érm memoreren - aangevraagd van 2,5 ton, waarop de besturen van Diakonessenhuis en Bonifatiushospitaal - elk is nog voor zich verantwoordelijk voor de eigen lokatie - zich voor een derde deel garant hebben verklaard. Wij hebben in principe een bouwaanvraag uit doen gaan naar de rijksoverheid; daar hebben wij antwoord op gekregen. Dit is ook al met een gunstig advies door de Commissie voor de Ziekenhuis voorzieningen van de Provinciale Raad. Wij verwachten dus geen enkele moeilijkheid en geen enkele vertraging in de bouw van het kankercentrum op de bouwlokatie-zuid. Dat het natuurlijk een ad hoc- situatie is waar wij terdege rekening mee moeten gaan houden bij de vraag hoe het totaal in de toe komst er uit moet gaan zien weten wij wel, dat is een vervelende situatie, maar wij kunnen de zaak niet op slot zetten omdat wij nog niet weten hoe het met de nieuwe lokatie-zuid komt, de S.K.F. wordt zo vlug als mogelijk is van een nieuwe huisvesting voorzien. PAR. 12. BELEIDSSECTOR CULTUUR. A. Algemeen. De heer Ten Hoeve: Het antwoord op vraag 331betreffende de Accommodatienota, verbaast mij wel wat. Ik meen dat wij 3 jaar geleden bij de begrotingsbehandeling een zelfde soort vraag hadden en dat u toen antwoordde: Wij zullen zeer binnenkort met deze Accommodatienota komen. Nu zegt u: Wij moeten eerst nog een T.A.P.-functionaris of een I.J.W.-functionaris aantrekken die moet gaan in ventariseren, daarna kan het werk pas beginnen. Ik had gedacht dat de werkzaamheden op dit terrein al veel verder gevorderd waren, de korte termijn die destijds genoemd is is natuurlijk al lang over schreden. Hierbij moet nog opgemerkt worden dat u het terrein uitbreidt maar dat u even goed als ik weet dat er in de sector cultuur op het ogenblik toch grote problemen zijn en dat er snel een aantal beleidslijnen getrokken moeten worden. De heer Schaafsma (weth.): Ik dacht dat de neer Ten Hoeve ook wel weet dat destijds de vragen duidelijk sloegen op de vrij nauwe sector cultuur. Die inventarisatie is voor een groot deel wel gedaan. Waar het nu om gaat is dat wij de Accommodatienota in een breder kader gezet hebben, het gaat daar bij niet meer alleen om cultuur maar ook om andere sectoren van het welzijn. Wij hebben het altijd over multifunctioneel gebruik van accommodaties en dat moeten wij natuurlijk ook gaan bekijken in dit kader. De Accommodatienota waar wij aan denken is dus een nota in een breder kader. Dat wij misschien toch wel wat traag geweest zijn is een gevolg van het feit - dat is toch ook wel een factor geweest - dat de rijksbijdrageregelingen deze zaken wat opnieuw gaan ordenen. Wij weten nog niet wat daar de uiteindelijke consequenties van zullen zijn. Mede in het kader van die nieuwe regelingen zeggen wij: Wij mogen blij zijn dat wij de zaak niet al afgedaan hebben, anders hadden wij opnieuw moeten beginnen. Wij hebben het in het brede kader ook niet voor elkaar kunnen krijgen. Op het Bu reau Culturele Zaken zitten 4 man waarvan minstens één man een groot deel van het jaar niets anders doet dan beleidsvoorbereiding voor de Culturele Raad en de beleidsnota en de financiële groepering van de cijfers. De bezetting is op die afdeling bepaald niet riant. Wij moeten, als wij de Accommoda tienota in een breder kader willen maken, hulp van buiten hebben. Wij hebben hulp aangevraagd, wij moeten een academicus hebben; wij zijn in Den Haag bezig die hulp te krijgen en hopen die op korte termijn te hebben. De heer Ten Hoeve: Dat "op korte termijn" klinkt mooi, dat stond de vorige keer, geloof ik, ook in het antwoord. Ik zou toch wel graag willen weten wanneer wij die nota nu eindelijk eens tegemoet kunnen zien. Het zou leuk zijn als hij nog in deze zittingsperiode van de raad behandeld zou kunnen worden De heer Schaafsma (weth.): Wij moeten natuurlijk ook nog wat over laten voor een nieuw college, als ik het allemaal al gedaan heb is er voor mijn opvolger niets meer. Wij hebben hiervoor iemand no dig die zich er volledig aan kan geven. Wij zijn op het ogenblik in onderhandeling met het arbeidsbu reau om dit voor elkaar te krijgen. Als wij deze man niet krijgen dan is het niet mogelijk iets toe te zeggen. U kunt niet van mij verlangen dat ik zeg dat u over een halfjaar die nota op tafel hebt; dan zullen wij na dat halfjaar moeten hopen dat niemand meer weet dat het toegezegd is en ik ben bang dat van de 37 leden in ieder geval een paar het zich herinneren. Ik kan geen ijzer met handen breken, er zal eerst iemand moeten komen die de zaak gaat coördineren, want binnen de afdeling S.Z.W. kan niemand daarvoor gemist worden. Wij moeten een T.A.P.-er of een I.J.W.-er hebben die dit werk gaat doen. Als wij die niet krijgen dan zijn onze handen gebonden, dan wordt het een kwestie van langere termijn, dan wordt er te hooi en te gras iets aan gedaan; het tempo wordt bepaald door het aantal man uren dat er aan besteed kan worden. (De heer Ten Hoeve: Ik vind dit niet zo'n bevredigend antwoord.) Nee, dat is het ook niet, maar waar niet is verliest de keizer zijn recht. De Voorzitter: Als ik u zeg dat wij ons best zullen doen dan helpt u dat ook niet veel, maar het is zo. (De heer Ten Hoeve: Dat "wij doen ons best" hebt u wel vaker gezegd; soms geloof ik dat wel, maar soms moet ik het ook wel eens in twijfel trekken.) Maar dan herhaal ik met vee! nadruk: Wij doen ons best. (De hear Miedema: Der twifelje wy ek net oan.) Né, jo twifelje der net oan. B. Museum Princessehof. De hear Van der Veen: Even eat oer punt 334. It is fansels in prachtige meifaller dat der krekt tsjinoer it Princessehof in mooglikheit is om in depot to meitsjen. Mar myn fraech is: Der sille wier- skynlik ek aerdich kostbere dingen yn opburgen wurde, hoe binne de foarsjenningen foar de bifeiliging fan de saken dy't der dan yn depot komme? Is dér al oer tocht of is it mear in saek fan hwat minder riskante dingen dy't der opslein wurde en sjogge wy dan letter wol ris wer hoe't it komt? De heer Ten Hoeve: Hoewel ik onderschrijf wat de heer Van der Veen vraagt kan ik op dit moment wel akkoord gaan met uw voorstel. Ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om toch nog een opmer king over deze zaak te maken. Wij hebben in de raad vele malen gesproken over de woonfunctie in on ze binnenstad en ik heb al vaker gezegd dat het gebied waar zo langzamerhand nog gewoond kan wor den uitermate beperkt is. Wanneer je in verschillende commissies zit en je hoort ook nog wat verschil lende stichtingen en verenigingen willen dan is het zo dat op dit moment juist op dat deel van de bin nenstad waar nog gewoond kan worden een groot beslag wordt gelegd. Ik hoef alleen in dit verband de Grote Kerkstraat maar te noemen. Daar hebben wij het Princessehof dat wel graag wil uitbreiden tot aan de Doelestraat toe, daar hebben wij de Fryske Kultuerried die groeit en een Frysk Letterkundich Museum. In een ander deel van de stad is er het Fries Museum dat groter wil worden. Langzamerhand wordt juist dat specifieke deel van de binnenstad dat nog geschikt is voor wonen opgesoupeerd. Ik vind dat wij in ieder geval als gemeente met onze instellingen - ik heb nog vergeten het Gemeente-Ar chief te noemen waar eigenlijk een zelfde zaak speelt - met deze ontwikkelingen ontzettend voor zichtig moeten zijn op de terreinen waar wij in ieder geval directe zeggenschap hebben. Waarschijn lijk zullen wij, gezien de uitspraken die wij gedaan hebben, wel eens een andere richting uit moeten dan steeds verder uitbreiden op dezelfde plaats. (De Voorzitter: U hebt de discussies in de vorige raad niet meegemaakt.) De heer Schaafsma (weth.): Om maar met de depotruimte te beginnen, mij was een andere depot ruimte liever geweest. De heer Ten Hoeve heeft eigenlijk de reden al aangegeven. Afgezien van de wenselijkheden die hij op tafel legt ontbreken ons op het ogenblik ook de financiële middelen om van het Princessehof een blok te maken dat zo ongeveer uit komt bij het Coulonhuis; dat zou op zichzelf niet zo gek wezen, dan konden wij de collectie ook wat rianter uitstallen en was het probleem van depotruimte en beveiliging gemakkelijker op te lossen. Dat zit er niet in en wij zijn daarom uitgegaan van de realiteit en die is dat wij op dit moment broodnodig depotruimte moeten hebben. Nu wil ik de zaak wel scheiden; wat wij op dit moment verstaan onder depotruimte voor het Princessehof in een school is depotruimte voor tentoonstellingsmateriaal en minder waardevol materiaal. Als wij op het ogenblik een tentoonstelling hebben dan is het het grote probleem dat de gebruikte stellingen in elkaar geschopt worden en bij het afval komen, terwijl je voor een volgende tentoonstelling hetzelfde materi aal wel weer zou kunnen gebruiken; het'is zonde van het materiaal, maar wij hebben er geen opslag ruimte voor. Wij hebben dus ruimte nodig voor grote stukken tentoonstellingsmateriaal, losse vitrine kasten die wij tijdelijk kwijt moeten en dat soort zaken. Wij hebben ook depotruimte nodig voor ons waardevolle tentoonstellingsmateriaal dat wij niet uitgestald hebben. Op het ogenblik is een verbouw in de maak die hopelijk nog in december aan de raad kan worden aangeboden bij begrotingswijziging. Daarbij proberen wij de ruimte die wij in het Princessehof hebben zo economisch mogelijk te gebruiken; in enkele zalen waar op het ogenblik vitrines zijn zullen die zo worden veranderd dat door het beves tigen van een soort kisten op wielen onder de vitrines bergruimte wordt gecreëerd om de weinige ruim te die wij hebben te kunnen benutten. Ook op de tegelafdeling is ruimtegebrek; wij hebben een hele hoop tegels in depot die wij op het ogenblik niet kunnen tonen. Een deel van de meest waardevolle te gels kunnen wij tentoon stellen, maar het studiemateriaal voor wetenschappelijk werk zal ook voor de hand moeten liggen, die tegels zouden wij graag in uitschuifbare laden hebben die je af kunt sluiten. Door de door mij genoemde oplossing ben je een heel stuk van de problemen kwijt. Wij denken niet alleen aan deze school, want ik wil wel toegeven dat die school voor ons een noodoplossing is, ook

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 77