3D
De Voorzitter: U hebt deze opmerking gemaakt en wij zullen die noteren. Ik zeg u graag toe dat
wij dit met de afdeling Financiën zullen bespreken. Ik neem aan dat het mogelijk is dat de automati
sering als zodanig geen aanleiding zal geven tot nare consequenties, want dat is natuurlijk niet de op
zet. Ik zeg u toe dat wij daar speciaal op zullen letten.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezeg-
g:ng van de voorzitter.
Punt 28 (bi j lage no 457)
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 29 (bijlage no. 469).
De hear Jansma: Us fraksje hat him offrege hwerom de provinsje Grinslan net mear mei dizze
stichting fierder yn sé woe en hwat de reden wie hwerom wy yn Fryslan in eigen stichting oprjochtsje
moasten. Dat is ut de stikken eins net foldwaende nei foaren kommen en us fraksje hechtet der oan om
dêr hwat mear fan to witten.
De heer De Vries (weth.): Wij kenden de Federatie Noord van Sociale Werkplaatsen en die om
vatte de provincies Groningen, Friesland en Drente. Binnen die federatie waren 2 sub-groepen: de
Sociale Werkverbanden in Friesland en de Sociale Werkverbanden in Groningen, die weer provinciaal
een overlegkader hadden en die dat weer inbrachten in de Federatie Noord. Wij hadden hier in Friesland
het gevoel dat die Federatie Noord bezig was uit te groeien tot een te star en te groot en te bureau
cratisch lichaam. Men haalde taken naar zich toe waarvan wij vonden dat die daar eigenlijk van ori
gine niet thuis hoorden. Op een gegeven moment kwam er een situatie dat de toenmalige directeur
ziek werd en overleed. Toen besloten wij binnen de Federatie Noord een onderzoekscommissie in te
stellen om na te gaan of wij konden komen tot een vereenvoudiging van het apparaat van de Federatie
van Sociale Werkverbanden. In die zelfde tijd voltrok zich een vrij grote schaalvergroting; met
name in Oost-Groningen ontstonden grote werkverbanden. Deze instellingen gingen op een
gegeven moment de concurrentieslag aan met de Federatie Noord en het gevolg was dat de Groninger
Werkverbanden die in aantal drastisch waren teruggelopen de poten onder de Federatie Noord weg
zaagden, zonder dat wij dit in Friesland in de gaten hadden. Plotseling stonden wij voor het dilemma
dat wij alleen met Friese sociale werkplaatsen verder moesten. Wij hebben gekozen voor dit verband
om daarin met name de bedrijfsgeneeskundige zorg boven water te houden want zonder die bedrijfsge
neeskundige zorg zouden onze Sociale Werkverbanden niet kunnen functioneren. Dit zijn even in tele
gramstijl de achtergronden van het gebeuren in Groningerland.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punten 30 en 31 (bi j lagen nos. 465 en 451
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
De Voorzitter: Ik stel voor punt 32 even over te slaan. Als wij in tijdnood komen kan dit 3 weken
blijven rusten. Akkoord?
De Raad stemt hiermee in.
Punt 33 (bijlage no. 448).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 34 (bijlage no. 442).
De heer Visser: Uw voorstel valt eigenlijk in 2 delen uiteen, het eerste deel betreft de aanpassing
van het tarief van de onroerend goedbelasting waar onze fractie geen moeite mee heeft, het tweede
deel betreft de uitbreiding van de vrijstellingsmogelijkheden als bedoeld in artikel 8 van de Verordening
onroerend goedbelastingen. Volgens de raadsbrief hebben wij wat dat betreft als eerste te maken met de
31
vrijstelling voor de begraafplaatsen die u in uw voorstel motiveertimet te zeggen dat de economische
waarde van bebouwde en onbebouwde aanhorigheden eigenlijk niet vastgesteld kan worden. Daar heb
ben wij begrip voor en wij zullen ons daartegen niet verzetten; hoewel ik er persoonlijk wel moeite
mee heb ben ik bereid om het voorstel te aanvaarden. Het tweede punt is de door u voorgestelde vrij
stelling voor het crematorium. Het valt mij op dat in de raadsbrief voorbij gegaan wordt aan de vast
stelling van de economische waarde, maar naar onze mening kan die waarde wel vastgesteld worden.
Wanneer wij kijken naar de vaststelling van de economische waarde van fabriekshallen of andere be
drijfsgebouwen zijn wij van mening dat ook hier vaststelling van de economische waarde zeer wel mo
gelijk is. Ik meen dat de standpunten - ook het minderheidsstandpunt in het college - wat dit betreft
wel duidelijk zijn en ik wil dan ook het volgende voorstel indienen:
"De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 28 november 1977, besluit geen
vrijstelling van onroerend goedbelasting te verlenen aan crematoria."
De Voorzitter: De heer Visser maakte geen probleem van de vrijstelling van onroerend goedbelas
ting voor de begraafplaatsen, dus daar hoeven wij verder niet op te reageren. Wat betreft vrijstelling
van onroerend goedbelasting voor crematoria, daarbij zijn twee problemen te onderscheiden, n.l. de
vaststelling van de economische waarde en het feit dat ons bij nadere oriëntatie gebleken is dat alle
andere gemeenten waar crematoria zijn de onroerend goedbelasting niet heffen bij crematoria; dit staat
overigens ook duidelijk in de raadsbrief. Niet de vaststelling van de economische waarde maar het
tweede punt heeft bij de meerderheid van het college de doorslag gegeven. Wat betreft de vaststelling
van de economische waarde kan ik u zeggen - dat is geen geheim - dat er wel meer gebouwen met een
eigensoortige bestemming zijn waarvan het een probleem is om de economische waarde vast te stellen
de crematoria staan dus echt niet alleen in deze. Bovendien zou dat bij ons niet de doorslag mogen ge
ven want dan zouden wij met veel meer van deze eigensoortige gebouwen problemen moeten hebben.
U kunt dan ook in de raadsbrief lezen dat het feit dat Leeuwarden de enige gemeente is waar de onroerend
goedbelasting wel geheven zou worden op een crematorium de doorslag heeft gegeven. Daarbij is er
nog een zeker verband tussen begraafplaatsen en crematoria aan te wijzen en dat is de samenhang waar
in de meerderheid van het college aanleiding vond om dit voorstel te doen.
De heer Visser: Ik ben voorbij gegaan aan het feit dat alle andere gemeenten waar crematoria ge
vestigd zijn wel vrijstelling hebben verleend. Wat een andere gemeente doet aangaande vrijstellingen
spreekt mij helemaal niet aan, wij voeren een eigen beleid. Stel het geval dat instellingen die gebou
wen exploiteren in de sociaal-culturele sector met een verzoek tot vrijstelling zouden komen, dan
dacht ik dat de moeilijkheden zich zouden opstapelen. Het zou tot gevolg kunnen hebben dat de der
ving van inkomsten aan onroerend goedbelasting automatisch doorwerkt in de belastingbetalingen van
anderen.
De Voorzitter: Wat dit laatste punt betreft mag ik namens het hele college verklaren - er is geen
meerderheids- of minderheidsstandpunt in deze - dat wij uitermate voorzichtig zijn in het geven van
vrijstellingen juist ter wille van de consequenties. Wij hebben dit echt gezien als een duidelijke uit
zondering en ik kan u de verzekering geven dat wij ook in twijfelachtige gevallen, zoals b.v. het
Waterleidingbedrijf, dat beleid van plan zijn te blijven voeren. (De heer Heidinga: Wat denkt u dan
van aula's en uitvaarthuizen?) Uitvaarthuizen vergelijken wij niet met crematoria en ik meen dat
aula's op begraafplaatsen worden gezien als een onderdeel van die begraafplaatsen en niet belast wor
den. Bij alle andere instellingen is ons niet gebleken dat daar in andere gemeenten wel vrijstelling
aan wordt gegeven en wij zien niet als consequentie van vrijstelling voor begraafplaatsen en crema
toria dat wij ook de gebouwen waarin uitvaartplechtigheden worden gehouden vrijstelling moeten ge
ven. Dat kan ik bij deze ook duidelijk stellen, wij overwegen die consequentie beslist niet.
ik stel voor nu over de ingediende motie te gaan stemmen.
De motie van de heer Visser en mevr. Willemsma-de Jong wordt bij handopsteken verworpen met
22 tegen 11 stemmen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punten 35t.e.m. 38 (bijlagen nos. 450, 453, 452 en 467).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.