14 it hielendal net oer iens. It biswier fan de moasje fan de hear Heidinga is dat wy de oare 22 panden oankocht hawwe op basis fan taksaesje. Ik leau net dat it goed wêze soe en binaderje de leste panden op in oare manier. As der fan gemeentewege sein wurdt: Dizze minsken hawwe it folste rjocht op her- taksaesje, sterker noch, de gemeente advisearret harren dy oan to freegjen en seit: Bineam in taksa- teur, de gemeente bineamt in taksateur, togearre bineame wy in tredde. Dizze trije makelaers krije de opdracht om it hus to taksearjen nei syn hjoeddeiske steat unófhinklik fan it plak dêr't it stiet, dus sunder oftrekpost om't it yn Aldegleijen stiet. Dan mei men oannimme dat de wearde fan dit unreplik guod op tafel komt. It stiet de boarger dan frij om earne oars yn de stêd in goedkeaper of in djurder hus to keapjen, dat is de frijheit fan elke boarger. Dan hat de gemeente sa krekt mooglik probearre de wearde to bipalen en dat is ek hwat de jurisprudinsje seit. De man moat yn ynkommen gelyk bliu- we mar ek syn formogensposysje moat gelyk bliuwe. Dér moatte wy fan utgean. It muoit my mar ik bin fan bifinken dat de oplossing foar dizze minsken is dat hja in arbitraezje oanfreegje. Dat is de ienni- ge mooglikheit om de wearde fan it pand to witten to kommen. Jo sille fan my net hearre dat trije makelaers, hoe't dy dan ek utsocht binne, net by steat binne om it pand op wearde to taksearjen. Wy hoege ek net mear to jaen. De hear Jansma: Hwannear't dizze fiif biwenners akkoart geane mei in ni je taksaesje troch arbi traezje en it bidrach is dan fêststeld, krije hja dan rjocht op deselde taslaggen lyk as dat oant nou ta ek is of leit it dan oars? De heer Rijprra (weth.): Volgens de motie die de heer Heidinga heeft ingediend is gehandeld. Die motie is derhalve, ik herhaal het, overbodig. Ik dacht dat de heer Heidinga het woord „inkomenspo sitie" enige malen heeft gebruikt terwijl hij in wezen het woord „bestedingspositie" bedoelde. Dat zijn twee verschillende woorden. Het inkomen verandert niet. Maar als de betrokkenen in een huis gaan wonen dat een hogere vermogenswaarde heeft dan de oorspronkelijke woning zullen zij voor het wonen meer moeten uitgeven; zij hebben immers een woning met een bepaalde waarde geruild voor een woning met een hogere waarde. Dat betekent dat zij voor dat grotere woongenot extra moeten be talen. Het is precies hetzelfde als wanneer je verhuist naar een andere woning, je krijgt meer woon genot anders verhuis je niet; hier betreft het dan een verplichte verhuizing. De bestedingspositie van betrokkenen verandert echter wel. Ik meen dat daar in feite de pijn zit. In onze procedure zijn ver mogenswaarde en inkomenswaarde zo nauwgezet mogelijk benaderd. Verder is dan nog aan de orde dat de betrokkenen het over de waarde van hun panden niet met de gemeente eens zijn. Die waarde kan nader vastgesteld worden volgens daarvoor in het rechtsverkeer geldende regels. Tot dusver hebben wij betrokkenen steeds aangeraden om de weg van arbitrage te gaan omdat dat de enige weg is om tot een oplossing te komen. Er is een kans dat de raad gebruik zou moeten maken van de mogelijkheid die de erfpachtsbepalingen geven en betrokkenen moet verplichten om zich aan arbitrage te onderwerpen wan neer het niet mogelijk is tot overeenstemming te komen. Het klinkt allemaal waf hard maar het is de rechtsgang die zo rechtvaardig mogelijk is toegepast ten behoeve van belanghebbenden. Voor de vraag of betrokkenen hetzelfde bedrag aan vergoedingen krijgen uitbetaald in de aanvullende schade die ze lijden geldt dat die vergoedingen zijn gerelateerd aan hef bedrag dat voor hef pand betaald moet wor den. Het is dus niet hetzelfde bedrag, het is wel dezelfde regeling. Als er door de taxatie 10.000,-- bij de prijs komt dan krijgt betrokkene niet 10.000,— meer uitbetaald. Dat is volgens de regeling die voorziet in een bijstelpost voor duurder wonen die gerelateerd is aan het taxatiebedrag, hoe ho ger de taxatie des te lager valt die factor uit. De Voorzitter: Ik neem aan dat ik de motie niet nog eens hoef voor te lezen, dat heeft de heer Heidinga al gedaan. Ik stel voor bij handopsteken te stemmen. De motie van de heren Heidinga en Jansma wordt bij handopsteken verworpen met 29 tegen 5 stemmen. Z.h.sf. wordt besloten overeenkomstig hef voorstel van b. en w. met aantekening dat de heer Hei dinga wenst te worden geacht tegen te hebben gestemd. De Voorzitter schorst, om 21 .00 uur, de vergadering voor de eerste pauze. De Voorzitter heropent, om 21 .20 uur, de vergadering. 15 Punt 14 (bijlage no. 475). De hear Singelsma: Ik haw bigrepen dat it terrein fan de hear Mellema in oare bistimming kriget. (De Foarsitter: Dat leit him oan'e ried natuerlik.) Ja, krekt. Nou, ik haw my efkes de eagen utwreaun. Ik tocht dat yn de Kommisje Romtlike Oardering de stimming wol hwat oars wie. Mar doe kaem my yn't sin dat de P.v.d.A.-fraksje om de ien of oare reden net oanwêzich wie en dat yndied de mearderheit der wol foar wie om dit stikje groun in nije bistimming to jaen. Der hie wol even by sein wurde mocht dat de P.v.d.A.-fraksje net oanwêzich wie, hwant dirtroch foei de stimming in byfsje ungelokkich üt. Ik hoopje net dat dat ynfloed hawn haf op de bislissing fan it kolleezje- Ik fyn it mar in rare gong fan saken. In terrein dêr't allinne in yndustry him fêstigje mei kin nou sa mar in oare bistimming krije, ntl. wenningbou. Ik fyn dat eins in bilied dat net foldwaende oertocht is, it is in soarte fan „ad hoc"-bi- lied. Ik bin der foar dat in bistimmingsplan hwat fleksibel is. As de omstannichheden har wizigje moat men ek ré wêze om in bistimmingsplan oan to passen. Nou't der dochs oer it generael fan in oar sfan- punf utgien wurdt en der protesten komme fan de eigner wurdt ynienen fan dat terrein de yndustrybi- stimming ofnommen en komt der in wenbistimming op. (De hear Ten Brug (weth.): Dat moat noch.) Ja, dat moat noch, ik stim hjir net foar. De heer De Beer: Mijn fractie is van mening dat dit terrein gezien de ligging geschikt is voor wo ningbouw. Het vormt een goede aansluiting bij Snakkerburen en wij vinden dat het bestemmingsplan Lekkumerend zodanig moet worden herzien dat bungalowbouw mogelijk wordt. Wij zullen derhalve achter uw voorstel staan. Mevr. Visscher—Bouwer:Voor ons ligt een voorstel tot herziening van het bestemmingsplan Lekku merend, n.l. een voorstel om de bestemming van het bedrijfsterrein van de Fa. Mellema na bedrijfs beëindiging te veranderen in een woonbestemming. Het standpunt van het college hierover is verdeeld. In mijn fractie is dit ook het gevalIk spreek - dat zal u duidelijk zijn - namens dat deel van mijn fractie dat zich niet kan vinden in het besluit over te gaan tot bestemmingswijziging. Wij zijn het eens met de argumentatie omtrent de behoefte aan terreinen voor stadsgebonden bedrijven. Wij hebben als raad uitgesproken dat wij de woonbestemming in de stad willen versterken en de consequentie is dat wij dan ook geschikte terreinen moeten kunnen aanbieden voor deze vaak publiekgerichte bedrijven. Wij vinden daarom dat er niet aan deze strook bedrijfsterreinen moet worden geknabbeld en dat wij deze hele strook langs de Ee moeten handhaven. Dit terrein ligt zodanig t.o.v. de woonbebouwing dat het o.i. niet storend is; integendeel, waarom moeten wonen en werken zo streng worden gescheiden, het lijkt mij best gunstig dat er ook nog eens wat anders in een wijk gebeurt dan wonen en dat een kind nog eens iets anders kan zien dan mensen die naar hun werk gaan en weer thuis komen; het kind ziet zo nog iets van het werk zelf en leert het gebeuren daar omheen kennen. Een ander punt is dat wonen daar vooral voor de buurtschap Snakkerburen - dit in tegenstelling met de ideeën van de V.V.D. sfedebouwkundig gezien geen winstpunt zou zijn. Er is nu een natuurlijke, traditionele scheiding tus sen de stadsuitbreiding en de buurtschap Snakkerburen waf er aan meewerkt dat er nog iets van de ei gen leefsfeer kan worden gehandhaafd. Een deel van mijn fractie is dus tegen het raadsbesluit tof be- stemmingswi jziging De heer Heidinga: Mijn fractie is ook verdeeld over dit voorstel. Een aantal van mijn fractieleden is van mening dat de argumenten die het college aanvoert net een tikje zwaarder wegen dan de argu menten daar tegen, bij de anderen is het omgekeerd; het is maar net hoe je deze dingen bekijkt. Som mige mensen in mijn fractie zeggen dat, wanneer deze bestemmingswijziging wordt toegestaan, dit de wijk Lekkumerend ten goede zal komen, het is een leuk hoekje daar en het hele peil van de wijk zal er zeker door worden verbeterd. Deze leden van mijn fractie nemen ook in de beschouwing mee dat op dat terrein gewerkt moet worden en dat het verkeer dat daar langs gaat door die wijk moet. Nu is er de laatste jaren bij de betonfabriek van de Fa. Mellema niet zo heel veel zwaar verkeer maar wie garandeert dat dat zo blijft wanneer er een ander betonbedrijf komt en b.v. zware mixers of zware stukken beton via de Fam. Van der Weysfraat moeten worden vervoerd. Deze weg is daar totaal onge schikt voor. Die overwegingen tellen dus bij sommigen in mijn fractie mee. Zij zeggen dat hef alles bij elkaar genomen de wijk ten goede komt en dat het zeker is dat het bedrijfsverkeer dan niet meer door de wijk gaat. Zij menen dat wij dat besluit tot bestemmingswijziging wel moeten nemen. Andere leden van mijn fractie vinden het standpunt van de drie tegenstanders in het college wel zo zwaar wegen. Wij zijn bezig met de binnenstad te renoveren en dan moet er hier en daar wel eens een bedrijf verplaatst worden. Daar moeten wij plaats voor hebben en dan komt een plaats dichtbij de binnenstad het eerst in aanmerking. Wij hebben werkgelegenheid nodig. Om deze redenen stemmen zij niet met het besluit tot bestemmingswijziging in.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 8