.6-/53
ouders moet plaats vinden. Wat de kinderen op een bepaald moment kiezen ligt aan de situatie thuis. Ik
zeg met opzet niet dat het de schuld van de ouders is, ik zeg: Dat ligt aan de situatie thuis. Ik denk dat
voor dat soort dingen het zwaartepunt dient te liggen bij de samenwerking tussen school en buurt- en
opbouwwerk.
Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Ik wil hier graag even op reageren want ik geloof dat wij wat langs
elkaar heen praten. Ik begrijp dit heje verhaal best en ik vind het ook waar, er moet inderdaad wat aan
gebeuren. Maar laten wij nu eens praten over zo'n wijk waar de wethouder over sprak, waar het niveau
van de school wat lager is door allerlei omstandigheden. Dan is mijn vraag eigenlijk concreet: Ook in
zo'n school zijn uitschieters onder de kinderen die laag kiezen wat het vervolgonderwijs betreft omdat
dat in hun buurt, in hun milieu gewoon past. Die zeggen, om maar eens een voorbeeld te noemen, van
het gymnasium: Dat is niet voor ons. Ik zou willen dat de Schooladviesdienst in ieder geval, als die al
gemene verheffing, zoals u dat zo mooi zei, niet lukt of moeilijk gaat, die uitschieters opvangt en
probeert de omgeving van zo'n jongen of meisje - de ouders, de leerkrachten - te motiveren. Ik denk
dat het t.a.v. meisjes meer nodig is omdat daarvan nog gauwer gezegd wordt: Dat hoeft niet. Ik zou
willen dat de Schooladviesdienst de mensen in dergelijke gevallen een steuntje in de rug tracht te ge
ven. Dat was hetgeen ik bedoelde.
De heer Ten Brug (weth.): Ik moet eerst zeggen dat het aantal uitschieters vrij gering is. Dat komt
omdat, gezien de situatie waarin men verkeert en de mogelijkheden die de school dan kan bieden, de
kinderen - ook de kinderen waarvan je zou zeggen dat ze het kunnen - gemiddeld lager eindigen dan
kinderen die leven in een sociaal-cultureel betere situatie. Of dan ook nog in de uitzonderingsgevallen
een lagere opleiding voor de kinderen wordt gekozen dan is geadviseerd - en dan met name voor meis
jes - weet ik niet. Ik ben graag bereid dat te laten nagaan.
C. Randvoorzieningen.
De heer De Pree: De vragen 205 en 206 zijn, zoals ze hier staan, nog vrij vaag, ook de antwoorden
zijn dat. Dat komt omdat het eindresultaat van de besprekingen er nog niet is. Toch is het wel zo dat ik
begrepen heb dat het zowel bij de creatieve ontwikkeling op scholen als bij de natuureducatie in feite
gaat om twee heel verschillende visies. Kort samengevat: de ene visie, een typisch traditionele onder
wijsvisie, zegt: Op school hoort alleen les te worden gegeven - ik praat nu alleen over het lager on
derwijs, want daar gaat het hier vooral om - door bevoegde leerkrachten, de andere visie zegt: Dat is
waar, maar je zou de school ook open kunnen stellen voor anderen op basis van specifieke inbreng en
specifieke deskundigheden. Nu denk ik niet dat wij op het ogenblik daarover hoeven te praten, maar
ik vind wel dat, als het waar is wat mij ter ore is gekomen, n.l. dat het om dit verschil gaat wat te ma
ken heeft met je kijk op de plaats die het onderwijs in de samenleving heeft en de relatie tussen onder
wijs en samenleving, de raad daarin gekend moet worden. Ik heb het vermoeden dat het antwoord van
de wethouder op mijn vraag zal zijn - dat leer je zo langzamerhand wel - dat de raad er beslist wel
een keer in zal worden betrokken, n.l. op het moment dat het eindoordeel er is; dan is het een raads
voorstel en daar mag je dan voor of tegen zijn. Vaak vind ik die gang van zaken terecht, maar als het
waar is dat het hier inderdaad gaat om die twee verschillende visies dan vind ik dat de raad daar eer
der in gekend zou moeten worden. Mijn vraag is in de eerste plaats of het college al zo ver is dat het
een standpunt heeft bepaald t.a.v. de vraag hoe het met de creatieve ontwikkeling, de kunstzinnige
vorming en de natuureducatie op de scholen moet, hoe je dat moet doen en wie dat moeten doen. In de
tweede plaats wil ik graag horen of de raad tijdig - ik denk dan niet aan het moment dat er al een be
sluit is dat wij mogen goedkeuren of verwerpen, maar aan een eerder stadium - op de een of andere
manier in deze zaak wordt betrokken. Ik zeg dat ook omdat dit een goede gelegenheid is om op lokaal
niveau over iets anders dan over technische punten te praten. Ik denk daarbij o.a. aan de Contouren
nota waarin heel duidelijk meningen staan van het departement over de openheid van het onderwijs en
dergelijke. Bij dit onderwerp is het een uitgezochte gelegenheid om ook op lokaal niveau naast de
technische punten die wij altijd bepraten inhoudelijk een zaak aan de orde te stellen. Ik zou het jam
mer vinden als dat aan de raad voorbij ging.
De heer Ten Brug (weth.): Er zijn twee commissies bezig om deze zaak te bekijken. Ik ken van
geen van beide commissies nog het eindresultaat. Ik weet alleen dat de commissie m.b.t. de creatieve
vorming het verst is, dat is ook logisch want daar was al een uitgebreid rapport over. Ik heb het idee
dat voor de twee door de heer De Pree gesignaleerde tegengestelde meningen in die commissie een op
lossing is of kan worden gevonden, want da is mij meegedeeld. Als dat waar is dan zullen wij uiteraard
-7" é>0
voor de lijn die de commissie natuureducatie moet volgen ook dezelfde oplossing moeten vinden. Het is
niet zo dat de traditionele onderwijsvisie - u gebruikte dat woord traditioneel niet voor niets
(De heer De Pree: Ik bedoelde het woord niet in afkeurende zin, hoor.) Ik zag dat er wel een beetje in.
Ik wil alleen maar zeggen dat er alleen maar les gegeven mag worden door mensen die daartoe bevoegd
zijn. Je moet hier dus een oplossing vinden waar de rijksinspectie die toezicht houdt en de voorwaarden
stelt mee akkoord kan gaan. Die oplossing kan misschien gevonden worden in de sfeer van de wijze
waarop de Schooladviesdienst de zaak aanbiedt. Dan kan je allerlei contacten houden met het Kreati-
viteitscentrum of met andere instellingen. Ik heb het idee dat men het t.a.v. de creatieve ontwikkeling
in die richting zoekt. Meer kan ik er niet van zeggen, ik weet ook alleen maar van horen zeggen.
(De heer De Pree: Dat doe ik ook. U zegt: Wat je ook doet, je zit vast aan de voorwaarden van de in
spectie. Dat weet ik ook wel. Aan de andere kant kan ik mij voorstellen dat je, als je daar als gemeen
te aanleiding toe ziet, op grond van een keuze die je als gemeente doet ook een inspectie eens onder
druk zet. Dat gebeurt in andere plaatsen ook. Ik zeg niet dat het moet, maar je moet het ook niet bij
voorbaat uitsluiten door tegen zo'n commissie te zeggen: Denk er om, dit zijn de lijnen waarbinnen je
je moet bewegen, want dat zijn de inspectie-lijnen. Als het zo zou zijn dat er nieuwe ideeën zijn die
ook op landelijk niveau bestaan en die wij zinvol vinden dan zou dat aanleiding kunnen zijn om tegen
de inspectie te zeggen: Waarom mag dat niet. Dat bedoel ik eigenlijk met mijn verzoek het in de raad
te brengen voordat alles al weer koek en ei is.) U hebt wel begrepen dat b. en w. helemaal nog geen
standpunt hebben, dat zij nog geen stuk hebben gezien. Dat zou ook wel wat vlug zijn, de raad moet
in december nog besluiten om tweemaal 100.000,-- voor deze zaak uit te trekken waarop ook nog
goedkeuring van ged. staten moet volgen. Het oordeel van de twee commissies komt zeker in de Onder
wijscommissie aan de orde voordat wij met een stuk naar de raad gaan.
D. Huisvesting.
De heer De Pree: N .a .vpunt 209 wi I ik iets zeggen over de Sint AnthonyschoolIk heb van die
kant wat informatie gekregen die mij aanleiding geeft om er hier op in te gaan. Ik hoef niet de hele
gang van zaken weer te geven want die is het college wel bekend, maar het komt er in feite op neer
dat er al enige tijd overleg is tussen de school en het gemeentebestuur, dat op een gegeven ogenblik
aan de school een aantal mogelijkheden is voorgelegd van plaatsen - ik meende dat het er vier wa
ren - waar tussen men kon kiezen voor wat betreft de toekomstige huisvesting, dat men daar blij ver
rast was dat die mogelijkheden er waren - die vier plaatsen waren, is er gezegd, door de D.S.O.
aangewezen - en dat men tot een keuze is gekomen. Toen men echter zo ver was dat die keuze aan
het college meegedeeld werd bleek dat het hele verhaal niet opging, dat die keuzemogelijkheden er
niet waren. Kortom, er is iets scheef gegaan, ik weet niet precies waar en hoe. Er zijn dus toezeggin
gen gedaan op dat punt door de gemeente en ik kan mij voorstellen dat je je als school, om het popu
lair te zeggen, wat voor joker vindt staan als je daar serieus over hebt nagedacht en achteraf blijkt
dat je er niet over had hoeven denken omdat de mogelijkheden helemaal niet bestonden. Ik vind dit
een vervelende zaak, ik neem aan dat het college daar ook zo over denkt. Misschien kan in ieder ge
val wat deze school betreft op dit moment uitsluitsel gegeven worden hoe het er nu mee staat, want
voor zover ik weet wacht men nog steeds op antwoord.
De heer Visser: Ik wil mij graag aansluiten bij de woorden van de heer De Pree. Wij hebben een
dezer dagen een brief gekregen van de oudercommissie van de Sint Anthonyschool. Uit het antwoord
van het college op vraag 209 blijkt al dat het niet alleen een probleem is van het openbaar onderwijs,
ook het prot. christelijk onderwijs zit met dit probleem. Het zijn niet alleen de betrokkenen maar ook
buitenstaanders die toch wel van mening zijn dat hier verandering in moet komen. Dit probleem speelt
al enige jaren en is herhaalde malen aan de orde in de planningcommissie. Ik heb mij een beetje ver
baasd over de inhoud van deze brief. Misschien kan vanavond het verlossende woord niet gegeven wor
den, maar ik vind wel dat hier duidelijkheid in moet komen.
De heer Buising: Het is in Aldldn-west wat de gebouwensituatie betreft ook niet helemaal zoals het
moet zijn. Ik lees ergens dat 3 klassen van De Sprenkelaar en de daarbij behorende kleuterschool in
De Oase les moeten krijgen, dat de diverse inspecties daar niet zo vreselijk voor zijn en daar ook vast
niet voor een langere termijn toestemming voor willen geven. Er zal dus ook wel in de richting van een
noodvoorziening gedacht moeten worden. Ik zou graag van u willen weten op welke termijn dat dan
voor elkaar zou kunnen wezen.