»no
9/H
ook controle plaats m.b.t. de verbrandingsresten? En is mijn veronderstelling m.b.t. het weer gebrui
ken van het afval juist, vindt u die controle dan ook niet noodzakelijk? Mijn volgende vraag is of u
met uw beleid inzake de vuilverbrandingsinstallatie aansluit bij de toekomstige Wet Afvalstoffen. De
controle van huisvuil - om daar even op terug te komen - lijkt mij ook ingewikkeld gezien de wijze
van verwerken. In dat kader zou er van gemeentewege wel eens aandacht kunnen worden besteed aan
het verzamelen van dat huisvuil dat geschikt is voor de kringloop. Hopelijk kunnen wij daar eens op
terug komen als u er achter bent gekomen dat de toekomstige milieuwetgeving toch voor een groot deel
op het lokale bestuur van toepassing wordt en u daarvoor op de juiste tijd de nodige maatregelen gaat
treffen. Ik hoop van harte dat de ambtelijke adviescommissie die zich hiermee bezig houdt binnen af
zienbare tijd met haar inventarisatie gereed komt, in elk geval is te wensen dat dit tijdstip valt ruim
voordat de wetten Geluidshinder en Afvalstoffen in werking gaan treden. Kunnen wij daar op rekenen
mede i.v.m. het mogelijk aanstellen van een ambtenaar milieuzaken en het instellen van een Commis
sie Milieubescherming?
De heer Eijgelaar (weth.): Eerst even iets over de vraag van de heer Knol. Ik heb van hem niet
goed begrepen of het dekkingspercentage hoger of lager was bij de omliggende gemeenten. (De heer
Knol: Hoger.) Het is daarmee natuurlijk net zo als met de andere gemeenten, het is ontzettend moei
lijk om na te gaan wat er aan de vuilophaaldienst wordt toegerekend. (De heer Knol: In het antwoord
staat: „Met name de verwerkingskosten spelen een belangrijke rol." En ze maken allemaal gebruik van
de brandstapel.) Ja. Bij Baarderadeel is er een dekkingspercentage van 50, bij Idaarderadeel is dat
percentage 68, bij Menaldumadeel is dat percentage 67 en bij Leeuwarden is dat percentage nu 60. Wi
zitten dus wel wat lager, maar de percentages wijken niet zo heel veel af. Het verschil dat de heer
Knol heeft gesignaleerd is dus minder groot dan hij wil doen voorkomen, dacht ik. (De heer Knol: Dit
is procentueel en niet absoluut!) (De heer Ten Brug (weth.): Een dekkingspercentage is altijd procen
tueel.)
Dan kom ik nu op de vragen van de heer Groenewoud. Op de stoffen die aangeboden worden is
inderdaad controle, zeker als het chemische stoffen betreft moet gezegd worden wat het is. Is de ver
wachting dat dat schadelijke stoffen zijn dan worden ze door de dienst geweigerd. De heer Groene
woud heeft gevraagd of er controle is op het afvaIprodukt. Daar is geen controle op. Of dat schade
lijke gevolgen kan hebben weet ik niet, wij zullen n.a.v. deze vraag toch nader bekijken of het ge
wenst is dat daar toezicht op is; er zal nog eens nagegaan worden of dit inderdaad bepaalde conse
quenties kan hebben met name i.v.m. chemische werking of iets van dien aard. Dan is het zo dat onze
installatie en onze maatregelen natuurlijk zullen aansluiten op de Wet Afvalstoffen. Wij zullen ook
in de toekomst al het mogelijke doen om er voor te zorgen dat wij t.o.v. het milieu de zaak zo goed
mogelijk beheren. Dat is ook zo met milieucontroleurs en alles wat dies meer zij. U kunt er van op aan
dat wij op de nieuwe wettelijke bepalingen adequaat in zullen spelen. (De heer Groenewoud: Op tijd?)
De hear Miedema: De punten 262 en 263 geane oer de privaettonnetsjinst. It antwurd op fraech
263 is: „Wij gaan er van uit dat op 1 januari 1979 alle tonnen zijn vervangen door waterclosets" ensfh.
Ik soe graech witte wolle op groun hwerfan jimme der fan ótgeane. Hat dizze forunderstel I ing genoch
groun? Ik tocht dat der nochal hwat tonnen yn de hiel aide wenninkjes sieten dy't eins net mear re-
novearre wurde kinne. Ik tocht dat de forunderstel ling dat dy 1 jannewaris 1979 allegearre fuort bin-
ne hwat ekstra optimistysk is. Ik tocht ek dat wy ófpraet hienen dat wy 1 jannewaris 1979 stopje soe-
nen mei dizze tsjinst en ik soe dy datum graech hanthavenje wolle, mar ik soe hjir it stanpunt fan it
kolleezje wol ris oer hearre wolle.
De heer Eijgelaar (weth.): Wij gaan er van uit dat wij op 1 januari 1979 stoppen met deze dienst.
Wij hebben de mensen die nu nog gebruik maken van een tonprivaat daarover weer een brief geschre
ven. Het is de bedoeling dat de mensen er in het komende voorjaar door Bouw- en Woningtoezicht nog
een keer in een persoonlijk gesprek op zal worden gewezen dat het toch werkelijk menens is dat per
1 januari 1979 de tonnenophaaldienst tot het verleden behoort. Dit jaar is er een heel goede subsidie
regeling van 25% van het te investeren bedrag plus 1.125,of 1.150, De mogelijkheid tot
vervanging is dus op dit moment aantrekkelijk en ruimschoots aanwezig. Volgend jaar wordt het sub
sidie enigszins afgebouwd, maar ook dan is het beslist nog wel de moeite waard. Het zal financieel
gezien waarschijnlijk voordeliger zijn om een closet aan te leggen dan het hoge tarief voor een ton
privaat te moeten betalen. Wij moesten een datum stellen en die is bepaald op 1 januari 1979; daar
kunnen wij niet van afwijken. Als er dan nog mensen zijn die om welke reden dan ook geen voorzie
ningen hebben getroffen dan is het risico geheel voor betrokkenen. Men is vroegtijdig in kennis ge
steld van deze datum, die is al een paar jaar geleden genoemd. De subsidiemogelijkheden zijn aan-
gepast. Wij moeten hier een keer af, wij kunnen dit niet ten koste van hoge lasten voort blijven zet
ten. Dat is ook de reden dat wij er gewoon van uitgaan dat het per 1 januari 1979 afgelopen is en dat
iedereen dan een watercloset heeft.
B. Brandweer.
De heer Pronk: Ik neem alle 4 vragen van dit onderdeel maar even bij elkaar met uw goedvinden,
het gaat in eerste instantie om punt 264. Een vergelijking van kosten per inwoner tussen gemeenten
geeft geen zuivere vergelijking m.b.t. de kosten van de verschillende gemeentelijke brandweerkorp
sen volgens de vergelijking landelijke en Leeuwarder cijfers uit de statistiek der branden. Het karak
ter van de gemeente - een woongemeente, een industriegemeente -, de aard en omvang der bebou
wing, de oppervlakte en de organisatievorm van het korps spreken wat de noodzakelijke kosten betreft
in belangrijke mate mee. Het geeft echter wel een indicatie over het lastenniveau van de bevolking.
Een beroepsbrandweerman - als je het dan vergelijkt - kost in Groningen en in Leeuwarden ongeveer
evenveel, plm. 55.000,Nu valt in Leeuwarden wel op dat de algemene kosten directie en ad
ministratie veel hoger liggen dan b.v. in Groningen, in Leeuwarden 300.175,en in Groningen
39.443,Daar staat tegenover dat in Groningen de kosten voor de verbindingen voor keuringen
ondergebracht worden bij „diverse kosten" terwijl die in Leeuwarden onder de algemene kosten val
len. Als je deze twee kostensoorten bij elkaar telt om tot een zuiverder vergelijking te komen dan be
taalt Leeuwarden voor deze algemene kosten directie, administratie en diverse kosten 320.870,
en Groningen voor dezelfde kostensoorten 158.043, Nu heeft Groningen een beroepskorps van
103 man, terwijl Leeuwarden maar 47 man beroepspersoneel heeft. Leeuwarden geeft dus eigenlijk voor
een korps dat de helft kleiner is dan dat van Groningen tweemaal zoveel uit aan de algemene kosten
directie, administratie en diverse kosten. Ik zou graag van het college willen weten hoe dat eigenlijk
mogelijk is.
Verder moet ik tot mijn grote vreugde constateren dat u in het beleidsplan tot de conclusie bent
gekomen dat uitbreiding van de sterkte van het brandweerkorps noodzakelijk is ten einde over een ver
antwoorde bezetting bij het uitrukken bij brand en andere voorvallen te kunnen beschikken. U wilt
het korps in 1978 dan ook uitbreiden met 3 man beroepspersoneel en 30 man vrijwilligers, terwijl u
voor 1979 nog een uitbreiding met 3 man beroepspersoneel voorstelt. Of deze opzet tegemoet komt aan
de wensen van het personeel en de directie waag ik te betwijfelen als ik in een notitie van de direc
teur van de dienst lees over de personeelssterkte van de brandweer dat hij na overleg met de districts
inspecteur voor het Brandweerwezen tot de conclusie komt dat dezelfde richtlijnen als in 1966 nog ge
handhaafd kunnen blijven. Volgens die richtlijnen zal de sterkte van het personeel uitgebreid moeten
worden met 21 man beroepspersoneel, te weten 7 man per ploeg. De directeur schrijft verder dan ook:
„Het zal uw college duidelijk zijn dat mijn persoonlijke voorkeur uit gaat naar 21 man beroepsperso
neel." Ook schrijft hij: „Ik ben mij er echter van bewust dat de mogelijkheid van vrijwilligers even
eens ernstig dient te worden onderzocht, hoewel dit afbreuk zal doen aan de gevraagde paraatheid en
ik op dit moment nog mijn twijfels heb of het mogelijk zal zijn een betrekkelijk groot aantal vrijwil
ligers in Leeuwarden aan te trekken." Dan lees ik in de notulen van de medezeggenschapscommissie
van 20 juli j.l. dat de leden wel graag zien dat de hand wordt gehouden aan hetgeen gesteld is t.a.v.
de eventueel aan te trekken vrijwilligers wat betreft het pakket van eisen en de functie-inhoud. Het
aanstellen van welk aantal vrijwilligers dan ook heeft eigenlijk ook geen enkele invloed op de op-
komsttijd van de tweede spuit wanneer zij na de melding langer dan plm. 3 minuten nodig hebben om
de kazerne te bereiken, wat dan zou betekenen dat deze vrijwilligers moeten worden gehuisvest in de
brandweerkazerne of zullen moeten wonen in Huizum-Dorp, de Wielenpólle of een deel van Aldlan-
oost. Bovendien - dat zijn de eisen - moeten ze tussen de 20 en 30 jaar zijn - dat is niet zo gek - en
medisch geschikt zijn, woonachtig en werkzaam in Leeuwarden en bereid tot consignatie; voorts moe
ten zij bereid zijn te allen tijde in dienst te komen, bereid zijn tot het volgen van een opleiding, be
reid om wacht- en bewakingsdiensten te verrichten. U zult dus voor vrijwilligers om uit de problemen
te komen ongeveer een 60-tal nodig hebben. Ik weet het niet, ik heb de indruk dat hier een beetje
een schaap met 5 poten wordt voorgesteld; of u zult ze straks, net als Diogenes, moeten zoeken met
een lampje, anders ben ik bang dat het u niet lukt. Bovendien doet het feit dat vrijwilligers de pa
raatheid niet vergroten mij tot de conclusie komen dat dit geld in het water gooien is. Als ik dan een
en ander ook nog bekijk in het licht van de huidige werkloosheid, een maatschappij die vele werklo
zen eigenlijk laat voelen dat ze overbodig zijn, dan ben ik van mening dat het aantrekken van be
roepskrachten prioriteit verdient boven het extra toewijzen van inkomsten en banen aan mensen die
reeds in ons maatschappelijke proces meedraaien. U verwacht in het antwoord op vraag 267 dat de door
u voorgestelde maatregelen een aanvaardbare situatie zullen doen ontstaan. Ik verwacht dat niet, dat