23 SS 22 jy Punten 123 t.e.m. 131. De Voorzitter: Ik wil bij dit onderdeel vooraf graag de opmerking maken dat de punten 124 en 125 naar mijn mening buiten de discussie kunnen blijven; die punten zijn al in afdeling I aan de orde geweest en zijn in die afdeling geclaimd door de heren De Beer en De Jong. Het gaat bij die claim zowel om de huisvesting van de Dienst voor Sport en Recreatie als om de bestemming van het pand St. Jacobsstraat 25. De heer Janssen: Uit het antwoord op vraag 128 blijkt dat de Ned. Spoorwegen hier een heel sterke vinger in de pap hebben, het is zelfs zo dat de bestemming in overeenstemming moet zijn met de gedach ten die de Spoorwegen over dit terrein hebben voordat het station een zuidelijke ingang kan krijgen. Ik vermoed ook dat het zo is dat dan zelfs het stationsemplacement niet gesaneerd zal worden, want wat moeten ze daar met een stuk grond wanneer wij daar een bestemming voor hebben die hun niet zint. Wij zijn dus afhankelijk van de Spoorwegen; dat schrijft u ook in uw antwoord. U schrijft in uw antwoord ver der dat het geen direct nadelige gevolgen zal hebben voor de Hollanderwijk; dat ben ik niet helemaal met u eens. Wanneer wij daar een toegang tot het station zullen krijgen zal dat zeker verkeersaantrek- kend werken en dat zal dus ook weer een druk op die wijk leggen. Ik weet niet of de verkeersgeleiding dan over het terrein van de Spoorwegen geleid kan worden zodat de druk niet op de nu aanwezige be bouwing en de smalle straten komt te rusten, maar ik denk toch niet dat de Spoorwegen zich voorstellen dat daar een wegenstructuur op hun emplacement komt om een zuidelijke toegang naar het station en een doorgang naar de binnenstad te krijgen. Ik dacht dat zij meer dachten in de richting van streekkantoren of iets dergelijks; daar is, meen ik, al eens over gesproken. Ik zou wel graag van u willen weten of u het ook ziet als een nadeel voor de wijk dat daar een zuidelijke ingang komt. Mevr. Van Dijk-van Terwisga: De punten 130 en 131 gaan over de Landbuurt. Uit de vragen blijkt toch wel dat men verontrust is over het feit dat het terrein Landbuurt zo lang braak ligt. In uw antwoord zegt u dat de plannen van de Vereniging voor Volkshuisvesting niet konden worden aanvaard. Ik zou daar graag wat meer over willen weten, misschien kunt u daar nog even een toelichting op geven. Verder lees ik dat u nu weer een plan voor lokatiesubsidie hebt ingediend. Hebt u daar al een reactie op gekregen? De hear Miedema: Ik haw hwat oer deselde punten dêr't mefr. Van Dijk nei frege hat. Ik haw bigryp foar it antwurd fan b. en w. Der binne op dit momint gjin plannen; jimme wolle earst de tasizzing fan de minister hawwe foar lokaesjesubsydzje en dan sil der in plan makke wurde. Nije plannen hawwe gjin sin hwant wy moatte earst witte hwer't wy finansieel steane. Dat is allegearre to bigripen. Fan de oare kant is it fansels wol sa, dit terrein kin der net altyd sa lizzen bliuwe. Oan it bigjin fan dizze gearkomste haf it kolleezje al hwat sein oer in gesprek dat der op it ministearje west hat; der waerd by sein dat der op koarte termyn dudMkheit komme sil yn dizze saek. Persoonlik twifelje ik wol hwat dat der lokaesjesub- sydzje komme sil sunder dat der in plan is, it soe my tige meifalle as dat al sa wie, mar hwa bin ik. Ik soe graech fan it kolleezje de tasizzing hawwe wolle dat, as der foar mids 1978 gjin dudlikheit is en op dracht jown wurde kin om in plan to untwikkeljen, it dan oan de ried foarlein wurdt om in bislissing: Hoe moatte wy hjir mei. Wy kinne net oan it wachtsjen bliuwe, der moat in kear hwat barre. De heer P.D. van der Wal: In het antwoord op vraag 129 staat dat er een voorlopige grondaanbieding is gedaan aan de A.B.N. U heeft daarin een aantal stedebouwkundige voorwaarden opgenomen. Nu heb ik in de b. en w.-notulen gelezen dat er wordt gesproken over één of meer etalages op de begane grond aan de Prins Hendrikstraat. Ik dacht toch duidelijk te weten dat in de raad destijds de toezegging is ge daan dat er een winkelfunctie zou komen. Is het juist dat in de voorwaarden van b. en w. alleen over eta lages wordt gesproken en niet over winkels? Zo ja, denkt u dat verzuim dan alsnog te herstellen? Kunt u ook meedelen - ik ben gewoon een beetje nieuwsgierig - wie de architect wordt? Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Eerst ook even iets over punt 129. Is het waar dat er een andere brief is gestuurd naar de A.B.N.? Als dat zo is kan die dan net als de vorige brief ter inzage worden gelegd? (De Voorzitter: Die moet ter inzage liggen. Als dat niet het geval is dan is er een fout gemaakt.) Ik heb de laatste dagen niet gekeken, dus hij kan er nu liggen. (De heer Rijpma (weth.): Hij moet er al veel lan ger liggen dan een paar dagen.) (De Voorzitter: De brief moet al wel 3 weken geleden ter inzage zijn ge legd.) Goed, dan komt dat dus nog wel. (De Voorzitter: Er is duidelijk in b. en w. afgesproken dat de brief ter inzage zou worden gelegd; als hij er niet ligt dan komt dat nog wel.) Fijn. Dan iets over de Landbuurt, de punten 130 en 131 Dat is een lang lopende zaak. Ik zou graag een inlichting willen hebben over het volgende. Op 31 mei 1976 is er een bespreking geweest bij de Prov. Dienst voor de Volkshuisvesting, daar was ook de hoofddirecteur van de D.S.O. bij aanwezig. Die heeft toen toegezegd dat er lokatiesubsidie zou worden aangevraagd; in ieder geval bleek uit die bespreking dat het zinvol was om die aanvraag op dat moment in zee te sturen. Achteraf blijkt dat die aanvraag pas weggegaan is in juli 1977; daar zitten dus 14 maanden tussen. Ik zou graag willen weten wat daarvan de reden is geweest. Dan wilde ik u nog in kennis stellen van onze vrees dat hier doordat het zo verschrik kelijk lang duurt een mogelijkheid om sociale woningbouw te plegen verloren gaat; ik denk dat het feit dat de heer Miedema zegt dat hij over ruim een halfjaar wil weten hoe het zit daar eigenlijk ook op be rust. Dan wilde ik u nog vragen of het niet mogelijk is om te proberen bij het ministerie een soort voor lopige toezegging los te peuteren zodat er een plan kan worden ontwikkeld. De heer Rijpma (weth.): Ik wilde eerst de Landbuurt maar even aanpakken. Er zit een geschiedenis aan de Landbuurt vast. In 1975 is vastgesteld dat het Focus-project geen voldoende subsidiemogelijkhe den had. Daarna is over dit gebied gestoeid in het tot stand komen van het ontwerp-bestemmingsplan Vo gelwijk; op welke wijze dat is gebeurd weet ik op dit moment niet precies. Daar is uit gerold een door de Vereniging voor Volkshuisvesting ontwikkeld plan dat zich baseerde op rendabele woningbouw, dus zonder subsidie, öf in de huursector - dan werden het dus duurdere woningen - of in de koopsector. (De heer De Beer: Mag ik nu even een vraag er tussendoor stellen? Was dit een verzoek van de gemeente aan de Vereniging voor Volkshuisvesting of was het eigen initiatief?) De hoofddirecteur van de D.S.O. fluis tert mij in dat het eigen initiatief was. Dat eigen initiatief heeft zich waarschijnlijk afgespeeld in het kader van de gesprekken over de realisering van het plan Vogelwijk. Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Het was misschien wel eigen initiatief, maar dan moet er wel even ge zegd worden wat dat eigen initiatief was. Had dat betrekking op het feit: Wij stappen af van huurwonin gen en wij gaan naar koopwoningen? Ik meen dat dat niet het geval was, dat is, meen ik, door de Ver eniging van Volkshuisvesting niet gesteld, die ging uit van een plan van huurwoningen in de sociale sec tor. Het plan was wel eigen initiatief van de Vereniging voor Volkshuisvesting. Ik heb een heel pak cor respondentie van iedereen die er bij betrokken was en daar blijkt uit dat de architect dat wel een keer heeft laten vallen en dat het ook vanuit de dienst wel eens is geopperd, maar de Vereniging voor Volks huisvesting heeft altijd op het standpunt gestaan dat het plan moest worden uitgevoerd in de sociale sec tor. De heer J. van der Wal: Misschien mag ik hier even op reageren. Ik meen dat in 1976 na veel aan drang van de kant van de gemeente door de Vereniging voor Volkshuisvesting is gezegd: Wij hebben al les onderzocht om subsidie te krijgen voor de Focus-woningen, wij kunnen geen subsidie krijgen, wij zet ten er een punt achter. Toen is men begonnen om woningen te ontwikkelen met de gedachte die in de so ciale sector te realiseren; in dat kader is toen ook gesproken over het lokatiesubsidie. Bij het ontwikke len van die plannen heeft men in acht moeten nemen de richtlijnen die het stedebouwkundige bureau Veg- ter en Vijn heeft verstrekt. De bouwplannen kwamen klaar, men is aan het rekenen geslagen en toen kwam men op huurprijzen van, uit het hoofd gezegd, meer dan 500, per maand. Dat bleek in de sociale sector niet haalbaar en toen is gesuggereerd vanuit de vereniging of van de zijde van de architect - daar blijf ik even buiten -: Doe het dan in de ongesubsidieerde sector. In dat kader hebben b. en w. gezegd: Nee, wij willen toch coute que coute proberen hier sociale woningen te bouwen. (Mevr. Brandenburg- Sjoerdsma: Wij hoeven er hier nu niet over te touwtrekken, maar de Vereniging voor Volkshuisvesting heeft toen onmiddellijk een brief geschreven naar de gemeente en daarin gezegd dat zij zich van die opmer kingen van de architect distantieerde en dat zij altijd de bedoeling heeft gehad om het plan te realise ren in de sociale sector.) Dat klopt wel en ik dacht dat b. en w. op dezelfde toer zaten, want die zijn toen begonnen te praten met het ministerie over lokatiesubsidie. En het antwoord op de desbetreffende vraag moet nog binnenkomen. De heer Rijpma (weth.): Ten behoeve van dat lokatiesubsidie is dus een stedebouwkundig uitgangs punt voor dat gebied aan het ministerie voorgelegd. (Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Is het niet zo dat een opzet van grondkosten voldoende is?) Nee, het ministerie beoordeelt ook wat er dan gebouwd wordt, stedebouwkundig plan en grondkosten worden in samenhang beoordeeld. (Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Is het dan niet overbodig dat wij zonder plan lokatiesubsidie hebben aangevraagd?) Het kan in twee fasen; wanneer duidelijk is wat alles gaat kosten, wat de huren en weet ik wat allemaal worden op basis van een plan, wordt pas definitief het lokatiesubsidie toegezegd; dat subsidie wordt ook niet toegezegd aan de gemeente maar aan de bouwer; om te kunnen komen tot een bestemmingsplan met daarop de catego rieën woningen die er gebouwd zouden moeten worden is aan het ministerie op basis van de stedebouw kundige uitgangspunten - dat gebeurt met Camminghaburen ook - gevraagd: Is het bij deze kostencalcu- latie en bij deze plannen mogelijk om lokatiesubsidie te krijgen, en zo ja, hoeveel? Wanneer daar het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 49