10 renovatiekosten, in totaal dus 76.000,--. Hij woonde dan niet op betere stand en ook had hij geen beter huis, kortom, in zijn situatie was geen verbetering opgetreden, alleen zijn vermogenspositie was veranderd. Met alle bijkomende vergoedingen wil de gemeente ongeveer 37.000,voor zijn wo ning Violenstraat 6 geven. Dat betekent dat de heer Boterhoek er zelf ongeveer 39.000,bij moet doen. Dit offer moet hij dus brengen voor het opknappen van de wijk Oldegalileën. Daar komt dan nog bij dat de heer Boterhoek als hij naar de Bisschopstraat zou gaan weer in een wijk zou wonen waar de gemeente over een paar jaar met renovatieplannen komt. De wethouder merkte zoeven op dat men daar al mee bezig is, het ligt in ieder geval in het verschiet. Het is dus niet ondenkbaar dat de heer Boterhoek dezelfde lijdensweg nog eens zal moeten gaan. Zetten wij dit allemaal eens op een rijtje dan kunnen wij ons er naar mijn mening niet van afmaken door te zeggen dat de gemeente niet meer geld voor deze aankopen heeft en dat het dus onmogelijk is om meer te betalen. Wij maken ons dan aan ernstige discriminatie schuldig terwijl het beleid juist op het tegenovergestelde gericht is. Is het mogelijkerwijs niet zo dat wij juist in dit dilemma verzeild raken omdat wij te veel alles in één keurs lijf willen wringen? Indien wij namelijk dezelfde kostenberekening maken voor een niet gerenoveerd huis in de Violenstraat en een niet gerenoveerd huis in de Bisschopstraat is de aankoopprijs met de daarbij behorende vergoedingen heel redelijk. Is echter een huis wel gerenoveerd en handelen wij vol gens dezelfde kostenberekening dan lijkt het alsof de gemeente zegt: Het is fijn dat u uw woning hebt opgeknapt zonder daarvoor een cent van de gemeenschap terug te vragen, doet u dat nog maar een keer dan levert u ook nog een flinke bijdrage aan het opknappen van de wijk. Het hoeft geen betoog dat zeer velen in mijn fractie daar grote moeite mee hebben. Ik heb dit betoog niet uitsluitend ten be hoeve van de heer Boterhoek uitgesproken, het geldt voor al degenen in die wijk die min of meer in dezelfde omstandigheden verkeren, het geldt b.v. evenzeer voor de heer Wielinga. Hij heeft zijn huis niet alleen gerenoveerd maar ook een groot aantal voorzieningen aangebracht voor een ziek gezins lid. In de taxatieprijs vindt men hiervan niets terug. Naar het ons lijkt kan het aankoopbeleid in de wijk Oldegalileën leiden tot grove onbillijkheden. Wij wachten echter af wat de wethouder ter ver dediging van dit beleid kan aanvoeren, maar wij overwegen de indiening van een voorstel tot een be tere regeling van deze zaak. Dat voorstel luidt: „De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 28 november 1977, besprekende de bijlagen 463 en 464 van de agenda, besluit dat bij het aankoopbeleid in de wijk Oldegalileën moet worden uitgegaan van de jurisprudentie die gevormd is ten aanzien van onteigeningen. Dit houdt in dat de eigenaar volledig dient te worden schadeloos gesteld en dat hij dus niet alleen in vermogen doch ook in inkomen in dezelfde situatie dient te blijven als voor de aankoop het geval was." De hear Singelsma: Wy moatte respekt hawwe foar de fêsthaldendheit fan de hear Boterhoek dy't it eins tsjin it hiele amtlike apparaet yn'e kant set om nei hy mient rjocht to krijen. Nou is nyskes sein dat de gemeente syn uterste best dien hat om elts lid van de mienskip der op deselde manier to bihan- neljen. Der is in taksaesje kommen dy't to leech utfallen is en de gemeente seit: Wy jowe wol 58% fan de taksaesjewearde oan bykommende kosten en komme op in bidrach fan 37.000,Dochs is it sa dat de hearen Boterhoek en Wielinga in lykweardich hus keapje wolle en dan sille hja djipper yn de beurs taeste moatte. Nou mei der foar it earst foldien wurde oan rjocht en oarder, dochs bliuwt der in neismaek oer fan in stikje minsklik leed dat hjir pleats foun hat. Minsken dy't net sa jong mear bin- ne hawwe stikje by bytsje byinoar brocht en komme yn de hjerst fan harren libben nou foar it feit to stean dat hja yn formogen en yn in stikje wengenot efterut geane. Jo sjogge dat, hwannear't hja in lykweardich hus hawwe wolle - de hear Heidinga hat dat foarrekkene, wy witte fan de Simon de Vlie- gerstrjitte dat de renovaesjekosten ƒ59.000,binne -, de hearen Boterhoek en Wielinga om wille fan de mienskip seis mar if restearjende bidrach bypasse moatte; dan mei by alle gelyk fan de fiskmerk dat hjir fan efter de tafel opfierd wurdt sein wurde dat hjir dochs in stikje unrjocht dien wurdf. Ik bin it hielendal mei de fraksje fan it C.D.A. iens, tominsten mei de hear Heidinga, ik wit natuerlik net hwa't de moasje ynlevere hat. Ik fyn it in hiel gewoan teken dat in fraksje fordield stimt(Stim: Dat kin by jo net.) Minsken dy't allinne mar telle en rekkenje by it oantal hawwe fansels altiten gelyk. Dan hie weth. Rijpma krekt ek gelyk hwant dy hie nyskes sahwat alles efter him. It giet net by it oan tal en it giet net by de stimmen. It giet al om it utgongspunt, de wearde fan it oardiel dat hjir dt sprekf. As in fraksje altiten gelyk stimt dan doocht der hwat net, tinkt my. Ik bin bliid dat it C.D.A. tomin sten wol fordield stimt. (De Foarsitter: Dat kin by jo net.) (Laitsjen) Né, laitsje mar as wy great bin ne- De P.v.d.A;. rekkene op 25 sitten yn'e Steafen, allinne hja wisten net hoe't it mei de F.N.P. kaem dus hdlde hja it foarlopich mar op 1 8 d 19, hja halde dus al in bytsje rekken mei us. Mar yn wezen is hjir in lytse tragedy oan'e gong, lit us dat efkes yn'e gaten hdlde. Ik bin mysels der goed fan biwust dat myn kollega seit dat wy yn alle rjochtfeardigens miene to hanneljen. Ik bin der ek fan oerfsjuge dat men bislist mient syn uterste best to dwaen om de minsken gelyk to bihanneljen. Dochs sjoch ik it 1 1 sa dat der in lyts stikje skeef sit. As dat lytse stikje minsklik leed forsêfte wurde kin op hwat foar ma nier ek dan soe my dat tige oanstean. De heer Rijpma (weth.): Het is niet zo eenvoudig om op deze materie in te gaan. Zo zijn er de zakelijke gebruiksrechten. Er is in Nederland een manier van handelen ingeburgerd ook doordat de rechter voortdurend voor jurisprudentie heeft gezorgd. Deze zakelijke benadering is niet altijd af doende zoals ook uit de visie van verschillende raadsleden is gebleken. De heer Geerfs heeft verwoord dat de Commissie Grondbedrijf hef bij haar adviezen aan het college niet gemakkelijk heeft gehad. Hef heeft n.l. nogal wat moeite gekost om een basis te vinden, waarop zoveel mogelijk van de visie zoals die ook door enkele raadsleden naar voren is gebracht zou kunnen worden ingebouwd in de za kelijke visie die van de jurisprudentie bekend is. Onze benadering van de zaak Blok Zwart is zo ge weest dat wij vooruitlopend op een eventueel onteigeningsplan met de eigenaren onderhandelingen hebben gevoerd, zulks conform de bedoeling van artikel 17 van de Onteigeningswet. Dat artikel draagt de onteigenende partij op hetgeen onteigend moet worden te trachten bij minnelijke overeenkomst te verkrijgen. In die omstandigheden is hef naar ons oordeel redelijk dat bij hef bepalen van de koopsom uitgegaan wordt van de schadevergoedingsregeling zoals die gebruikelijk is ingevolge het onteige- ningsrecht. Dit is dus conform de motie die de heer Heidinga meent te moeten indienen, hef is dus een overbodige motie. Dientengevolge zal, in geval iemand door onteigening het woongenot van een hem in eigendom toebehorende woning verliest, te dier zake een vergoeding moeten worden toege kend die hem in staat stelt zich een gelijkwaardig woongenot te verschaffen. Die vergoeding zal op zakelijke basis en naar objectieve maatstaf behoren te worden vastgesteld. Hiertoe zal moeten worden onderzocht of er al dan niet gegronde redenen bestaan om die vergoeding af te stemmen op het in ei gendom verwerven van een vervangende woning. Waf ik u net voorlas was niet mijn zakelijke faal maar was een uitspraak van de Hoge Raad van 29 oktober 1975. Indien meerdere oplossingen in aan merking komen behoort te worden nagegaan welke oplossing tot de minste te vergoeden schade leidt. De persoonlijke, subjectieve voorkeur van de onteigende moet buiten beschouwing blijven. Uitgangs punt is dat de onteigende na de onteigening in dezelfde vermogenspositie verkeert als daarvoor. Tot zover de Hoge Raad. Nu nog een paar feitelijke opmerkingen. Er is dus bestudeerd hoe de vermogensvergoeding zo goed mogelijk zou kunnen worden vastgesteld en ook de persoonlijk te lijden schade. Dat is een toevoeging die de commissie ook in haar overwegingen heeft betrokken. Zij heeft zich daarbij aangesloten bij een uitspraak die naar ik meen in 1973 gedaan is bij een rechterlijke instantie in Assen. Zo is dus een ver goeding ontstaan die verder gaat dan in de erfpachtsbepalingen staat, zoals die door de raad op 13 september 1 91 0 zijn vastgesteld en op 22 september 1 91 0 door gedeputeerde staten zijn goedgekeurd. Het gaat in dit geval om grond in erfpacht en niet om grond in eigendom. Voor grond in erfpacht geldt dat het erfpachtsrecht teniet gaaf door beëindiging op gronden van algemeen nut. Dat betekent in dit geval dat i.v.m. rehabilitatie deze woningen niet gehandhaafd kunnen worden. In de erfpachtsbepa lingen staat dat de gemeenteraad het beëindigen van het recht voor het gehele terrein of een gedeel te daarvan tegen schadevergoeding op gronden van algemeen nuf te zijner beoordeling voor een in het besluit omschreven doel kan uitspreken twee maanden nadat door b. en w. aan de erfpachter van hun voornemen om een daartoe strekkend voorstel aan de gemeenteraad te doen kennis is gegeven. Het recht eindigt voordat de schadevergoeding is bepaald of betaald tenzij bij het besluit een ander tijd stip is bepaald en, behoudens het bepaalde in het vorige lid, niet eerder dan drie maanden nadat het raadsbesluit waarin de beëindiging van het recht is uitgesproken is genomen. In dit geval is het dus niet noodzakelijk dat de gemeente een onteigeningsprocedure volgt maar is in de erfpachtsovereen komst duidelijk aangegeven op welke wijze tot beëindiging daarvan kan worden besloten. De schade vergoeding zoals bedoeld in het eerste lid van het vorige artikel bestaat uit de vergoeding van de waarde van de opstal in de toestand waarin die zich ten tijde van de beëindiging bevindt, vermeer derd met 10% der waarde, evenwel onder aftrek van hetgeen de erfpachter blijkens vaststelling door b. en w. ter zake het erfpachtscontract nog aan de gemeente schuldig is. De waarde van het pand wordt in het geval van geschil bepaald door deskundigen, de taxatie is derhalve bindend. Behalve de ge noemde 10% waarop betrokkene recht zou hebben volgens hef erfpachtscontract zijn er in dit geval door b. en w. een aantal addifieve aanvullingen gegeven. Dit is dus een evoluering van het recht. De ze addifieve aanvullingen hebben betrekking op de beleggingskosten, verhuis- en inrichtingskosten en kosten voor duurder wonen. Waf betreft het laatste is uitgegaan van de schade die betrokkene lijdt op basis van het meerdere dat hij moet betalen. Dit is berekend volgens een rentepercentage van ge middeld 82 en die factor is zoals gebruikelijk bij een onteigeningsprocedure steeds vermenigvuldigd met 10. Ik dacht dat alles in dit geval draaide om de vraag wat de waarde van de woning is. De waar de van de woning is niet wat de gemeente er toevallig voor kan betalen. Wat de gemeente er voor

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 6