Z'/OLj
overige 50% aan woningzoekenden bestaat uit alleenstaanden en onvolledige gezinnen, hun positie is
moeilijk en binnen afzienbare tijd valt daarin weinig verbetering te verwachten. Uw antwoord op vraag
232 troost mij, u bent het in principe eens met hetgeen ik in de vraag heb gesteld. Maar als de nood
hoog is en naar mijn mening toch wel hoger dreigt te worden dan neem ik toch aan dat wij in moeten
spelen op die situatie. Uiteraard ben ik het met uw nadere uiteenzetting eens in zoverre dat u helaas in
uw antwoord voorbij gaat aan de noodzaak die hier duidelijk aanwezig is om iets aan de problematiek te
doen. Voor hetgeen u stelt m.b.t. de stedebouwkundige aspecten heb ik volledig begrip, maar met kaal
slag en langdurige leegstand als de woningen in kwestie in een grote behoefte voorzien heb ik erg veel
moeite. De onderhoudstoestand wordt in het antwoord ook even aangehaald. Die kan inderdaad beneden
de maat zijn, maar de categorie die met huisvestingsmoeilijkheden kampt neemt - dat zult u kunnen on
derkennen - meestal wel genoegen met deze toestanden, althans als het tijdelijke huisvesting betreft.
Bovendien pleegt men ook zelf nog wel eens wat te willen doen aan het opknappen van een huis. Daar
om ben ik van mening dat ondanks het verbeteren van wijken - daar heb ik uiteraard alle waardering
voor - en gezien de situatie op de woningmarkt ernstig dient te worden overwogen om in dit kader te
gaan denken aan de instandhoudingsregeling. Deze regeling kan naar mijn idee voor de naaste toekomst
een oplossing brengen of kan althans de moeilijke periode die dreigt overbruggen.
Dan nog iets over punt 233. Bescheidenheid siert de mens. De V.A.C., de Vrouwenadviescommissie,
vroeg altijd te weinig, zo is de informatie, en betaalde daardoor veel zelf. Nu vraagt men een redelijk
subsidie en u zegt: Ho. Op de vraag of u op de hoogte bent van datgene wat de aanleiding is om het sub
sidie van 1 .850,te vragen blijft u het antwoord schuldig. Indien het financiële beleid van de V.A.C,
sympathiek bij u over komt en wanneer u doordrongen bent van de zuivere motieven die hebben geleid
tot de aanvraag van 1 .850,zou ik willen vragen om dit subsidieverzoek nog eens te bekijken en de
beslissing te herzien.
Mevr. Visser—van den Bos: jlk zou graag iets willen vragen over de werkgroep of de commissie die
zich bezig houdt met de huisvesting van alleenstaanden en kleine huishoudens, ik meen tenminste dat
wij daar een werkgroep of een commissie voor hebben. Kunt u iets over het functioneren van die werk
groep of commissie vertellen? Verder zou ik graag willen weten of wij gebruik gemaakt hebben van de
naar mijn mening bestaande mogelijkheid om subsidie voor die werkgroep of commissie te krijgen.
Ik wil bijzonder graag het pleidooi van de heer Groenewoud m.b.t. het subsidieverzoek van de
V.A.C. onderstrepen omdat mij de hele gang van zaken daar bekend is. Er wordt inderdaad als zuinige
huisvrouwen met geld om gesprongen, ze vragen heel, heel voorzichtig en het is bijzonder jammer als
dan op dat subsidieverzoek gekort wordt.
De heer Eijgelaar (weth.): M.b.t. de opmerkingen die de heer Groenewoud heeft gemaakt n.a.v. punt
232 meen ik wel te kunnen stellen dat in het algemeen eerst toch wel een vrij gedetailleerd onderzoek
wordt ingesteld naar de woningen die er zijn en dat getracht wordt om toch op een zo verantwoord mo
gelijke wijze te beslissen wat er met de woningen, en dan m.n. met de woningen in de Schil, moet ge
beuren. Op dit moment zijn verschillende projectgroepen bezig te inventariseren wat het woningbestand
is, dat gebeurt zoveel mogelijk in overleg met de huurders, met de woningbouwcorporaties en de ande
re eigenaren van de woningen. Als woningverbeteringsplannen redelijkerwijs realiseerbaar zijn dan ko
men die in de raad aan de orde; als er anderszins wat gaat gebeuren met deze woningen, als b.v. op gro
tere schaal tot amovatie zou moeten worden besloten, dan komt dat zeker ook in de raad aan de orde.
De raad kan per geval bekijken wat er moet gaan gebeuren. Ik dacht dat wij dan in alle vrijheid de ge
legenheid hadden om daar samen nog eens over van gedachten te wisselen. In het algemeen dient de
huisvesting op dit moment gelet op de situatie waarin wij verkeren zoveel mogelijk gehandhaafd te blij
ven.
Dan heeft de heer Groenewoud een opmerking gemaakt en een vraag gesteld over punt 233, het sub
sidie van de V.A.C. Mevr. Visser-van den Bos heeft zijn woorden wat dit aangaat onderschreven. Het is
zo geweest dat de afgelopen jaren de Vrouwenadviescommissie kon putten uit een reserve die zij in voor
gaande jaren uit subsidies had gekweekt. Het is niet zo dat zij uit eigen middelen betaalde; zij moest
wel uit de gekweekte reserve bijpassen, maar die reserve was ontstaan uit subsidies, ook uit subsidies
van de gemeente. Er is nu een vrij forse verhoging van het subsidie aangevraagd. Wij hebben gezegd:
Een verhoging van 25% is toch ook een behoorlijke verhoging en gelet op de activiteiten die op dit mo
ment naar onze mening ondernomen moeten worden en gelet op het feit dat men ook bij de woningbouw
corporaties subsidie heeft aangevraagd - als ik goed gei'nformeerd ben zal daar wel positief op worden
gereageerd -, menen wij dat wij op dit moment met dit bedrag kunnen volstaan.
Mevr. Visser heeft gei'nformeerd naar de stuurgroep die bestaat voor het voorbereiden van het plan
voor de huisvesting van één- en tweepersoons huishoudens. In deze raad is die kwestie destijds aan de
3 /OS
orde geweest. De raad heeft toen de stuurgroep ingesteld en samengesteld. De stuurgroep maakt inder
daad gebruik van de subsidiemogelijkheden die door V.R.O. beschikbaar zijn gesteld. Eigenlijk moet ik
het anders zeggen, het is een stuurgroep die in opdracht van V.R.O. door onze raad is ingesteld en het
is eigenlijk ook een opdracht van V.R.O. - wij werken daar overigens van harte aan mee - dat er een
enquête gehouden is en dat er een rapport samengesteld wordt om te zien wat nu werkelijk de behoefte
is aan woonruimte voor deze categorie mensen. De stuurgroep heeft al diverse malen vergaderd en werkt
nauw samen met de Nationale Woningraad en het ministerie om tot een verantwoorde advisering te ko
men.
De heer Groenewoud: Wat betreft punt 232 heeft de wethouder gezegd dat die zaak terug komt in de
raad. Ik stel mij voor dat u met datgene wat hier nu over de tafel gekomen is t.z.t. rekening zult houden
bij het samenstellen van de raadsbrief als dit punt opnieuw aan de orde komt.
De heer Eijgelaar (weth.): Alle resultaten die de diverse projectgroepen tenslotte in rapporten vast
leggen zijn bespreekbaar. Ik dacht dat dat t.z.t. hier gewoon aan de orde komt.
De heer Groenewoud: Het betoog van de wethouder m.b.t. het subsidie voor de V.A.C. spreekt mij
niet zo aan. Ik zou toch wel graag onder voorbehoud dit punt willen claimen.
De Voorzitter: Kunt u iets concreter zeggen wat u bedoelt met het claimen onder voorbehoud?
De heer Groenewoud: Ik wil deze kwestie eerst nog eens even bespreken in de fractie.
De Voorzitter: Ik wil graag dat u - dat geldt ook voor de andere raadsleden die onder voorbehoud
een punt claimen - dan binnen heel korte tijd laat weten of u uw claim handhaaft. Wij moeten direct na
afloop van de afdelingsvergaderingen aan de raad de geclaimde punten meedelen, want die vormen na
tuurlijk onderdeel van de plenaire zitting. Als u zegt „onder voorbehoud" dan betekent dat één van
tweeën: Wij zetten het op de lijst met de opmerking „onder voorbehoud" of u zegt uiterlijk op de dag
van de laatste afdelingsvergadering of de claim doorgaat of wordt ingetrokken. Dit is alleen een proce
durekwestie. (De heer Knol: Het lijkt mij het beste die punten maar op de lijst van geclaimde punten te
zetten.) Ja, dat kan, dan kan in de plenaire zitting altijd nog gezegd worden dat er geen behoefte is
gebruik te maken van de claim. Ik wil aan de andere kant wel zeggen: Er moet ook niet te gemakkelijk
een punt geclaimd worden, want dan dwalen wij af van de opzet van de afdelingsvergaderingen. Wan
neer men geen bevredigend antwoord krijgt van het college en men wil het punt beslist opnieuw aan de
orde hebben dan kan het punt geclaimd worden; dat is de opzet. (De heer Knol: Wij kunnen hier hele
maal niet uit de voeten, wij kunnen in deze vergadering geen koerswijziging voorstellen.) Nee, dat is
ook zo. Als u meent dat er een andere beslissing moet komen of een andere koers dan moet u het punt
claimen. Er wordt dus nu genoteerd dat de heer Groenewoud en mevr. Visser-van den Bos - ik neem aan
dat zij zich bij deze claim aansluit - het punt m.b.t. het subsidie voor de Vrouwenadviescommissie clai
men.
B. Woningbouwcorporaties.
De heer Knol: Uit het antwoord van het college op vraag 236 kunnen wij opmaken dat de medezeg
genschap van de huurders in belangrijke mate wordt verbeterd door het in werking treden van het nieu
we artikel 14 van de Woningwet. Ik mis nog een paar dingetjes in het antwoord. In de eerste plaats dit.
Over de rechtspersoonlijkheid van de woningbouwcorporaties wordt helemaal niet gesproken. Ik kan mij
voorstellen dat bij bepaalde rechtspersoonIijkheden een heleboel van deze toezeggingen gewoon ach
terwege kunnen blijven omdat die zijn ingebakken in de structuur van de woningbouwcorporatie. Dan mis
ik ook - hier worden dus een aantal eisen gesteld aan woningbouwcorporaties - de sancties die er tegen
over staan wanneer niet aan die eisen wordt voldaan en op welk moment die sancties in werking treden
naar de tijd en naar de aard van het in gebreke blijven gemeten.
De heer Van der Wal: Vraag 236 luidt eigenlijk: „Op welke wijze kan de gemeente bevorderen dat
de invloed van de huurders op het beleid van de woningbouwverenigingen en het gemeentelijk woning
bureau wordt verbeterd? Nu somt u in het antwoord op wat een nieuw besluit allemaal regelt. Wat de
woningbouwverenigingen betreft kan de gemeente waarschijnlijk niet rechtstreeks zeggen: Wij nemen dit
over of wij nemen dit op deze termijn over. Maar wat het Gemeentelijk Woningbedrijf betreft hebben
wij de rijksoverheid niet nodig om dit beleid als het ware stante pede uit te voeren. Mijn vraag is dus