26
Nu geef ik de raad het woord om te discussiëren over dit punt. U zou graag zien dat ik het pakket
uitpak, maar dat doe ik terwille van de tijd nu niet. Bovendien is het aan mij gericht. (Gelach)
De heer Heidinga: Het voorstel betreffende de financiële medewerking t.b.v. het functioneren van
de Stadsvernieuwingskorporatie dwingt ons ook tot enige opmerkingen. Ten eerste moeten wij wel zeg
gen dat in onze fractie geen verschil van mening bestaat over het belang dat gediend wordt door de
S.V.K. Het werk van de S.V.K. vinden wij zeer belangrijk en zal o.i. in de werkzaamheden van de
stadsvernieuwing niet kunnen worden gemist.
Met uw voorstel betreffende de financiering van het coördinerend bureau gaan wij akkoord. Wij
menen ons echter te herinneren dat er begin 1977 een brief van het ministerie is geweest met de mede
deling dat het rijk 70% van de kosten voor zijn rekening neemt. Zo dit het geval is mag de gemeente
er o.i. geen genoegen mee nemen dat in de loop van dit jaar deze toezegging weer wordt ingetrokken
met terugwerkende kracht tot 1 januari 1977. Heeft het college hieromtrent stappen ondernomen en zo
ja, welke?
Betreffende de financiering van de projectbureaus stelt u een ingewikkelde subsidiëring voor die het
ons vrijwel onmogelijk maakt om te overzien of met deze regeling de zaak goed kan functioneren. Bij
ons overheerst de indruk dat dit niet kan. Neem b.v. het aantal plannen waarvan wordt uitgegaan voor
de bepaling van het subsidiebedrag. Er wordt een aantal genoemd van 160 plannen, dat neemt men dan
nog maar aan, want het kunnen er net zo goed 100 zijn. Als het 100 worden is er 50.000, subsidie
naar de knoppen.
Dan is er de bijdrage die van de klanten gevraagd wordt. Het wordt uit de raadsbrief niet duidelijk
wat de klant nu eigenlijk in rekening moet worden gebracht. Er bestaat nogal verschil van mening over
de vraag wat de klant in rekening kan worden gebracht zonder het werk in feite te laten stagneren. Hier
moet, naar wij dachten, overal de gulden middenweg worden bewandeld. Immers, als de plannen te duur
worden wordt ook het subsidie voor de S.V.K. kleiner, want er komen dan minder plannen klaar.
Om kort te gaan, er zitten in dit collegevoorstel veel onzekerheden. Voor de S.V.K. biedt dit
weinig perspectief en daardoor biedt het ook weinig perspectief voor de stadsvernieuwing als geheel.
Bovendien is het een zwaarwegende zaak dat het voorstel voor het personeel dat in dienst is bij de
S.V.K. uiterst weinig perspectief biedt. Wij verkeren in de gelukkige omstandigheid dat wij een aantal
goede vaklieden bij de S.V.K. hebben. De positie van deze mensen is nu reeds niet erg safe - zwak uit
gedrukt - en zal bij aanneming van deze financieringsregeling geheel op losse schroeven komen te
staan. Dit is voor mijn fractie zeer moeilijk te verteren. Al met al valt het ons zeer moeilijk het voor
stel zoals het er ligt te aanvaarden. Wij zijn van mening dat het werk van de S.V.K. door moet gaan en
in ieder geval voor 1978 moet worden veilig gesteld. U zegt zelf in uw voorstel dat het mogelijk kan
worden meegenomen in de meerjarenbeleidsplanning; bovendien staat ons een nieuwe wet op de stads
vernieuwing te wachten. Wij weten ongeveer hoe die wet er uit ziet maar wij weten natuurlijk niet
hoe die wet er uit ziet als hij de Tweede Kamer is gepasseerd. Alles bij elkaar genomen vindt mijn
fractie dat in ieder geval voor 1978 de zaak moet worden veilig gesteld zodat de S.V.K. goed kan func
tioneren en dat wij de kwestie eind volgend jaar wanneer wij de gegevens wel weten opnieuw moeten
bezien., Wij kunnen dan ook zien hoe de financiering moet zijn. Mijn fractie dient hierover een motie
in die als volgt luidt:
"De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 28 november 1977, besluit na dis
cussie over bijlage 477 dat het college in overleg met het bestuur van de S.V.K. tot een regeling van
de financiering van de S.V.K. moet komen die het werk van de S.V.K. en de positie van de bij die
stichting in dienst zijnde werknemers voor 1978 veilig stelt."
Hier tilt onze fractie nogal zwaar aan.
De heer De Beer: De financiering van het coördinerend bureau van de S.V.K. heeft voor ons verder
geen problemen. Anders ligt het met de subsidiëring van de projektbureaus. U gaat er in de raadsbrief
van uit dat de gemeente 500,per klant betaalt. Ligt het nu in de bedoeling om dit bedrag te be
talen aan de bewoner of krijgt de S.V.K. dit geld? Bij de tariefstelling gaat u uit van 160 plannen,
maar als dit getal niet gehaald wordt wat gebeurt er dan? Wie draait dan op voor de gevolgen en wat
is in zo'n geval de rechtszekerheid van het personeel dat in dienst is van de S.V.K.? Tot slot zijn i
wi j met u van mening dat de S.V.Krekening houdende met deze 500,haar tarieven op
kostprijsbasis dient vast te stellen.
Mevr. Visscher—Bouwer: Wij hebben indertijd gekozen voor een S.V.K. steunend op het oude
stadswijkenoverleg, d.w.z. een S.V.K. vanuit de bewonersorganisaties; wij hebben bewust niet gekozen
voor een gemeentelijk bouwtechnisch bureau. Ook kozen wij duidelijk voor een S.V.K. die niet be
leidsbepalend zou zijn maar beleidsvolgend in die zin dat deze corporatie in door de raad vastgestelde
27
vernieuwingsqebieden aan het werk zou gaan vooral voor de eigenaar-bewoners. Ondanks de subsidie
mogelijkheden kwam de woningverbetering van particuliere woningen, dus het verbrokkelde vooroor
logse woningbezit, niet spontaan op gang. Het blijkt dat juist voor dit woningbezit, voor deze eigenaar
bewoners, een S.V.K. zoals die in Leeuwarden functioneert onontbeerlijk is. Het moet een bureau zijn
dat het vertrouwen heeft van de bewoners en dat voorlichting en begeleiding op financieel en bouw
technisch gebied kan geven en dus een uitvoerende functie heeft. Dit in tegenstelling tot het model
Polak dat de verschillende belangengroepen die vaak niet gelijkwaardig zijn wil verenigen en daaruit
dan een stuk beleid wil distilleren en ophoudt als het aan de uitvoering toe is. Dat is dus totaal anders
dan zoals wij het doen. B. en w. hebben reeds contact gehad met het Ministerie van Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening over ons model S.V.K. en hebben ook reeds bij de staatssecretaris aandacht
gevraagd voor dit model. Ook heeft de wethouder met een lid van de S.V.K. een bezoek gebracht aan
het kamerlid Nijpels over de positie van de S.V.K. Hieruit blijkt dat b. en w. positief staan tegenover
ons model S.V.K. In de memorie van toelichting op de begroting van het Ministerie van Volkshuisves
ting en Ruimtelijke Ordening 1978 wordt uitgesproken dat de behandeling van de Wet op de Stadsver
nieuwing in dit parlementaire jaar beoogd wordt. De discussie over het ontwerp Polak is pas begonnen.
Het is dus helemaal niet zeker dat in de toekomst geen financiële bijdrage voor onze Stadsvernieuwings
korporatie is te verwachten. Uit antwoorden van staatssecretaris Schaefer, publikaties in dagbladen en
kamervragen blijkt dat het Leeuwarder beleid sympathiek is ontvangen. Wij vinden daarom dat niet de
mogelijkheid om een structurele oplossing te vinden voor onze Stadsvernieuwingskorporatie moet worden
afgesneden door direct te stellen dat de financiën uit het Fonds Stadsvernieuwing moeten komen. Indien
noodzakelij k dan voorshands als een overbrugging naar een meer structurele dekking. U stelt n.ldat
de 7%-subsidieregeling is veranderd en niet meer kan worden toegepast om de kosten van het coördi
nerend bureau te dekken en u stelt derhalve voor deze kosten ten laste te laten komen van het Fonds
Stadsvernieuwing. Wij vragen ons af of gezien de soepele toepassing van de 7%-regeling, die ook ei
genlijk niet was bedoeld voor de uitvoeringsfase maar voor de voorbereidingsfase, niet bij de staats
secretaris kan worden gepleit voor een nieuwe financieringsbasis voor de S.V.K. als uitvoeringsorgaan.
Dan kan hem tevens worden meegedeeld dat het college een nieuwe regeling ziet als een principiële
voortzetting van de eerste regeling, zodat financiering van de Stadsvernieuwingskorporatie op iden
tieke wijze kan plaats vinden. Wij houden dan, denken wij, de weg open naar Den Haag om toch de
financiering van de S.V.K. door een rijksregeling veilig te stellen. Wij steunen dus wel punt I van het
raadsbesluit om een krediet te verstrekkenivan 131 .000,voor het coördinerend bureau, maar wij
vragen ons af of dit ten laste moet komen van het Fonds Stadsvernieuwing.
In uw voorstel omtrent de financiering van de projectbureaus stelt u deze financiering afhankelijk
van de produktie van de plannen en stelt u ook dat de eigen bijdragen hoger kunnen. De produktie van
160 woningverbeteringsplannen is echter een veronderstelling die volgens de Stadsvernieuwingskorporatie
niet haalbaar is en die bovendien afhankelijk is van factoren die de bouwkundigen van de projectbureaus
niet in de hand hebben, zoals het aanwijzen door de raad van een stadsvernieuwingsgebied, subsidie
regelingen, plannen in fasen, vaststelling van bestemmingsplannen en grootte van het gebied. Ook wat
de eigen bijdrage betreft zijn wij het eens met de Stadsvernieuwingskorporatie dat juist voor de kleine
verbeteringen deze bijdrage nilet afhankelijk moet worden gesteld van de investering maar van het
subsidie dat kan worden verkregen. Uit ervaringen blijkt dat voor de kleine verbeteringsplannen de
kritische grens van het tarief reeds is bereikt. Dus zal de eis dat de bureaus de plannen kostendekkend
moeten maken verhogend werken op de kosten van deze plannen en zullen er minder plannen in uit
voering komen. In feite ontstaat er dan een vicieuze cirkel: Bij minder produktie zullen de kosten per
project hoger moeten worden en bovendien betaalt degene die verbetert ook de kosten besteed aan over
leg met degene die niet verbetert. Wij vinden dat wij als raad niet moeten wachten met een regeling
om de zaak van de S.V.K. goed op een rijtje te zetten tot het beleidsplan 1979-1983, zoals u voorstelt.
De rechtspositie van de betreffende werknemers moet worden veilig gesteld en in ieder geval moet men
eindelijk eens weten waar men aan toe is. Als wij het voorstel volgen, n.l. de afhankelijkheid van de
uitbetaling koppelen aan de planproduktie, dan zijn deze mensen per maand niet zeker van hun baan
en dat kan niet. Daarom stellen wij het college voor te besluiten overeenkomstig punt I van het besluit
en vragen wij om een nieuw raadsvoorstel aan de hand waarvan de raad een uitspraak kan doen over
het voortbestaan van de S.V.K. Of wij de S.V.K. wel of niet in willen passen in ons beleidsplan komt in
feite neer op de vragen: Wat hebben wij over voor de stadsvernieuwing en welke wegen staan nog open
om medefinanciering van het rijk te verkrijgen? Wij moeten wel bedenken dat, indien het ons menens is
met de stadsvernieuwing, deze moet worden gestimuleerd en begeleid - iedereen was het daar ook wel
over eens - en dat wij daarom zo snel mogelijk tot beslissingen moeten komen. Wij kunnen en mogen
niet verlangen dat de mensen op een dergelijke onzekere basis hieraan werken. Wij dienen daarom een
motie in die is ondertekend door mijzelf en door de heer Van der Wal. De motie luidt: