K/!<o wat preventief zou gaan werken, maar veel effect zal het vrij zeker niet hebben. Als de raad er op staat dat er toch zo'n verordening komt dan kan dat gebeuren, maar ik moet u wel zeggen dat b. en w. er op dit moment niet veel heil in zien en er eigenlijk niet veel voor voelen omdat wij geen enkel toetsingscriterium hebben; iedere nieuwe vestiging en elke uitbreiding moet dan toestemming hebben van b. en w. De heer De Jong kan zijn hoofd wel schudden, maar het is wel zo. (De heer De Jong: Het gaat niet om nieuwe vestigingen in de binnenstad, het gaat hier duidelijk om de gebieden in de Schil waarvoor geen bestemmingsplannen zijn.) In de binnenstad kan je het dus vrij laten? De heer De Jong: De binnenstad heeft een eigen structuur; dat is toch een winkelgebied! Het gaat juist om de gebieden die geen winkelgebied zijn, het gaat om de gevallen waarbij garages worden omgezet in supermarkten en dergelijke. Dat kan je tegenhouden door een detailhandelsverordening in te stellen, net als Sneek, net als Drachten, die dat reeds hebben gedaan met toestemming van ged. staten. Er liggen gunstige adviezen van de Kamer van Koophandel en van de rijksmiddenstandsconsu- lent om zo'n verordening toch in te voeren en dan vind ik het maar een beetje vreemd dat wij als Leeu warden dusdanig aarzelen terwijl Sneek wel de gelegenheid krijgt. Bussum was de eerste, Drachten was de tweede, ged. staten hebben duidelijk toestemming gegeven aan Sneek en Drachten om een de tailhandelsverordening in te stellen. Ik vind het vreemd dat wij nog aarzelen. Als wij „wilde" vesti gingen tegen willen houden in de Schil dan moeten wij niet wachten op het distributie-planologisch onderzoek, dan zullen wij dat nu a la minute moeten doen, anders heeft het per se geen zin meer. De heer Eijgelaar (weth.): Ik weet niet of het zinvol is hier nog erg lang over te discussiëren, maar ik zou wel een passage voor willen lezen uit de brief die ged. staten aan Sneek hebben geschre ven m.b.t. deze zaak. Daaruit zal dan blijken dat ged. staten de nodige vraagtekens zetten bij een detailhandelsverordening zoals die door Sneek is ingesteld. (De heer De Jong: De detailhandelsveror dening is in Sneek ingesteld na die brief van ged. staten van maart.) Het is zo dat ged. staten duide lijk bedenkingen hebben en zeggen dat het niet vermelden van duidelijke criteria kan leiden tot een stuk rechtsonzekerheid. „Het is duidelijk", zeggen ged. staten, „dat men, als er geen toetsing moge lijk is, zeker wanneer er geen resultaten bekend zijn van een distributie-planologisch onderzoek, toch de nodige voorzichtigheid in acht moet nemen en het zeer de vraag is of dan tot een weigering van een vestiging kan worden besloten." In zo'n situatie kan je misschien kleinere bedrijven die verder weinig machtsmiddelen hebben weren, grotere bedrijven zullen zeker een proces aanspannen, met al le gevolgen van dien, dan zou de gemeente in een vervelende situatie kunnen raken die waarschijn lijk zal leiden tot het alsnog moeten toestaan van een niet gewilde vestiging. Het is een mogelijkheid, in bepaalde gevallen kan je zo'n verordening gebruiken, je geeft de overheid hiermee een stuk machts- willekeur in handen met alle gevolgen van dien. Op dit moment hebben wij daar niet zoveel behoef te aan. Ik vind dat wij hier voorzichtig mee moeten zijn. Als wij op vrij korte termijn tot een distri butie-planologisch onderzoek zouden kunnen komen waardoor de gemeente een toetsingscriterium krijgt dan zou ik willen voorstellen om niet over te gaan tot het instellen van een detailhandelsverordening. Als blijkt, om welke reden dan ook, dat het nog vele jaren kan duren voor zo'n onderzoek er is dan zou je kunnen zeggen: Om in een bepaald geval toch iets te kunnen doen moeten wij toch maar een detailhandelsverordening instellen. Ik vind dat wij gewoon af moeten wachten hoe de ontwikkeling m.b.t. het distributie-planologisch onderzoek zal zijn. De Voorzitter: Daar is dus een duidelijk standpunt over. U mag niet aannemen dat wij binnenkort met een voorstel in de raad komen. (De heer De Jong: Dan wil ik dit punt graag claimen voor de ple naire zitting.) Wij zullen dat noteren. De Voorzitter: Wij zijn hiermee aan het einde van deze afdelingsvergadering gekomen. Ik dank u allen hartelijk voor uw medewerking aan de vlotte afwerking. De koffie staat klaar op het Blanke Ruim. De Voorzitter sluit, om 21.10 uur, de vergadering. Verslag van de vergadering op donderdag, 17 november 1977 van de afdeling IV van de Gemeenteraad ter voorbereiding van de behandeling van de ontwerp-begrotingen voor 1978 en het ontwerp-beleidsplan 1978-1982. Aanwezig van de afdeling: de dames M.M.Th. Visser-van den Bos en A.J. de Vos en de heren J. de Beer, H. Jansma, A. Pronk en G. de Vries (weth.). Aanwezige overige raadsleden: de dames E. Brandenburg-Sjoerdsmamr. E.N.J. Smit (vanaf 19.40 uur), G. Visscher-Bouwer en A. Willemsma-de Jong en de heren J. ten Brug (weth.), G. Buising (tot 22.00 uur), J.R. Bijkersma (tot 20.30 uur), drs. M.H.G. de Greef, D.E. Heere (tot de pauze), J.F. Janssen, C. de Jong (vanaf 19.50 uur), A. Klomp (tot 22.10 uur), H. Meijerhof, W. Miedema (tot 22.10 uur), dr. W.A. de Pree, P. van der Veen en P .Dvan der Wal Voorzitter: de heer J.S. Brandsma, burgemeester. Voorts zijn aanwezig: de heren G.J.P. van den Berg, plv. hoofd van de afdeling Sociale Zaken en Welzijnsaangelegenheden, J. de Boer, directeur Gemeentelijke Sociale Dienst (tot de pauze), A.Th. Bij kerk, directeur Dienst Sport en Recreatie, S. Kas, directeur Dienst Sociale Werkvoorziening (tot de pauze), mr. L.P.A. van Kats, loco-secretaris, M.F. Koopmans, hoofd van de afdeling Sociale Zaken en Welzijnsaangelegenheden, mr. W.J.G. Reumer, secretaris, mr. A.J.M. Smeets, ambtenaar van de afdeling Sociale Zaken en Welzijnsaangelegenheden, en C. IJsbrandij, hoofd van de afdeling Finan ciën en Belastingen. Te behandelen: Par. 11. Beleidssector Maatschappelijke Aangelegenheden. Par. 13. Beleidssector Sport, Recreatie en Toerisme. Par. 14. Beleidssector Samenlevingsopbouw en Jeugdwerk. De Voorzitter: Dames en heren, hartelijk welkom op deze afdelingsvergadering; de afdeling is compleet, ik stel voor dat wij met onze werkzaamheden beginnen. PAR. 11. BELEIDSSECTOR MAATSCHAPPELIJKE AANGELEGENHEDEN. A. Welzijnsplanning. De heer Pronk: Ik ben eigenlijk alleen maar een beetje nieuwsgierig of het college in het kader van de decentralisatie van de rijksbijdrageregelingen ook de vakbeweging een rol denkt te laten spe len. De hear Jansma: Foar in bipaelde datum moat de gemeente mei in plan komme mei it each op it jild fan C.R.M. Nou fait my eins 0t de biantwurding fan a I dizze fragen op dat it kolleezje sa foar- sichtich is, eins neat seit; der sil noch in methoade untwikkele wurde moatte ensfh. Wy soenen graech fan dizze gelegenheit gebruk meitsje wolle om it kolleezje de mooglikheit to jaen om hjir hwat mear oer to fortellen. Sa't it hjir stiet krije wy de yndruk dat it allegearre op'e lange baen skoud wurdt. Dat is fansels net sa, mar der is üt dizze antwurden net folie nei foaren kommen. Wy wolle der graech hwat mear fan witte. De heer De Greef: Ik zou daar ook even op in willen gaan; ik zal het nog wat concreter proberen te maken. Ik neem daarbij punt 300 als uitgangspunt. In de vraag staat: „Wat is de taakomschrijving van de aangetrokken personeelsleden voor de secretarie-afdeling S.Z.W. in het kader van de welzi jns-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 60