26 36 kunnen blijven in een wild- of natuurplantsoen, hoe je het maar wilt noemen, zoals ik dat in mijn vraag heb bedoeld. Pas na 6 7 jaar zal dan een selectie van bomen moeten plaats vinden, in tegenstelling met bosplantsoen blijven dan de bomen die gekapt zijn ter plaatse liggen, evenals het andere groenafval; dit werkt volgens mij ook kostenbesparend. De randen m.n. aan de zijde van de woonbebouwing zullen slechts wat bijgehouden kunnen worden omdat men nu eenmaal niet graag brandnetels en distels ziet, ondanks het feit dat die laatste ook mooi kunnen zijn. Paden in de bedoelde plantsoenen zou ik in dit geval zo gering mogelijk in aantal en zo smal mogelijk willen zien. Ook de bestaande bosplantsoenen zouden hier in betrokken kunnen worden voor zover dat mogelijk is. Daarnaast acht ik het gesitueerde plantsoenge- bied langs het oosttangent in Camminghaburen hier zeer geschikt voor. Daar de reeds aangelegde bos plantsoenen nogal in een strak geheel zijn gerealiseerd en de oevers van de aangrenzende waterpartijen erg regelmatig zijn gemaakt zou wellicht een z.g. wildplantsoen in Camminghaburen - ik zie dat dus min of meer als een rustgebied - minder regelmatig en veel minder strak aangelegd kunnen worden. Mijn vraag in deze is: Zou dit eens bekeken kunnen worden binnen de Plantsoenendienst? De heer Muller: iDe heer Groenewoud heeft het natuurlijk nogal toegespitst op Camminghaburen. Wat wij met de randen in Camminghaburen zullen moeten gaan doen weet ik nog niet. Er is een rapport op gesteld op welke wijze hier het aantal decibels is terug te brengen tot het aanvaardbare, er zijn enkele suggesties gedaan en daarbij krijg je een vrij intensieve en regelmatige regelbeplanting wil je daaraan voldoen. In hoeverre daarin past wat de heer Groenewoud naar voren brengt kan ik op dit moment onmo gelijk zeggen. De Voorzitter: Dat betekent dat dit nog een keer bekeken kan worden. (De heer Muller: Het moet nog bekeken worden, ik weet niet in hoeverre dit er in past.) De opmerkingen van de heer Groenewoud wor den dus meegenomen als het totaal onder ogen wordt gezien. De heer Groenewoud: Ik herinner mij wel de plannen m.b.t. jeen regelplantsoen in de strook langs de Groningerstraatweg; die liggen vrijwel vast. Maar ik ben dit in het kader van het platsoen langs de oost tangent nog niet tegengekomen, hoewel ik duidelijk onderken dat daar ook een geluidsbarrière moet wor den aangelegd. Het plantsoen dat ik voorsta zal hierin volgens mij voor een belangrijk deel een functie kunnen vervullen. De hele opzet is alleen anders dan bij de regelbeplanting die voorgesteld wordt voor de strook langs de Groningerstraatweg. De heer Muller: Het is met de strook langs de Groningerstraatweg in principe wel hetzelfde als met de strook langs de oosttangent, want bij beide moet ongeveer in de maat van 75 a 80 meter gezocht wor den naar een mogelijkheid om het aantal decibels tot 55 terug te brengen. (De heer Groenewoud: Ja, dat ben ik met u eens, maar of u het redt weet ik niet; ik betwijfel dat.) De Voorzitter: Er zal dus bij het verder uitwerken van de plannen rekening worden gehouden met de opmerkingen van de heer Groenewoud. C. Verkeer en vervoer. Punten 157 t.e.m. 165. De heer Janssen: In uw antwoord op vraag 161 stelt u dat de gemeente thans het initiatief zal nemen tot het treffen van maatregelen. Ik zou u willen vragen welke maatregelen u denkt te treffen. Ik hoop niet dat het zo wordt als op de Nieuwestad waar je tegenover Schweigmann ineens op het trottoir een aantal fietsrekken tegenkomt; als dat de oplossing wordt op de Wirdumerdijk dan vind ik het slechter wor den in plaats van beter. Mevr. Visscher-Bouwer: In vraag 159 wordt gesproken over het gebruiken van delen van trottoirs als fietspad. In het antwoord staat dat u bereid bent aan de genoemde mogelijkheid aandacht te schenken. In de vraag worden een paar voorbeelden genoemd, maar ik dacht dat het wel op meer plaatsen in de stad bekeken zou kunnen worden. Ik zou graag willen dat men in de stad zou gaan kijken of er meer plaatsen zijn; ik denk eigenlijk dat dat wel het geval is. De heer Janssen: Ik heb nog een vraag n.a.v. punt 165. In het antwoord staat dat u m.b.t. een voet gangersoversteekplaats op de aansluiting Cornelis Trooststraat-d' Hondecoeterstraat advies in zult winnen 27 33 bij de Verkeerscommissie. Heeft er intussen een bijeenkomst van de Verkeerscommissie plaats gevonden en is deze zaak daar besproken en heeft u al enige richtlijnen gekregen? Mevr. Van Dijk-van Terwisga: Punt 162 gaat over woonerven. U schrijft dat er in Leeuwarden nog geen woonerven in de zin van de wet zijn en dat er alleen „woonerf-situaties" zijn gemaakt in de Trans- vaalwijk. Maar dan wordt er gezegd dat er teveel auto's geparkeerd worden in deze woonerven, meer dan er parkeervakken zijn. Ik dacht dat het bij het instellen van woonerven heel erg belangrijk was dat er voldoende voorlichting over de situatie wordt gegeven, het is iets heel nieuws waarbij juist de voetgan gers in de woongebieden niet gestoord worden door motorrijtuigen. Ik zou graag aan willen dringen op een goede voorlichting. De heer Rijpma (weth.): Ik weet op dit moment niet in welke richting wij de oplossing van de kwes tie van de Wirdumerdijk zullen zoeken. (De heer Janssen: Als u het in ieder geval maar niet zo doet als op de Nieuwestad gebeurd is, want dat vind ik een verkeerde oplossing.) De Voorzitter: Dit moet natuurlijk wel even een vervolg hebben. Dit punt moet op de agenda van dê Verkeerscommissie worden geplaatst, dan komt het in ieder geval aan de orde. De verslagen liggen voor de raad ter inzage; u kunt dus nagaan wat deze commissie daarover zegt. De heer Rijpma (weth.): De kwestie van de voetgangersoversteekplaats is nog niet in de Verkeers commissie geweest; dat moet nog gebeuren. Uiteraard moet er een goede voorlichting zijn bij het inrichten van woonerven. Ik heb alleen de in druk dat het b.v. in de Transvaalwijk door de connecties die men daar heeft niet aan inspraak ontbroken heeft, maar als het niet om een wettig woonerf gaat kan er niet opgetreden worden als er naast het par keervak dat in het gebied aangegeven is geparkeerd wordt. Dat er naast plaatsen van auto's gebeurt door de bewoners van het gebied omdat ze niet één auto hebben en ook de tweede auto dicht bij huis brengen, net zo goed als de kinderen tot aan het hekje fietsen rijdt men ook met de auto tot de voordeur. Boven dien is er een zekere druk vanuit de situatie van het Diakonessenhuis en ook van daaruit probeert men toch de auto kwijt te raken. Een ander gebied met woonerfsituaties hebben wij nauwelijks. Je zou hoog stens kunnen zeggen dat het er in Aldlan hier en daar een klein beetje op lijkt, maar daar is de druk veel minder groot en zijn de problemen dus ook kleiner; daar is ook veel meer ruimte. Mevr. Visscher heeft gevraagd of er op meer plaatsen in de stad nagegaan kan worden of er meer mo gelijkheden voor fietsers kunnen komen; in vraag 159 worden een aantal voorbeelden genoemd. Misschien dat de heer Muller er iets van kan zeggen. De heer Muller: Ik geloof dat het echt de moeite waard is om deze zaak nog eens nader te bekijken. Punten 166 t.e.m. 176. De hear Miedema: It antwurd op fraech 176 is lang mar it bifrediget my net en ik snap it ek net; dat leste sil him miskien wol oan my lizze. Vn it foarste plak de twadde brege oer it Van Harinxmakanael Yn it antwurd stiet dat, as it Forkearsstruktuerplan foar de gemeente Ljouwert klear is, de plannen foar de twadde brêge makke wurde sille; dêr stiet dan by dat dy wierskynlik troch de provinsje réalisearre wur- de sil. Ik tocht dat, as der ien ding fêstleit yn Ljouwert, dat de Eastergowei is. It untgiet my dêrom - mar dat sil wol oan my lizze - hwer't op wachte wurdt. It forwunderet my dat, as der in rykswei de gemeen te Ljouwert binnen komt, de provinsje dan de brêge oanleit; dêr soe ik graech in ynformaesje oer hawwe wolle. Fierder wurdt der praet oer de südtangint. Men docht dêroer krekt as is men der drok mei dwaen- de, der binne krediten biskikber steld yn 1970 en 1971 foar de Spoorwegen, Dwars, Heederik en Verhey hawwe yn 1976 krediten krigen foar de brêgen. Mar it swierste punt sit fansels yn de léste sin: „Zodra het definitieve tracé van de zuidtangent zal zijn vastgesteld en de juiste plaats van de onderdoorgang kan worden aangegeven zal met de voorbereiding van deze werken door de N.S. een begin worden gemaakt." It definitive trasé moat yn wêzen fêststeld wurde troch it ryk, hwant it ryk moat sizze hwer't dizze dyk en op hokker wize dizze dyk rykswei 32 kruse sil. It ryk is oant op dit momint net thus as wy dêrnei freeg- je. Wy kinne dus net bigjinne mei grounoankeap, wy hawwe yn 1970, 1971 en 1976 krediten biskikber steld mar dy kinne net brukt wurde hwant net ien wit hwer't dy dyk komt to lizzen. As jo dan dit antwurd leze dan soenen jo sizze: Men is drok dwaende, mar yn wezen bart der neat. Nou is myn fraech: Hoe krije wy dit op gong? As wy wier fan bitinken binne dat der hwat barre moat dan sille wy dochs it ryk - miskien hat it kolleezje it wol dien - efter de fodden sitte moatte om to witten to kommen hwer't dy dyk komt en hwer't dy dyk rykswei 32 kruse moat. As wy dat witte dan kin it Grounbidriuw bisykje de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 51