141
collega De Vries regardeert. Ik dacht ook dat wij, na wat de heer Groenewoud heeft gezegd, de zaken
toch een klein beetje uit elkaar moeten gaan halen. Er is vorig jaar n.a.v. het beleidsplan de vraag ge
steld: "Is het college van mening dat er in Leeuwarden een centrum voor crisisinterventie in de zin van
ambulante en interne psychiatrische hulpverlening in de provincie Friesland van de grond dient te ko
men?" Daar hebben wij toen ja op gezegd. Op die vraag zijn wij door gaan borduren. In de tussentijd
hebben wij verschillende gesprekken gevoerd t.a.v. een crisisinterventiecentrum in die zin, waar expli
ciet bij zat de interne psychiatrische hulpverlening. Wij hebben dus diverse gesprekken gehad, in de
eerste plaats met de Hege Wier, in de tweede plaats met de staf van Triotel en in de derde plaats met
prof. Giel van het crisiscentrum in Groningen. T.a.v. dat medische aspect zeggen wij op dezelfde vraag
waarin het woord crisiscentrum wordt gebruikt dat een crisiscentrum in tegenstelling tot een opvangcen
trum dient te worden ondergebracht in een medische zetting. Ik dacht ook dat, als ergens gesuggereerd
wordt - ik zeg niet dat het zo is - dat wij te eng bezig geweest zijn, dat niet waar is. Wij hebben
alleen maar geantwoord dat een crisiscentrum naar analogie van Groningen een zaak is die niet moge
lijk is door de bezetting die gevraagd wordt en anderzijds door de verkregen inlichtingen ook niet no
dig is omdat wij deze medische gevallen zonder meer onder kunnen brengen. M.n. de gesprekken met
Triotel hebben ons geleerd dat de psychiatrische afdeling van het algemeen ziekenhuis zeer wel in
staat is om deze crisisgeval len op te nemen. T.a.v. acute alcoholgeval len is het zelfs een "must", want
meestal is iemand die in een crisissituatie raakt door gebruik van alcohol of drugs ook lichamelijk ziek
en die wordt meestal niet opgenomen op de psychiatrische afdeling maar haast altijd op de interne afde
ling alwaar hij eerst lichamelijk moet worden behandeld om van de vergiftigingsverschijnselen af te ko
men. Dat gebeurt ook in het crisiscentrum in Groningen. Daarna is het crisiscentrum niets anders dan
een zeer intense psychologische begeleiding en daarna volgt verwijzing naar de instituten die wij hier
in Friesland ook hebben en die de heer Groenewoud al genoemd heeft. Dat is wat er ondertussen van
mijn kant gebeurd is. Aan de andere kant weet ik dus ook wel dat andere hulpinstanties als de Stichting
Jeugd en Gezin, het Bureau voor Alcohol en Drugs, de Raad voor de Kinderbescherming en de Reclas-
seringsraad onderling bezig zijn, ook met de politie, om een vorm van opvang te construeren in welke
vorm dan ook. Maar alvorens dat kan gebeuren zal toch op een bepaald moment eerst de mate en de
aantallen waarin het voorkomt geregistreerd moeten worden willen wij als lokale overheid zeggen: Dat
moeten wij hebben; wat moet de ruimte zijn, hoeveel geld is er voor nodig en dergelijke. Dat is een
heel ander aspect. Wat wij dit jaar gedaan hebben is niets anders dan dat wij t.a.v. het crisiscentrum
zoals dat het vorig jaar genoemd is, een crisiscentrum interne psychiatrische hulpverlening en ambulan
te hulpverlening, hebben geconstateerd dat dat in de constructie zoals Groningen het heeft hier niet
kan, dat hoeft ook niet omdat er t.a.v. noodgevallen een oplossing geboden kan worden; de Inspectie
voor de Geestelijke Volksgezondheid heeft een noodbeddenregeling die goed functioneert, wij kunnen
in de ziekenhuizen zelf opnemen en wij hebben door de gesprekken met prof. Giel ook voor zeer speci
fieke gevallen de opvangmogelijkheid van het crisiscentrum. Blijft het punt - dat hebben wij, dacht
ik, ook open gelaten in ons antwoord - dat een opvangcentrum nader moet worden onderzocht, maar
dat is een zaak die uit de maatschappelijke dienstverleningssector voort moet komen. Ik moet u zeggen
dat ik een beetje geprikkeld ben doordat u gaat herhalen wat in vraag 292 gesteld wordt door de Raad
voor Maatschappelijke Dienstverlening, n.l. dat wij de zaak slecht geadstrueerd en beargumenteerd
hebben. Je zou verwachten dat dan vanuit die hoek op een gegeven moment op zijn minst enige discus
sie op gang gekomen zou zijn over de probleemstelling zelve, maar ik heb mij dit weekeinde vermaakt
met de notulen van de vergaderingen uit die hoek en toen is mij tot mijn verbazing gebleken dat er to
taal niet, al hoe urgent het nu ook wordt voorgesteld in deze vraag, over is gediscussieerd, wel over
zeer vele andere dingen waarover ik niet wil uitweiden maar per se niet over dit geval. Nogmaals, op
het ogenblik is het zo dat verschillende dienstverlenende instituten ook samen met de gemeentepolitie
hiermee bezig zijn, ze hebben hier enkele weken geleden nog over gesproken; zij zijn bezig om te in
ventariseren tot wat voor soort opvang wij moeten komen. In het antwoord op de vraag vindt u ook dui
delijk dat wij daartoe genegen zijn als wij weten wat wij moeten opvangen, hoeveel wij moeten op
vangen en met welke frequentie het voorkomt. Dat onderzoek is nog gaande. Wij moesten antwoord ge
ven op deze vraag en wij hebben gemeend dat wij het t.a.v. de medische zetting ernstig moeten ontra
den, gezien de financiële consequenties maar veel meer gezien het feit dat wij de patiënten in de me
dische zetting zonder meer op kunnen vangen; dat aspect moeten wij uit de vraag van vorig jaar weg
laten, wij moeten ons beperken tot de ambulante hulpverlening.
De heer Groenewoud: Mag ik hier in de plenaire zitting op terug komen? (De Voorzitter: Als dat
noodzakelijk is.) Ik vind het wel noodzakelijk.
De Voorzitter: Kunt u uw claim dan even motiveren? Het is uw goed recht een punt te claimen,
maar zo'n claim moet wel zin hebben. U hebt een schriftelijk antwoord gekregen en weth. Schaafsma
heeft uitvoerig verteld waar wij mee bezig zijn, dus wat wel en wat niet moet. Nu wil ik graag weten
wat er nu nog in de plenaire zitting aan de orde moet komen tenzij u een herhaling verlangt van het
verhaal dat de wethouder nu heeft afgestoken.
De heer Groenewoud: Ik constateer dat de wethouder zegt dat hij niet de man is om hier als wet
houder een toezegging te doen. In de plenaire zitting zal weth. De Vries ook aanwezig zijn en ik neem
haast wel aan dat er in dat kader
De Voorzitter: Weth. Schaafsma zegt duidelijk dat het primair de verantwoordelijkheid van weth.
De Vries is, maar hij heeft ook duidelijk gezegd wat er gaande is, dat de zaak momenteel in behande
ling is en dat er gegarandeerd op terug zal worden gekomen. Er is overleg - dat is zeer recent nog ge
weest - en dat wordt voortgezet. U zou hoogstens kunnen zeggen: Ik wil dit ook uit de mond van weth.
De Vries horen. Dat zou dan een bepaalde argumentatie zijn. Maar weth. De Vries zal hetzelfde zeg
gen: Wij zijn daarmee bezig, het crisiscentrum hebben wij, met de argumentatie die weth. Schaafsma
heeft genoemd, los gelaten. Ais u zegt dat u dat niet wilt dan hoort het in de plenaire zitting thuis.
Met een opvangcentrum zijn wij nog niet tot een eind gekomen, wij hebben dat niet laten sloeren,
daar zijn wij nog mee bezig. Ik weet ook dat daar zeer recent nog een gesprek over is geweest. Ik be
grijp niet zo goed wat u in de plenaire zitting nog zou willen. Ik zou het begrijpen als hier was gezegd:
Wij hebben het onderzocht en wij doen er verder niets aan. Dan zou u kunnen zeggen: Daar ben ik het
niet mee eens, ik wil een uitspraak van de raad dat u door moet gaan. Maar wij gaan door, wij zijn er
nog mee bezig. U krijgt daar ook nog nader bericht over, maar niet in de korte tijd tussen nu en de
plenaire zitting, want dat is gewoon onmogelijk.
De heer Groenewoud: Dat snap ik ook wel. Ik heb de wethouder goed begrepen. Het vreemde van
het geval is dat het overleg dat zich nu afspeelt op het S.P.D.-niveau ligt, dus meer de psychiatrische
kant van de zaak en daar hebt u mij niet over horen spreken, aithans dat is mijn bedoeling niet. Ik zit
dus veel meer in de sociale en de psycho-sociale kant. Dat er op dat niveau overleg is wist ik, maar er
is geen overleg in het kader van de maatschappelijke dienstverlening. Als die er in betrokken gaat wor
den dan zeg ik: Klaar, dan ben ik tevreden. Die zal hier naar mijn mening bij betrokken moeten worden.
De heer Schaafsma (weth.): In het antwoord staat - ik dacht dat dat duidelijk was - dat het enige
aspect dat wij negatief adviseren is om een analogie te maken van Groningen. Wat wij alleen open la
ten in de discussie is het begrip opvangcentrum. Wij hebben het begrip opvangcentrum helemaal niet
negatief of positief benaderd. Ik wil nog met nadruk stellen dat u zelf ook zegt: Het moet uit de sec
tor van de maatschappelijke dienstverlening komen. De Raad voor de Maatschappelijke Dienstverlening
heeft zowel vorig jaar als dit jaar het beleidsplan goed gelezen want men heeft er beide keren vragen
over gesteld. Maar tussen die tweemaal vragenstel leri j heb ik t.a.v. de prioriteit van een crisiscentrum
in de notulen van de vergaderingen van die raad nooit een fluit terug kunnen vinden. En dan zeg ik:
Als het daar dan uit voort moet komen dan zou ik op zijn minst mogen verwachten dat de functionele
raad zich er een keer mee bezig zou gaan houden om b. en w. ook een beetje meer op de stoel te hel
pen. Ik dacht dat u daarom uw vragen daar kwijt zou moeten in plaats van formeel een lid van het col
lege nog een keer te vragen wat u in feite al weet. Wij zijn er mee bezig en wij zouden graag enige
ondersteuning krijgen in deze.
De Voorzitter: Die laatste opmerking van de wethouder zou ik graag willen onderstrepen. Kunnen
wij hier dan nu afstappen? (De heer Groenewoud: Ja.)
D. Dienst voor de Gezondheidszorg.
De hear Klomp: Dit is n.o.f. punt 296. Ik soe freegje wolle: Wachtet de bou fan in nij kankersin-
trum op it ta stan kommen fan de fusy fan de sikehuzen? Ik stel dizze fraech om't ik bigrepen haw dat
dizze saek nochal hwat haest hat, ek yn it bilang fan de pasjinten yn forbdn mei nije bistrielingsme-
thoaden en -apparaten. Dêrom wol ik wol graech hwat ynformaesje oer dizze saek hawwe,
De heer Schaafsma (weth.): De S.K.F. staat wat de bouw betreft volledig los van de bouw op loka-
tie-zuid en de functieverdeling van de bedden over de lokaties noord en zuid. Wij hebben zelfs al 8 of
9 bouwvergaderingen gehad met het bouwteam en ik verwacht dat men de zaak wat het bouwteam be-
freft dit jaar nog rond heeft. Wij hebben inmiddels een voorbereidingskrediet - dat wil ik toch even