Z <5t> 2 school gebeurt en hetgeen gebeurt in de buurt er omheen. Dat is met bestaande schoolgebouwen moei lijk want die staan er al en die zijn typisch toegesneden op alleen maar onderwijsactiviteiten, maar wanneer je aan nieuwbouw begint zijn er wat de bouw betreft meer mogelijkheden. Dan kan je zeggen dat je b.v. in Camminghaburen - daar gaat het hier om - waar nog gebouwd moet worden zou kunnen proberen om een verhouding tot stand te brengen in de bouw wat een bouwsoort oplevert waarbinnen zowel onderwijsactiviteiten als welzijns- en buurtactiviteiten zouden kunnen plaats vinden. Nu bestaat er een bouwteam voor Camminghaburen en als je de samenstelling daarvan bekijkt dan zijn dat in over grote meerderheid mensen die betrokken zijn bij onderwijszaken. Als ik het goed heb dan zit er één ambtenaar van S.Z.W. in en dat is numeriek heel weinig. Mijn vraag is dan: Als je werkelijk zou stre ven naar wat dan met een duur woord multifunctionele bouw heet - het hoeft niet zo multi maar het zou wel voor iets meer geschikt moeten zijn dan alleen voor onderwijs - zou het dan niet van belang zijn om dat bouwteam wat uit te breiden met mensen uit sectoren buiten het onderwijs? Als je dat niet doet en het gewicht van de onderwijsmensen in het team erg groot is dan zou dat al zijn schaduw vooruit kunnen werpen voor wat er uiteindelijk aan gebouwen uit zal komen, n.l. een typisch onder wijsinstituut. Mijn vraag is dus of dat team breder zou kunnen en of er dan vanuit zo'n team niet wat meer gewerkt zou kunnen worden naar het Ministerie van Onderwijs maar ook naar het Ministerie van C.R.M. voor wat betreft de mogelijkheden op financieel gebied, zodat je niet als einddoel - daar ben ik wel eens bang voor - een modern schoolgebouw krijgt met misschien nog een aardigheidje eraan gebouwd waarin je iets van buurtactiviteiten zou kunnen onderbrengen, maar een gebouw dat behalve voor onderwijs ook duidelijk bestemd is voor buurtactiviteiten. De heer Visser: Ik wil even aansluiten op hetgeen de heer De Pree naar voren heeft gebracht m.b.t. de eventuele multifunctionaliteit van een schoolgebouw in Camminghaburen. Wij hebben onlangs een bezoek gebracht aan Zwolle en daar hebben wij in de Aa-landen een buitengewoon prachtig gebouw kunnen bezichtigen. Ik heb daar ook de indruk gekregen dat het een van de weinige projecten in ons land is dat tot stand gekomen is omdat de mogelijkheid op het ogenblik door C.R.M. is geblokkeerd. Een ander punt is nog de scholenbouw in deze nieuwe wijk. Er is een schema opgesteld en volgens dat schema zal men tijdig in de gebouwen kunnen voorzien. Mijn vraag is: Bent u er ook zeker van dat de financiën tijdig ter beschikking zijn? De heer Geerts: Ik wil graag iets te berde brengen bij punt 194 waarin gesproken wordt over tem porisering van plannen voor scholenbouw. Nu heb ik eigenlijk een punt gezocht waar mijn praatje bij past en ik dacht dat het hier het beste bij paste. Mijn opmerkingen betreffen de school in Goutum. Er is bij b. en w. een brief binnengekomen van de oudercommissie en daarin is vermeld dat in Goutum sprake is van een noodsituatie, er zit een zesde klas in een hal, een erg onrustig geheel, de kinderen zitten op de tocht en alle kinderen die naar het toilet moeten moeten door die hal er naar toe. Een en ander is niet bevorderlijk voor een goede gang van zaken op die school. Nu is het zo dat wij in het late voorjaar in de raad het besluit hebben genomen daar een noodlokaal neer te zetten. Dat noodlo kaal is nog steeds niet gerealiseerd. Dat is wat vreemd want in de raadsbrief werd gesteld dat de enige moeilijkheid die zou kunnen optreden artikel 14 van de Monumentenwet zou zijn omdat het lokaal op de terp gebouwd zou moeten worden. Nu blijkt echter dat op 25 april 1 977 een voorbereidingsbesluit genomen is en daarbij is het dan zo dat, indien er geen weigeringsgrond is, een bouwvergunning moet worden aangehouden. Nu kan je daarvan afwijken als je een beroep doet op de anticipatieprocedure van artikel 50 van de Woningwet. Daarvoor is wel nodig dat er een terinzagelegging plaats vindt. Nu is er op die terinzagelegging een bezwaar gevolgd van een van de naastliggers. Over dat bezwaar zou je wel het een en ander kunnen zeggen. Het noodlokaal zou heel ruim binnen de rooilijnen van het oorspronkelijke bestemmingsplan gezet worden, het zou ook vrij ver van het huis van degene die be zwaar heeft af gezet worden, n.l. 16 meter, het zou ook nog ongeveer gezet worden in het verlengde van de achtergevel. Al zou dit niet zo zijn, het lokaal kwam ver binnen de rooilijnen die op het be stemmingsplan zijn aangegeven. Het bezwaar is dus niet zo erg reëel, het is ook niet te verwachten dat ged. staten niet een verklaring van geen bezwaar af zullen geven, maar wij hebben tegenwoordig een Wet-Arob en wat daar nog uit zou kunnen komen is twijfelachtig, de kans bestaat dat deze zaak opgehouden wordt. In de brief wordt verwondering uitgesproken, verwondering over het feit dat toe passing van artikel 50 noodzakelijk was terwijl in de raadsbrief eigenlijk alleen gesteld werd dat arti kel 14 van de Monumentenwet nog een hinderpaal zou kunnen zijn. In de brief wordt ook gevraagd of er niet een andere plaats dan deze mogelijk is om met reclamant tot overeenstemming te komen. Ik heb net al gezegd hoe ik daar zelf over denk, maar goed, dit is een suggestie die in deze brief gedaan wordt. Een derde naar mijn mening veel belangrijker punt is of toch niet kan worden overwogen om in plaats van een noodlokaal een definitief lokaal neer te zetten. In uw overwegingen zegt u dat dat lo kaal er voor 5 jaar staat en dat het dan niet meer nodig is; daarbij gaat u uit van prognoses die in dit voorjaar gemaakt zijn. Nu was er als prognose voor 1977 dat er 138 leerlingen zouden zijn, er zijn nu 139, dus dat lijkt aardig. Maar het klopt niet want bij die prognoseberekening is uitgegaan van een groter aantal gebouwde woningen dan thans het geval is. Ik heb nog eens even nagegaan hoe die bere kening was opgezet en er zitten ongeveer een 20-tal woningen tussen. Als je de berekening van de vo rige keer daarop zou hanteren dan kom je op ongeveer 10 leerlingen meer dan in de prognoses van een halfjaar geleden. Als je daar dan even verder op redeneert dan kom je op een termijn van 1980 dat er nog een 133 leerlingen zijn, dus ruim boven de 125. Wij weten dat er in 1983 integratie tussen kleuter en lager onderwijs te verwachten is waar ook schoollokalen voor nodig zijn. Nu weet ik wel dat loka len voor kleuteronderwijs niet precies hetzelfde zijn als lokalen voor lager onderwijs, maar anderzijds dacht ik dat het niet zo is dat je geen kleuteronderwijs kunt geven in lokalen die gemaakt zijn voor lager onderwijs. Al die argumenten leiden tot de vraag of wij toch niet, ook i.v.m. het feit dat de kans bestaat dat dat noodlokaal er vooreerst niet komt doordat er een procedure gevolgd moet worden, zou den moeten overwegen een definitief lokaal te realiseren. In de brief wordt dan nog als argument ge noemd: Misschien zou er dan ook een beter architectonisch geheel komen en een betere bescherming van de terp plaats vinden. Wat ik u nu gezegd heb is gedeeltelijk een weergave van wat in de brief staat, maar zijn gedeeltelijk ook overwegingen van mijzelf, vooral waar het de prognoses betreft. Ik geloof dat wij dit sterk moeten overdenken. Ik ben bijzonder benieuwd naar de reactie van de wethouder. De heer Ten Brug (weth.): Eerst de vragen van de heer De Pree n.a.v. het antwoord op vraag 193. Hij zegt dat hij in feite geen moeite met het antwoord heeft, maar dat hij het wel wat overdreven vindt dat er gezegd wordt dat de kwestie van de integrale beleidsplanning hierbij een rol dient te spe len. Ik geef toe dat je dat stuk van het antwoord niet zo zwaar moet wegen dan de rest. Ik wil er wel bij zeggen dat het feit dat wij dit jaar en volgend jaar geen kans zullen zien dat beleidsplan in elkaar te zetten voor de leden van de afdeling en de leden van de Onderwijscommissie niet nieuw is want dat heb ik hun reeds meegedeeld; de reden daarvan ligt dan voornamelijk in de situatie die in de eerste helft van het antwoord wordt vermeld. Het is niet de bedoeling - wij zijn al met twee proefgebieden bezig - de hele integrale aanpak naar sint-juttemis te verwijzen. Dat dit zeker een zaak is van over leg met de Onderwijscommissie is duidelijk, ik stel mij voor om als wij er mee bezig zijn een opsom ming te geven van wat er is; er zit wel een bepaalde lijn in, als je een aantal beleidsplannen naast elkaar legt en de toelichtingen op de begrotingen leest dan kan je duidelijk zien dat wij daar niet zo veel van afwijken. Het zwaartepunt ligt bij het kleuter- en lager onderwijs en wat nieuwe dingen be treft voornamelijk bij het stimuleren van h.b.o. en de samenwerking daarvan met het wetenschappelijk onderwijs. Het aandragen van het materiaal zal hier gebeuren, maar het ordenen er van zal zeker ge beuren in overleg met de Onderwijscommissie. De heren De Pree en Visser hebben gesproken over de multifunctionaliteit van de schoolgebouwen in Camminghaburen. Nu krijg ik als ik hen hoor een beetje de indruk dat zij de uitvoerige discussie vergeten zijn die wij in deze raad hebben gehad over de schoolgebouwensituatie in Camminghaburen, waar uiteindelijk uit resulteerde dat wij op twee plaatsen zouden zorgen voor vestiging van openbaar onderwijs in de wijk en op een derde plaats voor vestiging van bijzonder onderwijs. Er is toen ook dui delijk geworden dat uit die situatie zou voortvloeien dat het moeilijk werd - alleen al om de situatie van de drie vestigingsplaatsen - om een behoorlijk zwaar accent te geven aan het multifunctionele van de gebouwen, m.n. omdat de gebouwen die er toch in die wijk moeten komen in het kader van sociaal- cultureel werk in het centrum zullen moeten worden gevestigd. Vandaar ook dat het bouwteam opdracht heeft gekregen om een schoolgebouw voor een x-aantal leerlingen op te zetten; het moet wel een school worden die op onderwijsgebied enige multifunctionaliteit heeft en die voorts op kleine schaal in zou kunnen spelen op de behoefte van de buurt. Daarom is er ook iemand van S.Z.W. in deze groep ge zet. Ik kan mij voorstellen dat je, als je de samenstelling ziet, denkt: Dat zijn allemaal onderwijs mensen, maar dat is ook weer wat overdreven; de wethouder vertegenwoordigt dan toch altijd nog het college en bij de start zijn ook een aantal vergaderingen door de heer Rijpma voorgezeten omdat hier ook nog een aantal stedebouwkundige consequenties aan zaten. Verder is de D.S.O. er bij en de op dracht aan de D.S.O. zal door het college worden omschreven. Ik kan u zeggen dat het resultaat is ge weest dat men tot de conclusie kwam dat bij deze scholen in zo'n buurt met name behoefte zal zijn aan een peuteropvang; indien enigszins mogelijk zou de ruimte voor die peuteropvang geschikt moeten zijn om 's avonds voor andere dingen te gebruiken. Dat zou kunnen betekenen dat, als je dat zelfstan dig deed in dat ene gebouw, dat vele van de problemen die rondom die multifunctionaliteit bestaan een gemakkelijke oplossing zouden krijgen. Er zijn vele voorbeelden van. De heer Visser noemde Zwolle, maar er zijn ook veel grote scholen voor voortgezet onderwijs met honderden leerlingen die door de kantine multifunctionaliteit hebben; ik zou Sneek als voorbeeld kunnen noemen, daar is de zaak op

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 80