32 Punt 39 (bijlage no. 473). Gemeentebegroting, punt 1Grondonderzoek Wi Ihelmi naplein. De heer Kno!: In juni van dit jaar is onze fractie schoorvoetend akkoord gegaan met het voornemen om na te gaan of een parkeerkelder onder het WiIhelminaplein te realiseren was. Wij hebben toen uit drukkelijk gesteld dat de financiële risico's die hieruit voortvloeien niet alleen door de gemeente kun nen worden gedragen. Vanuit het belanghebbende bedrijfsleven diende een duidelijk signaal te komen dat de bereidheid bestaat om in deze risico's te participeren. In het vraag- en antwoordspel van de be groting 1978 is een vraag over deze bereidheid meteen nietszeggend antwoord beloond. Wel is er sprake van de oprichting van een stichting die zich zal bezig houden met de bouw en de exploitatie van deze kelder. Tot de bouw behoort ook een voorbereidend grondonderzoek, zodat het mijn fractie volledig ontgaat waa'om de gemeente de kosten van dit onderzoek op het zere been moet nemen en niet de stichting. De vraag rijst dan ook of wij uit dit voorstel tot wijziging van de Gemeentebegroting moe ten opmaken dat b.v. de belanghebbende grootwinkelbedrijven niet bereid zijn de kosten van zo'n grondonderzoek voor te financieren. Als dit zo is kunnen wij dat hele ding maar beter vergeten. Al met al hebben wij grote moeite om dit grondonderzoek ad 59.000,-- te financieren, omdat dan voorbij wordt gegaan aan de strekking van ons voorbehoud dat inhoudt de financiële risico's tussen gemeente en be- d'ijfsleven te verdelen. De heer Van der Wal: Toen het onderzoek aan de orde was in de raad hebben wij uitvoerig betoogd dat naar onze mening het onderzoek naar de parkeerkelder onder het Wilhelminaplein niet nodig was, omdat toen al te zien was dat het veel te duur zou worden. Wij hebben dientengevolge tegen gestemd en wij zullen dus ook tegen deze 59.000,-- voor grondonderzoek stemmen. De heer Rijpma (weth.)Uit het feit dat wij voorstel len om dit bedrag van 59.000, - -te dekken uit de post onvoorziene uitgaven mag niet geconcludeerd worden dat deze post niet onder te brengen is bij de nieuwe stichting die in voorbereiding is. Er is nog geen stichting, maar er is een stichting in voorbereiding waarvan de statuten op het ogenblik worden samengesteld. Dit houdt ook verband met de inbreng die betrokken groeperingen in de stichtingskosten en de exploitatielasten moeten hebben. Ik moet er bij zeggen dat besprekingen over de deelname in de lasten, die zeker in de eerste jaren niet volledig door de exploitatie zullen worden gedekt, reden geven te constateren dat de bereidheid om in die lasten te participeren groot is. Dat het bedrag van 59.000,-- nu hier staat komt gewoon omdat er op dit moment nog geen stichting is. Er zijn een paar participanten die elk voor zich een voorlopige toezegging gedaan hebben in welke richting een participatie gaat. Dat moet nog in een aantal bestu ren worden afgechecked en bevestigd. Wij verwachten dat het inderdaad zal verlopen conform de sug gesties en voorstellen die er wederzijds zijn geweest. Ook is er overeenstemming over om deze 59.000,— op het moment dat de stichting tot stand komt te beschouwen als onderdeel van de stichtingskosten. Dan zal de gemeente deze post inbrengen. De Voorzitter: Het is dus puur een formeel punt. Als wij op tijd willen starten hebben wij geen keus en dat brengt ons tot de conclusie dat wij, wanneer wij niet een langere stagnatie willen, deze stap wel moeten zetten. Ik wil ook de raad in alle voorzichtigheid zeggen dat wij waarschijnlijk voor subsidie in aanmerking komen. U weet dat dat vorig jaar niet door is gegaan omdat wij toen geen plan nen gereed hadden; wij hebben duidelijke signalen gekregen dat wij, als wij kans zien - maar dat is dan een conditio sine qua non - binnen een zeer afzienbare tijd met concrete voorstellen te komen, een zeer reële kans lopen om een niet onbelangrijk bedrag aan subsidie te krijgen. Ik geloof dat het een heel moeilijke zaak zou worden als wij dat subsidie zouden verspelen doordat wij zelf niet op tijd tot beslissingen kunnen komen. Nogmaals, dit zou door ons ingebracht zijn in de stichting als die er was maar die is er nog niet, zoiets kun je nu eenmaal niet in een handomdraai realiseren. Het is zoals weth. Rijpma heeft gezegd, men heeft aanvaard dat dit bedrag als kostenfactor wordt ingebracht in de stichting. Dat zou voor ons maximaal kunnen betekenen dat als het feest niet doorgaat wij alle lasten kunnen dragen, daar moeten wij reëel in zijn. Maar ik wil u wel zeggen dat het college er volledig op vertrouwt dat de zaak wel doorgaat, het tempo waarin het gebeurt daar gelaten, vooral als wij ge bruik kunnen maken van subsidiemogelijkheden die vrij reëel aanwezig zijn. De heer Knol: Mag ik in de eerste plaats opmerken dat het verkrijgen van subsidie niet het doel is; het doel is wel om een exploitabele garage te krijgen. Het subsidie kan wel zodanig zijn dat de garage 33 toch nog niet exploitabel is. Dat argument spreekt mij niet aan. (De Voorzitter: Ik moet u interrumperen, want u weet natuurlijk net zo goed als ik dat dit een belangrijke stap zou zijn, vooral in de aanloop periode, om de garage aanzienlijk sneller exploitabel te maken dan anders het geval is.) Ik merk alleen op dat het verkrijgen van subsidie op zich geen doel is. (De Voorzitter: Nee, dat is het ook niet.) U gaat voorbij aan mijn tweede opmerking over de belanghebbende grootwinkelbedrijven; het was voor die bedrijven toch niet zo'n bezwaar om dit bedrag voor te financieren bij de stichting in oprichting. Het moet weer bij de gemeente vandaan komen en dat vinden wij een bezwaar. Er zijn jarenlang acties gevoerd, er is altijd beweerd dat de P.v.d.A. nooit iets wil, maar nu komt er geen bezwaar van de an dere kant. (Mevr. Willemsma—de Jong: Ik dacht dat u nogal voor gemeenschapsvoorzieningen in het al gemeen was.) De hear Miedema: Hwat dit punt fan de parkeargaraezje oanbilanget tocht ik dat wy as ried yn prinsipe it bislut nommen hawwe om in undersyk to dwaen nei de mooglikheden fan sa'n garaezje. Ik tocht dat dit underdiel der dudiik by hearde, hwant as men in réeel undersyk dwaen wol dan moat men de tastan fan de groun witte. Myn fraksje hat der gjin inkele swierrichheit mei, wy binne fan bitinken dat de efterstan yn dit soarte foarsjenningen hwat Ljouwert oanbilanget nou wol great genoch is en dat wy gjin risiko nimme meije om dizze foarsjenning langer ut to stellen as nedich is. In oar puntsje is punt 10 fan de Gemeentebigreating oer de bydrage oan de tennisklub yn Goutum dat jo niis oerslein hawwe. Hoe komt dat nou? De Foarsitter: Dat hinget der fan of as wy der straks oan ta komme. As wy der net oan ta komme helje wy it der üt en komt it in oare kear yn de ried, mar as wy der oan ta komme dogge wy it nou. (De hear Miedema: Dêr kom ik efkes op, ik soe jo oanriede wolle en bihannelje it joun, hwant der sit— te noch bistjursleden op de publike tribune dy't de hiele joun wachte hawwe. As wy net langer prate komme wy der nammersto gauwer oan ta.) De heer Bijkersma: Wij onderschrijven de woorden van de heer Miedema geheel. Mijn fractie heeft ook geen moeite met het grondonderzoek van het Wilhelminaplein. Mijn vraag is wel - ik dacht dat u dat al had aangeduid Veronderstel dat dit onderzoek niet doorgaat, betekent dat in concreto dat ook de subsidie-aanvraag die naar ik aanneem nog dit jaar gedaan moet worden niet doorgaat? De hear Singelsma: By it trochbledderjen fan myn archyf foun ik in brief ut 1967 fan de P.P.D. oan it kolleezje dêr't yn stiet dat hja der hielendal net foar binne dat op it Saeilan in parkeargaraezje ré- alisearre wurdt. Ik haw spitigernoch it brief net meinommen, mar my tinkt, dat is in hiel oar lud, dat brief wie my unbikend. (De hear Miedema: Dat brief hienen jo bruke moatten doe't wy oer de prinsipe- bislissing praetten.) Dat is ek sa, mar dat brief wie my untkommen en as jo safolle steapels hawwe dan hawwe jo der wol deiwurk oan om dy allegearre troch to sjen. (De hear Heidinga: Mar dat is 10 jier forlyn!) Ik woe mar sizze dat dit net in punt is dêr't men sa mar oer hinne stappe kin by al üs heech- stimde of net heechstimde forwachtings. Yn elts gefal, it brief leit hjir noch altyd. De Voorzitter: Misschien kan ik even op het financiële aspect ingaan. Ik zal proberen mij zo voor zichtig mogelijk uit te drukken want ik weet dat het moeilijk is. Hét is uitermate moeilijk om groepen die de heer Knol o.m. noemde nu te vragen geld op tafel te leggen, terwijl uiteindelijk niet zij be palen of de bouw van een parkeergarage al of niet doorgaat; die beslissing ligt hier, dat is het kardi nale punt. Deze groepen aanvaarden het volledig dat het bedrag wordt ingebracht in de stichtingskos ten en zij staan er volkomen achter om deze zaak te helpen opbouwen. Ik vind het dan niet reëel om hen nu te vragen mee te betalen in iets waar zij uiteindelijk niet over mee kunnen beslissen of het al of niet gebeurt. U hoeft het daar niet mee eens te zijn, maar het is gewoon de realiteit. Ook wij zijn van mening dat het niet juist is als de gemeente het geld betaalt en dat het ingebracht moet worden als een onderdeel van de kosten van de garage, wat ook zal gebeuren. Ik heb echter ook gezegd dat het enige risico voor de gemeente is dat het feest niet doorgaat, daar moeten wij ons goed bewust van zijn. De raad had al een principe-beslissing genomen en wij als college gaan er van uit dat wij in on ze principe-beslissingen geloven en er hard voor zullen vechten om die waar te maken. Vandaar ook dat ik zonet wees in de richting van die subsidies. De opmerking van de heer Singelsma is gemaakt in een totaal ander kader. Het is u bekend dat wij een heel nauwe binding hebben met provinciale instanties en u mag er van uitgaan dat van die zijde geen bezwaren geopperd zullen worden. Tien jaar geleden heeft de P.P.D. inderdaad kantteke ningen gemaakt, maar toch echt onder andere omstandigheden. (De hear Singelsma: Dat brief leit der noch, dat is nea ynlutsen.) Né, mar as ik jo alle brieven opneame moatte soe dy't wy yn us archyf

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 17