J-/03 laten van het pand niet meer mogelijk was. Wij hebben helaas niet zoveel panden in dat gebied in ons 1bezit. Wij hebben wel getracht om aangrenzende panden van de eigenaar over te nemen tegen een re delijke prijs om dan het geheel te kunnen renoveren, maar dat is tot op dit moment helaas niet gelukt. Mevr. Brandenburg zegt: Als je nu eens meteen Jongerenhuisvesting inschakelt en vraagt hoe het ge beurd is met Fribourg. Wij hebben er geen enkel bezwaar tegen om de panden via de Stichting Jonge renhuisvesting te verhuren. Ik zeg heel duidelijk „via" want rechtstreeks verhuren aan Jongerenhuis vesting die de panden dan weer doorverhuurt mag eigenlijk niet. De minister zal daar ook bezwaar te gen aantekenen. Het is nog onlangs - ik meen verleden week - in een gesprek van een consulent van het ministerie met de Woningvereniging Leeuwarden en de stuurgroep aan de orde geweest. Getracht zal worden om een bepaalde vorm te vinden om misschien aan deze bepaling te kunnen ontkomen, zo dat het toch mogelijk wordt gemaakt. Maar er moet op dit moment een rechtstreekse band zijn tussen eigenaar/verhuurder en huurder. Ik wil de raad wel opnieuw toezeggen dat wij ons uiterste best zul len doen om te trachten panden die door de gemeente verworven worden voor afbraak te behoeden en een procedure te vinden dat verhuur inderdaad sneller kan verlopen om op die manier te proberen ook die huisvesting zo goed mogelijk in stand te houden. De vraag van mevr. Van Dijk m.b.t. het complex Simon de Vliegerstraat heeft de voorzitter bij interruptie al beantwoord; dat complex was nog niet in ons bezit toen de betreffende vraag werd be antwoord. De heer Miedema heeft gevraagd naar het tekort op de woningcomplexen die in het antwoord op vraag 238 worden genoemd. Ik weet niet hoe groot dat tekort is, ik weet wel dat het om een enorm bedrag gaat. Het totaal is wel bekend. (De Foarsitter: De forgoeding fan de wethalder is, liket my ta, ek net sa geweldich.) (Laitsjen) In totaal weten wij het wel, het is niet uitgesplitst, maar het moet wel uit de stukken te halen zijn. Ik heb de gegevens hier niet. Natuurlijk zou je snel op moeten rui men en moeten zorgen voor vervangende woonruimte, maar dat laatste is duidelijk het probleem, voor al in deze tijd is dat het probleem. Als de woningmarkt straks wat ruimer gaat worden - laten wij gok ken op een paar jaar, 1979 of zo - en wij wat meer mogelijkheden hebben dan kunnen wij ook tot snellere amovering over gaan. Dan zal er ook, als er weer een doorstroming op gang komt, ongetwij feld vervangende woonruimte komen in de daarop volgende gebieden, dat is althans wel te hopen. Daar moeten wij het ook van hebben m.n. voor de huisvesting van de één- en tweepersoons huishou dens. Dat wacht eigenlijk gewoon op de nieuwbouw die snel gerealiseerd moet worden. Voor die tijd zullen er weinig mogelijkheden zijn en voor die tijd is het ook bijna onmogelijk om tot versnelde amo vering van deze panden over te gaan, behalve voor de pandjes die als bedrijfsruimte gebruikt worden. Ik kan nog zeggen dat het totaal van het tekort op saneringspanden ruim Ij miljoen is. (De heer Van der Wal: In de opsomming staat ook Schilkampen genoemd. Het hangt wat dat complex betreft toch he lemaal af van de stedebouwkundige ontwikkelingen of wij Schilkampen überhaupt willen slopen?) Dat is zo, er kan ook besloten worden tot renovatie. (De heer Van der Wal: Er kan niet alleen over sloop worden gepraat.) Wij slopen op Schilkampen op dit moment ook niet. Het Woningbedrijf onderhoudt daarover nauw contact met de D.S.O. en gaat ook niet tot sloop over voordat gezegd is dat dat een verantwoorde zaak is en gaat ook niet tot rehabilitatie over voordat men weet wat er in het betreffen de gebied gaat gebeuren. (De heer Van der Wal: Dan moeten de panden ook wel blijven staan zodat er nog een vrije keuze mogelijk is.) Dat proberen wij wel, ja. PAR. 6. BELEIDSSECTOR NUTSBEDRIJVEN. C. Stadsverwarming. De heer Spoelstra: In het antwoord op de vragen 252, 253 en 254 schrijft u: "De oude centrale van het P.E.B. zal vermoedelijk om bedrijfseconomische redenen niet in aanmerking komen om als warm- te-krachtcentrale te dienen." Ik zou hier wel graag wat nadere inlichtingen over willen hebben. Is dat ding verroest of verrot of helemaal niet meer in tel? Dacht u dat het bouwen van een nieuwe cen trale voordeliger was dan het gebruiken van deze oude centrale? De hear Miedema: Is it kolleezje fan bitinken dat, as de stedsforwaerming in reéle saek wêze soe, dat foar de earste fase fan Camminghabuorren noch tapast wurde kin? De heer Van der Wal: In het antwoord staat: „Stadsverwarming voor Camminghaburen zal beteke nen dat geen gasdistributienet wordt aangelegd." Is het per se èf het een of het ander? Is dat onver brekelijk aan elkaar gekoppeld? Zo ja, waarom eigenlijk? De heer Eijgelaar (weth.): Uit het technische rapport dat binnengekomen is m.b.t. deze materie blijkt gewoon dat het vrijwel uitgesloten moet worden geacht dat de oude centrale geschikt is om als voeding te dienen voor de stadsverwarming. De apparatuur is van dien aard dat het volgens de deskun digen voordeliger zal zijn om een nieuwe installatie te bouwen dan om deze installatie te gebruiken. Het is zo dat er een vrij uitgebreid rapport over stadsverwarming te verwachten is over niet al te lan ge tijd. Dat rapport zal zeker voor de raad ter inzage worden gelegd. Daar zal uit blijken wat tech nisch op dit terrein mogelijk is. De heer Miedema vraagt of het überhaupt mogelijk is om stadsverwar ming nog voor de eerste fase van Camminghaburen te laten functioneren. Als het niet te lang duurt met het rapport schijnt het nog wel mogelijk te zijn. Het lijkt zo te zijn dat er ongeveer half december een rapport op tafel kan liggen waaruit zal moeten blijken wat de mogelijkheden zijn en op grond waarvan wij kunnen beslissen of wij tot stadsverwarming over willen gaan in Camminghaburen. Als de raad ongeveer in januari zou besluiten tot stadsverwarming over te gaan dan lijkt het op dit moment - ik zeg dit onder alle voorbehoud - technisch mogelijk die daar te realiseren. Maar het heeft natuur lijk wel de nodige consequenties, want het is niet niks als je een hele nieuwe wijk gaat stichten die niet voorzien wordt van aardgas. Waarom wordt die wijk in dat geval niet voorzien van aardgas? Wel, dat is omdat het gasverbruik in die wijk zodanig zal zijn dat het onverantwoord is een dusdanige in vestering te plegen in het aanleggen van gasleidingen omdat men daar i.v.m. de stadsverwarming een investering pleegt voor de verwarming van de percelen; het aardgas zou uitsluitend gebruikt worden voor kookdoeleinden. In dat geval is het veel voordeliger. (De heer Van der Wal: En warm water dan?) Dat krijg je dan toch uit de stadsverwarming! Warm water wordt in geval van stadsverwarming met warmtewisselaars uit de verwarmingsinstallatie gehaald. Het is dan beter voor koken elektriciteit te gebruiken in plaats van aardgas. Dat betekent dat mensen die uit een andere woning naar Cammin ghaburen gaan nieuwe apparatuur aan zullen moeten schaffen met alle gevolgen van dien. Het is de vraag of het daardoor aantrekkelijker wordt naar die wijk te gaan tenzij het in het energieverbruik tot uitdrukking komt. Het zal waarschijnlijk wel een energiebesparing opleveren, maar het Is zeer de vraag of het ook een besparing betekent voor de mensen die er wonen want het kan alleen dan gerea liseerd worden als het door de rijksoverheid zwaar gesubsidieerd wordt en dat zal waarschijnlijk in houden dat men met de prijs van de stadsverwarming op een dusdanig niveau gaat zitten dat men zo ongeveer quitte speelt met een gasverwarming. Dat betekent dus dat het wel een energiebesparing op levert, maar geen financiële besparing voor de gebruiker. PAR. 7. BELEIDSSECTOR REINIGING EN BRANDWEER. A. Reiniging. De heer Knol: Punt 255 gaat over het verschil in de uitgaven van de vuilophaaldienst per hoofd van de bevolking tussen Leeuwarden, Groningen en Zwolle. Daar is in deze zaal wel eerder over ge sproken. Wat mij bevreemdt is het volgende. Een aantal gemeenten rondom Leeuwarden maakt ook ge bruik van de vuilverbranding. Als je daar de reinigingsrechten bekijkt en je brengt die in relatie tot de totale kosten dan blijkt het dekkingspercentage belangrijk hoger te liggen. Dat zijn plattelands gemeenten, Baarderadeel, MenaIdumadeel en IdaarderadeelHet ophalen van het vuil op zich is daar veel duurder dan in Leeuwarden, het brengen van het vuil naar Leeuwarden toe is ook veel duurder. Toch is het dekkingspercentage daar belangrijk hoger. Dat is voor mij een duistere zaak. De heer Groenewoud: Op onze vraag of er een nauwgezette controle wordt gepleegd m.b.t. het verbranden van materiaal (punt 256) antwoordt u dat dit gebeurt voor zover dit mogelijk is. Controle van het aangevoerde huisvuil is naar uw mening echter nagenoeg onmogelijk. Wat het eerste betreft neem ik aan dat u controle kunt verrichten aan de hand van het adres van de aanbieder van het afval, ik denk in dat kader even aan bepaalde industrieën en bedrijven die werken met mogelijk niet-milieu- vriendelijke stoffen. In hoeverre wordt dit soort controle toegepast? Is men als bedrijf verplicht op te geven wat men voor verbranding aanbiedt? In het antwoord staat ook dat het restant van het verbran de vuil als steriel kan worden aangemerkt. Daar heb ik geen enkele moeite mee, daar ben ik wel van overtuigd. Maar steriel wil nog niet zeggen - dat is tenminste mijn visie op steriel - dat het verbran de afval zuiver is, waarmee ik bedoel dat het chemisch geen kwaad meer kan voor ons milieu. Zolang het verbrande afval op één plaats ligt opgeslagen kunnen maatregelen worden genomen, maar zodra het wordt gebruikt voor bepaalde doeleinden is naar mijn mening controle op de aanwezigheid van kwalijke ingrediënten wel noodzakelijk. Ik meen te weten dat het afval wordt of werd gebruikt voor het aanbrengen van onderlagen voor wegdekken. Het is dan niet denkbeeldig dat door middel van wa ter milieubedervende stoffen terecht komen in het oppervlaktewater. Mijn vraag is dan ook: Vindt er

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 56