120 PAR. 13. BELEIDSSECTOR SPORT, RECREATIE EN TOERISME. A. Algemeen. De heer Meijerhof: Ik zou allereerst even willen vragen of de punten 84 en 85 onder dit onderdeel horen. (De Voorzitter: Ik dacht dat die punten afgehandeld waren in afdeling II.) De heer Rijpma kon geen antwoord geven op mijn vragen en de voorzitter heeft toen toegezegd dat deze vragen opnieuw gesteld zouden kunnen worden in afdeling IV. (De Voorzitter: Toezeggingen kom ik altijd na, dus mag u nu die vragen stellen.) Wat betreft de beantwoording van de vragen 84 en 85 heb ik de indruk dat het advies dat de Sportraad de afgelopen zomer heeft uitgebracht t.a.v. de nood die er m.b.t. de sport velden m.n. op de Greuns is niet is overgenomen. De Sportraad heeft gesteld dat wij, zolang geen op lossing is gevonden voor de nood die er op de Greuns is, de accommodatie Aldlan niet kunnen gebrui ken als ijsbaan, wij moeten hier kiezen tussen de voetbalsport en de ijssport. Dat advies is naar b. en w. gegaan. Uit de beantwoording van de vragen 84 en 85 krijg ik dus de indruk dat het advies niet is ge volgd of dat de beantwoorders van de vragen niet op de hoogte zijn geweest van het feit dat dat ad vies er was, ook al omdat deze vragen gerangschikt zijn onder een ander hoofdstuk. Ik zou graag van u willen weten hoe dit zit, is het advies niet overgenomen of is hef over het hoofd gezien? De hear Jansma:lk wol hjir graech even op oanslute. Ik pak dan it biliedsplan 1978-1982 sa't dat yn earste ynstdnsje by us kommen is. Yn haedstik 11-13 stiet under 1 yn de leste rigel - dat giet spe- siael hjiroer -: „Dit complex kan daardoor gedurende die periode een belangrijke bijdrage leveren tot het verminderen van overbespeling." Yn it anfwurd dat op de fragen 84 en 85 jown wurdf stiet: „De dubbele functie van deze terreinen geeft uiteraard gebruiksbeperkingen." En dat yl lustrearref neffens my dat hjir wol hwaf by inoar lans redenearre wurden is, hwant in „belangrijke bijdrage tot het ver minderen van overbespeling" is hjir dudlik net oan de oarder. De heer Van der Wal: Punt 342 gaat over de Sportclub Cambuur. Ik wil voorop stellen dat het niet de bedoeling is om hier hef subsidie aan de Sportclub Cambuur ter discussie te stellen. Net als vorig jaar hebben wij de vraag gesteld hoe het eigenlijk met dat vijf-jarenplan van Cambuur staat. Het col lege antwoordt nu op onze vraag: „Wij hebben hef slagen van het vi jf-jarenplan niet expliciet als sub sidievoorwaarde gesteld." Nu heb ik voor de aardigheid de notulen er eens op nageslagen en daar neem ik nu even een paar uitspraken uit van wethouder Weide die naar ik aanneem nog recht overeind staan. (De Voorzitter: Hebt u de slotconclusie ook gelezen van die discussie?) Ja, zeker. De heer Weide zei: „Ik dacht dat het optimisme dat in dit raadsvoorstel in hef nieuwe subsidiebeleid duidelijk is inge bouwd toch wel enige garantie biedt. Biedt het geen garantie voor dit vi jf-jarenplan - zo staaf hef ook in de stukken weergegeven - dan zeggen wij na vijf jaar duidelijk: Sportclub Cambuur heeft niet aan zijn doel beantwoord. Wij kunnen hef subsidie dan alsnog beëindigen.Zo zijn er nog wel een aantal punten uit die discussie op te noemen. Wel, in die geest is destijds het raadsbesluit genomen om een nieuw subsidie toe te kennen. (De Voorzitter: Dat is niet waar, u zou daar het raadsbesluit op na moeten lezen. Wat u zegt staat wel in het verslag, maar als u alles leest dan ziet u dat het besluit dat de raad na een uitvoerige discussie uiteindelijk heeft genomen een ander was dan de uitspraak die u voorlas en die de toenmalige wethouder in zijn enorme enthousiasme heeft gedaan.) (Mevr. Branden- burg-Sjoerdsma: Namens het college.) Ja, namens het college. (De Voorzitter: Nee.) Als ik het goed begrijp dan staaf het college nu niet achter de woorden die weth. Weide destijds bij dit voorstel heeft gezegd. Er zijn nog wel wat passages uit voor te lezen. Aan het begin van zijn eerste instantie heeft hij b.v. gezegd: „Dat ja geldt voor langer dan alleen voor het volgend seizoen, - het ging dus over 5 jaar subsidiëren - „hef geldt voor vijf jaar." Nou, een simpel vraagje is dan: Dat was begin 1974, het is nu eind 1977, wanneer wordt dat vi jf-jarenplan, waar o.a. in stond dat binnen 2 of 3 jaar via het bereiken van de eredivisie en het bereiken van enige periode kampioenschappen een x-aantal bezoe kers. De Voorzitter: Mag ik er even tussen komen? Ik doe dat alleen maar om duidelijkheid te krijgen. De raad discussieerde, weth. Weide was ook lid van de raad en die was ook mee aan het discussië ren. (De heer Van der Wal: Hij was zelfs lid van het college.) Jawel, maar daarom is hij toch ook lid van de raad, of wilt u dat ontkennen? (De heer Van der Wal: Nee, maar. Weth. Weide discus sieerde dus ook mee. Uiteindelijk nam de raad een beslissing over het voorstel dat ik in stemming bracht. Als u de formulering van dat besluit, de eindconclusie, ziet dan staaf daar die voorwaarde niet in. In de discussie over het voorstel zijn er in de raad allerlei meningen naar voren gekomen, maar in het besluit dat de raad genomen heeft is deze voorwaarde niet opgenomen. Dat is hef enige V3 123 dat ik wil signaleren. In het antwoord op deze vraag staaf ook dat deze voorwaarde niet aan Cambuur is gesteld. Meer zeg ik ook niet. De heer Van der Wal: Inderdaad is hef zo dat in het besluit deze voorwaarde niet expliciet is ge noemd. Maar ik mag toch aannemen dat, als b. en w. een voorstel in de raad brengen, je de woorden die het lid van het college dat hef meerderheidsstandpunt van het college verdedigt - er was ook nog een minderheidsstandpunt toen - mag betrekken bij het besluit dat altijd maar een heel korte samen vatting is van de hele geschiedenis die er aan vooraf is gegaan. Ik begrijp nu dus dat wij elke keer eigenlijk moeten vragen of de toelichting die de wethouder op het besluit geeft wel meegenomen wordt bij de verdere gang van zaken. (De Voorzitter: Als er door de discussie in de raad wijzigingen dienen te worden aangebracht in het besluit dan stel ik aan hef slot van de discussie de vraag: Gaat u ak koord met het voorstel met inbegrip van de toezegging of de aanvulling van de zijde van hef college; dat vindt u dan ook terug in het verslag.) (De heer Ten Brug (weth.): Het is toch pas in 1979 aan de orde? De vijf jaar zijn nog niet om.) (De Voorzitter: Ik heb alleen toegelicht waarom de voorwaarde niet is gesteld. Het lijkt mij beter niet verder te gaan over deze zaak.) De heer De Vries (weth.): Ik moet eerlijk bekennen dat de beantwoording van de vragen 84 en 85 even langs onze afdeling heen is gegleden. Op zichzelf is het een vrij duidelijk zaak dat de ijsbaan die ten zuiden van Huizum-Dorp ligt in dit tijdsgewricht een bijdrage levert om de overbespeling van de voetbalvelden te beperken. Wij zitten op het ogenblik inderdaad in de situatie dat, als wij er niet over zouden kunnen beschikken, het er voor onze voetbalvelden aanmerkelijk ongunstiger uit zou zien. Aan de andere kant is het duidelijk dat deze ijsbaan een dubbele functie heeft gekregen, hij zou in de winter de functie krijgen waarvoor hij is aangelegd, in de zomer zou hij dienst doen voor bedrijfs voetbal en als zodanig kan deze ijsbaan functioneren, daarvoor is deze accommodatie aangelegd. De heer Meijerhof wijst op een discussie die hierover is geweest in de Sportraad, maar voor zover ik op dit moment kan nagaan geloof ik niet dat die discussie tof de conclusie heeft geleid die hij hier op tafel heeft gelegd. Er zijn wel suggesties in een bepaalde richting gedaan, maar die hebben niet ex pliciet tot die opstelling geleid. Waar wij nu mee zitten is dat wij aan de ene kant de laatste 5 6 jaar praktisch geen winters meer hebben gehad waardoor je kan zeggen: Is hef niet verschrikkelijk zonde dat je deze sportvelden met het risico dat er weer geen winter komt onder water gaaf zetten, dat wij aan de andere kant concreet zitten met Tjallinga die er recht op heeft weer de beschikking te krijgen over een ijsbaan zo gauw bij Huizum de schop in de grond gaat en een wijkpark wordt aange legd. De aanleg van dat wijkpark gaat door. Wij moeten er dus van uitgaan dat in het seizoen 1978- 1979 deze ijsbaan in de winter niet meer beschikbaar zal zijn als voetbalveld tenzij wij met het be stuur van Tjallinga nog zaken zouden kunnen doen. Wij zijn best bereid om dit ook in overleg met de ons adviserende instellingen in sportland nog eens onder ogen te zien. Ik kan geen toezegging doen, ik weet ook niet wat wij kunnen bereiken op dat stuk van zaken, maar wij zouden met hef oog op de totale situatie van ons sportveldenareaal een beroep kunnen doen op de loyaliteit en de medewerking van Tjallinga, te meer omdat wij toch altijd nog in het IJsbaankwartier aan de Bleekerstraat de Ko ninklijke over houden als risicodraagster als er wel een winter komt en er ijsplezier mogelijk is. (De Voorzitter: Maar ook niet zo lang meer!) Dan zitten wij natuurlijk helemaal gebakken. Ik weet niet of hef erg veel zin heeft om uitgebreid in te gaan op de discussie die er 4 jaar ge leden in de raad geweest is over Cambuur. De heer Ten Brug heeft bij interruptie al even opgemerkt dat de termijn van 5 jaar nog niet om is. Aan de andere kant is het uit de opstelling van de raad op dat mo ment duidelijk dat Cambuur niet expliciet gebonden is aan de voorwaarden die toen genoemd zijn. Er is wel gefilosofeerd en er is wel geprobeerd ongeveer in te schatten aan welke voorwaarden deze club zou moeten beantwoorden om continuïteit te houden m.b.t. het overheidssubsidie. Ik zou op willen merken dat de periode waarom hef ging nog niet om is, maar dat aan de voorwaarden die destijds door Cam buur zijn ingebouwd door de gemeente ook niet is voldaan, want zij vroegen om een betere overdek te accommodatie en dat hebben wij niet waar kunnen maken. Er zijn allerlei ontwikkelingen geweest sedertdien en er komen op korte termijn ook nog ontwikkelingen waardoor hef naar mijn mening on verstandig is om op dit moment de discussie over prolongatie van betaald voetbal in deze raad te hou den. Wij moeten even afwachten hoe de situatie zich ontwikkelt. Ik heb uit mededelingen van de zij de van de huidige minister van C.R.M. begrepen dat het rapport van de Commissie Christiaanse door hem niet wordt overgenomen, maar dat hij desalniettemin toch overweegt om bepaalde faciliteiten in te bouwen om tot sanering te komen van het betaald voetbal. Welnu, laten wij de situatie onder ogen zien op hef moment dat het ministerie met richtlijnen ter zake komt.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 66