23 /33 22 dat de jeugdwerkloosheid an sich minder dramatisch is en minder beladen dan wij ons voorstellen; de meeste werkloze jongeren komen toch na een niet zo lange tijd aan het werk; het gaat bij de jeugd werkloosheid wel om grote aantallen jongeren die in een jaar geregistreerd zijn, maar de doorstroming in deze sector bleek opvallend groot te zijn. Desalniettemin is er toch een categorie jonge werklozen die niet aan de bak komt. Ik weet niet of dat jonge mensen zijn waarvan je kunt zeggen dat ze dol graag aan het werk willen. Dat symptoom vind je veel meer bij oudere werklozen die in dat opzicht maatschappelijk veel kwetsbaarder blijken te zijn; dat zijn mensen die dolgraag weer aan het werk willen maar die geen kans maken. Ik weet niet of dat ook op de jongeren van toepassing is die al ge ruime tijd werkloos zijn. Ik ben blij dat het arbeidsbureau zelf voor uitzendbureau kan gaan spelen omdat er op die manier twee vliegen in één klap geslagen worden, wij zijn niet meer overgeleverd aan particulieren die met winstoogmerk zo'n bureau exploiteren en bovendien kunnen de bemiddeling en het werk gemakkelijker op elkaar afgesteld worden. De heer Van der Wal vraagt of wij alleen maar wat aan deze problemen doen in de sociaal-culturele sfeer. In de eerste plaats moet ik opmerken dat de jeugdwerkloosheid op zichzelf een structureel probleem is in onze samenleving waaraan wij met dit soort priegel werk in de marge weinig effectief iets kunnen doen. Wat wij doen is inderdaad het ver richten van enig randwerk en niet meer. Het probleem zou opgelost moeten worden door maatregelen die landelijk getroffen zouden moeten worden; die maatregelen zouden dan van formaat moeten zijn. Wat wij hier plaatselijk kunnen doen moeten wij ook doen. Er is een dezer dagen van b. en w. een be richt uitgegaan naar de hoofden van de diensten en de secretarie-afdelingen waarbij gewezen wordt op de mogelijkheden van de pseudo-arbeidsplaatsenregeling; daarbij gaat het om jonge mensen die in het kader van het leerlingenstelsel geplaatst kunnen worden, daardoor getraind kunnen worden in re gelmatige arbeid en die vanuit die positie wellicht betere startmogelijkheden hebben dan wanneer er niets zou gebeuren. De heer Van der Wal oppert de mogelijkheid de automatisering af te remmen om dat die een stuk werkgelegenheid wegwist. Als wij dat zouden doen dan zouden wij misschien weer terug gaan naar de periode van de 19e eeuw toen men in Engeland het machine-oproer heeft meege maakt. Ik geloof dat de automatisering an sich een proces is waar wij weinig aan kunnen doen, die zal zijn weg moeten vinden. Het afremmen van de automatisering is, dacht ik, niet nodig, want au tomatisering wist niet zoveel arbeidsplaatsen weg, het neemt wel werk weg dat van onplezierige aard is en dat werk mag wat mij betreft best automatisch gebeuren. Wij zullen er wel voor moeten zorgen dat wij via de automatisering de nationale koek zo dik kunnen maken dat wij ook met minder arbeid kunnen volstaan; de arbeid zal verdeeld moeten worden over meer mensen. Ik dacht dat dat een zin vollere benadering was. De heer Jansma heeft gevraagd wie er participeren in het bezigheidsbemid delingsbureau; dat zijn alle instellingen die rechtstreeks of indirect relaties hebben met jongeren en jeugdige werklozen. Het is wel degelijk zo dat wij er bij dit opvangproject van uit zijn gegaan dat wij een claim mogen leggen op de instellingen voor jeugd- en jongerenwerk, omdat wij menen dat de werkloze jongeren de meest bedreigde groep vormen in onze samenleving. Wij hebben m.n. ons oog gericht op Krats, een instelling die straks gaat functioneren, maar toch ook op andere jeugd- en jon- gereninstellingen die in hun programmering rekening houden met de aanwezigheid van een aantal jon geren in onze samenleving die moeilijk aan het werk kunnen komen. Wat dat bezigheidsbemiddelings bureau op zichzelf nog gaat worden weet ik niet, wij zijn inmiddels zo ver dat wij hiervoor een func- tionaresse hebben aangesteld die met begeleiding van een stuurgroepje zal proberen de zaak op een rij te zetten en na te gaan wat er aan mogelijkheden is. Daarbij stuiten wij inderdaad op de situatie die mevr. Visser-van den Bos signaleerde, n.l. dat wij nu eenmaal met vrij stringente voorschriften zitten van het rijk m.b.t. de toepassing van W.W.V. en R.W.W. Ik stel mij echter voor dat, als duide lijk is dat dit bemiddelingsbureau op een bepaalde wijze in een behoefte voorziet, wij dan met inzet van alle krachten die wij op kunnen brengen bij het rijk spelregels gaan bepleiten om voor deze jon geren ruimte te scheppen waardoor zij toch kunnen functioneren. Mevr. Visser heeft nog geattendeerd op de zaak die in Drachten speelt. Wij hebben daar kennis van genomen en wij wachten met belang stelling af wat daar uit komt. Als wij over en weer van elkanders ervaringen kunnen leren en profite ren dan zullen wij dat juist m.b.t. de gevoelige situatie van langdurig werkloze jongeren niet achter wege laten. De hear Jansma: Hwat de ynstellingen oanbilanget dy't direkte relaesjes hawwe mei jeugdige wurk- leazen wol ik graech witte oft it arbeidsburo en de bidriuwsforieningen der ek by bilutsen binne. (De heer De Vries (weth.): Die zijn er inderdaad bij betrokken.) C. Jeugd- en Jongerenwerk. De heer De Beer:Mijn opmerking betreft punt 373. In het antwoord wordt gezegd dat er nog pro blemen zijn met het personeel en de accommodatie. Er staat dan: „Over deze kwestie zal ook nog overleg moeten plaats vinden met het bestuur van de Doopsgezinde Gemeente." Is dat overleg er in middels geweest? Als dat er geweest is kunt u daar dan resultaten van meedelen? De laatste zin van het antwoord luidt: „Ons streven is er op gericht met ingang van 1 januari 1978 met de activiteiten ten behoeve van werkende c.q. werkloze jongeren te starten." Is deze datum nog steeds reëel en haal baar? De heer De Pree: Eerst een korte opmerking over punt 373. Mijn vraag gaat wel wat in de richting van die van de heer De Beer. Ik heb een beetje het gevoel dat het antwoord nogal optimistisch is; u hebt het ook al over een streven. Het is nu ongeveer een jaar geleden dat in de raad de conclusies aangenomen zijn van de onafhankelijke commissie en ik heb een beetje het gevoel - ik heb dat hier al eens eerder gezegd - dat de zaak om welke reden dan ook niet vlot verloopt. Dat betekent dan toch wel dat door het nog steeds bestaan van Araloe Krats met zijn eigen doelstellingen zijn gang niet kan gaan omdat daar geen personeel en geen geld voor is. Ik zou daarom ook willen vragen of u hard kunt maken dat 1 januari 1978 betekent dat vanaf dat moment Araloe niet meer bestaat en dat Krats kan gaan draaien. T.a.v. punt 374 wil ik ook een opmerking maken. U bent in uw antwoord wat voorzichtig, er wordt gesproken over een „mogelijk geïnstitutionaliseerd Besturenoverleg". Dit is een eeuwig terugkerend punt op dit soort bijeenkomsten van de raad. Hebt u de indruk dat dat Besturenoverleg omstreeks het eind van dit kalenderjaar rond is? De doelstelling er van lijkt mij uiterst belangrijk. Als u ziet aan komen dat het toch nog weer langer gaat duren - het duurt nu al jaren - bent u dan niet van mening dat het gemeentebestuur dan maar het voortouw moet nemen door te proberen van zijn kant de zaak einde-lijk rond te krijgen? Dan heb ik nog een opmerking n.a.v. de punten 375 t.e.m. 377; dat betreft de geluidshinder van Hippo. Je wordt niet zo gauw boos, zeker niet als raadslid, maar langzamerhand word ik het wel want ik vind het onaanvaardbaar dat deze situatie zo lang moet voortduren, zowel voor de omwonenden die last hebben als voor Hippo. Als ik goed ben ingelicht - ik heb het ook wel gecheckt - dan heeft het feit dat er wordt gewerkt met een aantal muziekvergunningen - dat aantal is natuurlijk veel te klein gezien het oorspronkelijke programma van Hippo - tot gevolg dat het bezoekersaantal terug loopt. En waarom? Dat is omdat die concerten een wezenlijk onderdeel uitmaken van de wijze van werken van Hippo, overigens ook een conclusie die werd onderschreven in het rapport van de onafhankelijke com missie dat bijna een jaar geleden is verschenen. Er is ooit een onderzoek verricht naar mogelijke op lossingen met behulp van de h.t.s. hier; er werd bestreden dat de aangedragen oplossingen afdoende zouden zijn. Nu is er weer een onderzoek aan de gang. Ik vind dat ik mag vragen om een termijn waar binnen niet alleen zo'n rapport klaar is, maar ten aanzien waarvan het college ook toezegt dat een adequate oplossing voor het probleem zal worden gevonden. Ik zeg dit hier om. Wij hebben allemaal als raadsleden een stuk van Hippo gekregen en ik kan mij voorstellen - het staat er volgens mij netjes maar het wordt natuurlijk niet helemaal netjes bedoeld - dat daarin op een gegeven moment het woord „Harmonie" valt. Ik kan mij voorstellen - ik voel dat net zo - dat er gezegd wordt: Hoe komt het toch dat voor de Harmonie, wat een geaccepteerde zaak is - dat is voor mij ook een geaccepteerde zaak -, tonnen geld beschikbaar zijn, ook nog weer voor nieuwe verbeteringen die op zichzelf heel juist zijn, maar dat het voor een jongerencentrum als Hippo - zo gek veel jongerencentra hebben wij niet in Leeuwarden - allemaal zo verschrikkelijk veel moeite kost. Dat komt niet alleen doordat het rapport niet duidelijk is, ik denk ook dat het komt doordat er geaarzeld wordt er financiële middelen voor be schikbaar te stellen. Ik zou u een suggestie aan de hand willen doen. ik herinner mij dat een van de conclusies uit het rapport van de onafhankelijke commissie was dat de wijze van werken van Hippo, m.n. door die concerten en het zware accent daarop, wat afweek van wat je onder sociaal-cultureel werk onder jongeren zou kunnen verstaan en dat groepswerk daardoor een minder zwaar accent kreeg. Zou het niet zinvol zijn om als gemeente in overleg met Hippo na te gaan denken over de positie van Hippo in de toekomst in die zin dat je misschien toe zou moeten naar een erkenning van Hippo als een soort van alternatieve Harmonie; zo zeg ik het dan maar. Het gaat dan niet om alternatief in de zin van „vooruit, dat moet dan ook maar", maar als voorziend in de behoefte van groepen mensen - dat zijn misschien niet eens alleen jonge mensen - die nu eenmaal behoefte hebben aan andere soorten muziek, toneel en theater dan het Harmonie-publiek. Als je die kant op zou denken dan denk ik ook dat je voor de financiële consequenties die dat heeft niet anders zult mogen handelen dan je doet t.a.v. de Harmonie. Dus ook dat vind ik nog een argument. Ik zeg niet dat het zo moet, maar ik vind

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 71