets op en daar is ook niemand mee gediend. Ik kan dit onderwerp moeilijk claimen, je kunt zoiets nu eenmaal niet afdwingen, maar ik hoop wel dat er een gesprek hierover binnen de gemeente op gang komt. Kan na het antwoord van b. en w. dat gesprek niet meer worden aangekaart door b. en w. dan hoop ik dat de amb tenaren in ons aller belang zelf het probleem willen aankaarten. De heer Bijkersma: Ik heb de vraag van mevr. Brandenburg aan het college niet goed begrepen. Be doelt mevr. Brandenburg dat de ambtenaren niet voor hun taak berekend zijn? Als dat zo is dan dacht ik dat zij dat beter duidelijk kon stellen. Het is voor mij volkomen onbegrijpelijk wat zij met deze vraag wil. Mevr. Brandenburg—Sjoerdsma: Ik wil wel een toelichting geven, maar daar moet de voorzitter mij dan toestemming voor geven. (De Voorzitter: Wij werken eerst maar even deze ronde af.) De heer P.D. van der Wal: 'In dit hoofdstuk komt de Stadsvernieuwingskorporatie een paar keer ter sprake. Nu weten wij allemaal dat door de Commissie Polak e.d. voorstellen zijn gedaan - ook in de Wet Stadsvernieuwing worden die voorstellen gedaan - die de Stichting Stadsvernieuwingskorporatie finan cieel in een moeilijk parket brengen. Het college is hier ongetwijfeld ook van op de hoogte. Kunt u mee delen wat het standpunt van de gemeente is t.o.v. deze gang van zaken? Hoe denkt u de dreigende fi nanciële klappen voor de Stadsvernieuwingskorporatie op te vangen? Het is toch van groot belang voor de gemeente dat deze jonge corporatie die eigenlijk pas begonnen is zijn werk kan voortzetten. De heer Rijpma (weth.): De heer Janssen vraagt een voorbeeld van een incidenteel geval waarbij de Stadsvernieuwingskorporatie nog wat anders kan doen dan alleen individuen helpen. Ik moet eerlijk zeg gen dat de Stadsvernieuwingskorporatie ook al eens de vraag heeft gesteld: Kunnen wij ook nog eens wat anders doen dan alleen bouwaanvragen helpen te beoordelen? Die vraag is zeer recentelijk gesteld en die is door de Stadsvernieuwingskorporatie verder niet duidelijk omschreven. Bij het gesprek dat daarover kortelings heeft plaats gevonden is gezegd: In het algemeen is een bouw- en woontechnisch onderzoek een zaak van de gemeente wanneer het om de voorbereiding van stadsvernieuwingsplannen gaat. Alleen, de gemeente kan het uitbesteden. In vele gevallen is het ook een zaak van de eigenaren en dan denk ik met name aan corporatiebezit. Ik verwacht eigenlijk van de S.V.K. dat zij door deze benadering zullen aangeven in welk geval zij menen dat het een keer incidenteel zal moeten. Dan verwacht ik - ik kan het mis hebben - dat dat betrekking heeft op b.v. een groepje particuliere woningen nadat de raad al een uitspraak over de bestemming heeft gedaan. Ik zou n.l. willen voorkomen dat de S.V.K. betrokken wordt in politieke discussies. De S.V.K. heeft kort geleden bij b. en w. een begroting ingediend naar aanleiding waarvan b. en w. aan de raad een voorstel zullen doen m.n. om het voor 1978 mogelijk te maken dat het werk van de Stadsvernieuwingskorporatie voortgezet kan worden. De raad zal dus ook kennis kunnen ne men van de voorwaarden die aan dat voorstel zijn verbonden en daaraan wel of niet zijn goedkeuring kunnen verlenen. De Stadsvernieuwingskorporatie kan van te voren van deze voorwaarden kennis nemen VJ 82 zodat zij ook in staat is om tijdig met de raadsleden van gedachten te wisselen over het wel of niet juist zijn, het wel of niet doeltreffend zijn van de door b. en w. voorgestelde bepalingen. Verder is het zo dat de 250,-- regeling - de 500,— regeling is niet van toepassing - van toepassing is mits het om bouw projecten' gaat van ten minste 15.000,—. Daar zit een knelpunt en maandag heeft ondergetekende sa men met de Stadsvernieuwingskorporatie een gesprek met een lid van de Vaste Kamercommissie om eens te kijken of hieraan iets gedaan kan worden en zo ja, op welke wijze. Dank zij de subsidieregeling is vooral in die wijken die het aangaat de neiging heel sterk om beneden de 15.000,— te blijven omdat men dan handje-contantje de centen krijgt om dan eventueel een jaar of twee jaar later nog maar eens te zien of er nog wat geld is om het opnieuw te proberen. De regeling die oorspronkelijk door de staats secretaris verkeerd is vastgesteld is daarna zo gewijzigd dat wij er nog niet het volle profijt van hebben; in vele gevallen hebben wij er zelfs geen profijt van. Dat zullen wij dus opnieuw toelichten in de Vaste Kamercommissie. (De heer P.D. van der Wal: 'Kunt u iets zeggen over de termijn waarop die voorstellen in de raad komen? Komen die dit jaar nog?) Dat is een termijn van weken, of het nou 3 of 6 weken is weet ik niet. Het is een aanvraag voor 1978 en het zou dus goed zijn dat het in 1977 behandeld wordt. (De Voorzitter: Het komt in de eerstvolgende raad.) De heer Janssen heeft nog een informele vraag gesteld over de punten 109 t.e.m. 111. Het is de be doeling dat de rapporten in de raad ter discussie gesteld zullen worden. De voorbereiding is echter nog niet afgerond omdat er wel een rapport beschikbaar is over de projectorganisatie maar niet over de con tactorganisatie. Op dit moment kan ik ook nog niet zeggen dat het op een termijn van weken klaar komt. Er zijn een aantal deel-rapporten maar die zijn, op zijn zachtst gezegd, niet helemaal eensluidend. Dan de vraag van mevr. Brandenburg. Ik moet zeggen dat wij het antwoord min of meer gegeven heb ben om de discussie open te houden. Wij begrijpen de achtergrond van vraag 115 maar waar het naar toe zou moeten naar het oordeel van de vragenstelster was minder duidelijk. U moet het dus maar zien als een voorlopige benadering. Ik kan mij voorstellen dat u de vraag stelt, er is een speciale wijze van benade ren mogelijk in de omgang met anderen. Dat is niet iets dat je zo maar aan kunt leren, het heeft ook te maken met een stukje karakter, al moet ik er bij zeggen dat er via bijscholing wel wat aan gedaan kan worden. Het is wel zo dat, als je deze vorm van bijscholing er bij betrekt, het niet een proces is dat met enkele weken of met een enkele cursus opgelost is. Dit hangt heel sterk samen met je karakter en met de opleiding die je in een vroegere fase van je leven hebt genoten. Duidelijke opleidingscursussen waarvan je zegt: Het zou goed zijn dat er eens een van ons naar toe ging, zijn er echter niet. Als ik kijk naar de onderwijswereld, wanneer het over nieuwe didactische methoden gaat dan zijn er over het algemeen pe riodieke cursussen te over. Ten behoeve daarvan zijn er ook allerlei instituten gecreëerd om de relatie tussen student-leerling en onderwijsgevende te bevorderen. Het zou helemaal niet buiten de orde zijn wanneer er ook voor gemeente-ambtenaren een organisatie was waarop je periodiek kon terugvallen m.n. wanneer er zich wijzigende situaties voordoen. Dat is jammer genoeg niet zo. Dat betekent aan de ande re kant niet dat er bij de ambtenaren die door de gemeente met dit werk belast zijn niet de bereidheid is om te luisteren. Ik moet er ook bij zeggen dat het, wanneer het gaat om de eerste fase van een stadsver nieuwingsproject, bij voorbaat zeker is dat er tegenstellingen te voorschijn zullen komen. Daarbij is het een stuk tactiek, ook van degenen die inspreken, om hun stem via bepaalde brieven, demonstraties of weet ik wat heel duidelijk naar voren te doen komen. Dat behoort ook bij het spel. Dat spel is natuurlijk in eerste instantie aan de orde wanneer het programma van eisen, wanneer de knelpunten te voorschijn moeten komen. Ik dacht dat in de gevallen waarin de raad de uitgangspunten duidelijk heeft vastgesteld de relatie tussen contactgroep en projectgroep veel soepeler verloopt. Wanneer het gaat over het inrich ten van een deelpark, wanneer het gaat over het inrichten van het Mariahof, wanneer het gaat over de uitvoering van door de raad aanvaarde uitgangspunten of plannen, dan is de verhouding tussen project groep en contactgroep veel en veel soepeler dan wanneer het in eerste instantie gaat over tegengestelde belangen. Goed, in Oldegalileën zitten nog een paar knelpunten - dit in antwoord op de vraag van mevr Visscher -, daar proberen wij uit te komen door een nader onderzoekje daar. Wij hopen dat dat onder zoekje heel binnenkort afgerond is en dan zullen wij proberen om het zo snel mogelijk aan de raad voor te leggen om er in ieder geval de wijk zekerheid over te geven dat er öf het ene of het andere gebeurt. Hetzelfde is voor Huizum-Bornia het geval. Huizum-Bornia heeft op dit moment een nieuwe toelichting in haar bezit en er is een afspraak gemaakt dat zij daar op haar wijze op zal reageren. Ik ken die reac tie niet, het hangt een beetje van die reactie af hoe b. en w. daar op zullen reageren. Ik dacht persoon lijk dat het goed was dat de raad, nu alle dingen zo goed mogelijk boven tafel gebracht zijn, de rol speelt die hij moet spelen, n.l. de beslissende rol.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 46